Voor het eerst in pakweg 30 jaar kwam Madama Butterfly weer naar de Muntschouwburg gefladderd. Een zeldzame kans om eindelijk weer eens van dit hoogtepunt in het oeuvre van Puccini te mogen genieten. ’t Is een meesterwerk dat in zijn ruim honderdjarige bestaan nog niets aan populariteit heeft ingeboet.
Butterfly neemt binnen Puccini’s oeuvre bijzondere plaats in
Hier was een componist aan het werk die geheel in overeenstemming met de toenmalige voorliefde voor al wat uit het Verre oosten kwam een verhaal koos dat zich Japan afspeelde, en zich liet inspireren door Japanse muziek. Het resultaat was een exotisch en origineel werk dat bijvoorbeeld op de jonge Stravinsky een diepe indruk maakte.
En inderdaad: zo effectief en tijdloos is Puccini’s gebruik van alle beschikbare muzikale en theatrale stijlmiddelen dat het lijden van Butterfly ook de hedendaagse toeschouwer nog steeds tot tranen toe weet te beroeren.
De première in 1904 was echter niet het succes waarop Puccini gehoopt had. Hij voelde zich gedwongen om het stuk om te werken van twee naar drie aktes. Nu bleef het succes niet uit en zo werd die laatste versie de meest gespeelde.
Het bijzondere van de Brusselse Butterfly is dat je nu juist de originele, bijna nooit gespeelde eerste versie in twee aktes voorgeschoteld krijgt.
De regie
De Deense regisseur Kirsten Dehlholm kreeg de uitnodiging om de regie van dit ontroerende verhaal over de gefnuikte liefde van een Japanse geisha (Cio-Cio San) voor een Amerikaanse marinier (Pinkerton) op zich te nemen. Een eenvoudig verhaal: Pinkerton trouwt en bezwangert zijn Butterfly, laat haar vervolgens zitten met haar kind en komt na bemiddeling van de Amerikaanse consul na jaren eindelijk terug met zijn nieuwe vrouw om te kijken hoe moeder en zoon het maken. Butterfly ziet in dat ze Pinkerton voorgoed kwijt is en slaat de hand aan zichzelf: wie niet eervol kan leven kan wel eervol sterven. Doek!
De Deense Delholm die haar sporen in het experimentele theater wel verdiend heeft, wil met deze Butterfly een fusie tot stand brengen tussen Japans en Westers theater. Ze heeft daartoe elementen van Japans Bunraku marionettentheater in het verhaal geïntegreerd.
Ze koos daarmee voor een even boeiende als provocerende aanpak. Ze laat Butterfly uitbeelden door een levensgrote pop en verwijdert zich daarmee van de gebruikelijke westerse traditie die gebaseerd is op een realistisch meeleven van het publiek met de gebeurtenissen op het podium. Door het gebruik van een zwijgzame pop die zichtbaar op de been gehouden wordt door drie poppenspelers wil ze de bewegingen en expressie van de zangers tot een minimum terugbrengen en meer ruimte laten voor de muziek, zo zegt ze zelf. Een zwijgende Butterfly is natuurlijk niet genoeg. Daarom heeft ze een dubbelganger uitgedost als spookverschijning van de zelfmoordenares die voorop het podium staat en de partij zingt. De andere personages worden normaal uitgebeeld en gespeeld.
Op zich een interessant gegeven, maar de vraag of die aanpak werkt kan ik helaas niet positief beantwoorden. Immers de kracht van de muziek is zo groot dat je vanaf het moment dat de levende als spookgedaante verkleedde Butterfly die voor op het podium staat haar mond opent, je naar hààr gaat zitten kijken en vergeet dat de eigenlijke emotie door een pop wordt uitgebeeld die een heel stuk verder op het podium staat. Je wordt gedwongen om voortdurend te multitasken. En dat leidt behoorlijk af. Daarbij komt het onnatuurlijk over dat de overige personages wel van vlees en bloed zijn en er gewoon op los zingen en acteren zoals gebruikelijk. De scène waarbij Pinkerton na de huwelijkse plechtigheid zijn poppenbruid omhelst komt dan ook bizar over. Het is alsof je naar twee stukken zit te kijken in plaats van één. Het maakte op mij een onevenwichtige indruk. Wat niet wil zeggen dat deze Butterfly mislukt is, integendeel er valt nog steeds veel moois op de bühne te zien en te horen. Zo vond ik het tussenspel tussen de eerste en tweede acte, waarin het wachten op een abstracte wijze voorgesteld wordt, zonder meer indrukwekkend. Het begin van de tweede acte met en herhaling van de slotscène uit de eerste zorgt ook voor een mooi theatraal effect, evenals het spook van Butterfly die uit woede met een mes het decor bewerkt.
En natuurlijk zorgt de mooie cast er voor dat deze voorstelling in elk geval op muzikaal niveau voor de volle honderd procent geslaagd is. Het is natuurlijk vooral de verdienste van Puccini die een opera heeft geschreven die onder alle omstandigheden overeind blijft!
De cast
Wat er op het podium gebeurde was dik in orde met sopraan Amanda Echalaz die een overtuigende schim van Butterfly speelde en een prachtige Un bel di vedremo vertolkte. Een enkele keer ging ze wat over haar grenzen, maar de emotie kwam zeker over. Ook tenor Leonardo Caimi vond ik prima. Wat een onuitstaanbare male chauvinist pig van een Pinkerton zette hij neer! Een heel sterke rol vond ik ook de Amerikaanse consul die vertolkt werd door Aris Argiris. Een prachtige stem. Krachtig zonder schreeuwerig te zijn. Ook de andere ensembleleden stonden hun mannetje of vrouwtje. En niet alleen vocaal, ook het acteerwerk was uitstekend.
En in de bak? Ook daar was geen wanklank waar te nemen. Dirigent Roberto Rizzi Brignoli had alles goed in de hand. Hier en daar had het wel wat subtieler gekund, maar het zou best kunnen dat de akoestiek van de Operatent op Tour en Taxis, waar de Munt tijdelijk zijn onderkomen heeft, hier de schuldige is.
Aanbeveling: zeker gaan! Er valt ondanks de misschien niet volledig geslaagde regie genoeg te beleven. Het blijft schitterende muziek gebracht door een goede cast, een mooiklinkend orkest en geleid door een vakbekwame dirigent.
Besef ook dat het misschien weer dertig jaar duurt voordat weer Butterfly neer zal strijken in Brussel. Zo lang wil je niet wachten! Grijp je kans dat kan nog tot en met de 14de februari.
Madama Butterfly is nog te horen tot 14 februari. Voor meer informatie klik hier.
- WAT: Madama Butterfly
- WIE: Giacomo Puccini
- WAAR: De Munt, Brussel,
- WANNEER: 3 februari 2017
- Foto ‘s: © Mathias Baus