Met werk van Johann Hermann Schein en Johann Sebastian Bach geven twee cd’s een prachtig sonoor beeld van de Lutherse muziek in het Leipzig van de 17de en 18de eeuw. Heel mooi.
Met werk van Johann Hermann Schein en Johann Sebastian Bach geven twee cd’s een prachtig sonoor beeld van de Lutherse muziek in het Leipzig van de 17de en 18de eeuw. Heel mooi.
Nominatie Gouden Label – Johann Hermann Schein, Ich will schweigen
Sedert de invoering van de Lutherse Reformatie 1539 in Leipzig, speelden in het Leipzig van die dagen vier Stadtpfeifer en drei Kunstgeiger. De pfeifers bespeelden de zink, dulciaan, cornet, fagot, Posaunen (trombones dus, maar toen nog sackbut) en trompet. Men vond de klank van de zink trouwens het blaasinstrument dat het best leek op de menselijke stem.
Johann Hermann Schein (1586-1630) was van 1616 tot 1630 cantor in Leipzig in opvolging van de geleerde Sethus Calvisius die ook astronoom en wiskundige was. De cd met composities van Schein geeft een mooi beeld van de Lutherse, devote, introspectieve spiritualiteit die hoofdzakelijk bestond uit de dialectische natuur van het Luthers geloof, zijnde Gesetz und Evangelium, Sünde und Gnade en Verdammnis und Erlösung.
De verbinding van lutherische Innerlichkeit met Italiaanse affectiviteit leverde vanuit de muzikale contemplatie rond Seelenpein als Urquelle, de gevoelsvolle musica poetica op. Voorbeelden daarvan zijn bewaard in twee verzamelingen van onschatbare waarde, de Sammlung Bokemeyer (naar Heinrich Bokemeyer (1679-1751)) en de Sammlung Düben (naar Gustav Düben (ca.1628-1690) in Uppsala.
In Scheins “Cymbalum Sionium” uit 1615, in zijn “Banchetto misicale” uit 1617 en in zijn Opella nova uit 1618 zijn in zijn koralen, beïnvloed door de monodische stijl van de Concerti ecclesiastici van Lodovico da Viadana, treffende voorbeelden te vinden van de balans die hij zocht tussen Generalbass (continuo), dissonanten en uitgesproken chromatiek, die de grenzen van de “ungleich temperierter Stimmung” aftastte. Het lamento “Ich will schweigen”, gecomponeerd voor het overlijden van Dorothea Maria, Herzogin von Sachsen Weimar is daarvan de sonore illustratie. Om het op deze cd gepresenteerd sonoor landschap te vervolledigen hebben de uitvoerders ook werk van Heinrich Bach (broer van de grootvader van Johann Sebastian), Gottfried Reiche, Scheidemann en J.S.Bach toegevoegd. Door de protestantse evolutie naar het mystiek piëtisme van o.a. Johann Arndt, ontwikkelde een componist als Johann schelle (1648-1711), „Director chori musici“ in Leipzig, immers de Polyphonen latteinischen Gasänge tot Duitse Koraalcantaten. In de Choralfantasie van Heinrich Scheidemann (ca. 1595-1663), organist van de St. Katharinenkirche in Hamburg, horen we dan weer naar het voorbeeld van zijn leermeester Sweelinck, opvallende echo’s tussen Hauptwerk und Rückpositif. In de agogiek (tempowisseling) in de Fantasie van Johann Krieger (1652-1735), koorleider, cantor en organist aan de Sint Johannes-kerk in Zittau, beluisteren we de evolutie die zou uitmonden in zijn dubbelfuga’s.
In de Kapel van het Schloss Gottorf in Schleswig bevindt zich een orgel uit 1567. Reden voor het ensemble InAlto o.l.v. cornetspeler Lambert Colson, om deze bijzondere cd daar op te nemen. Hij kon daarbij rekenen op de mooie stemmen van de sopranen Alice Foccroule en Béatrice Mayo-Felip en op de zalig mooie tenorstem van Reinoud Van Mechelen. Om fier op te zijn. Warm aanbevolen.
**** Motetten van Johann Sebastian Bach (uitgave Alpha)
Binnen de lutherse Liturgie waren de al dan niet door instrumenten versterkte dubbelkorige motetten als gebruiksmuziek bij begrafenisdiensten en dodenherdenkingen. Op psalmverzen ter ere van Gods lof, bezong men in dialoog Gods genadige tegenwoordigheid in Christus als begeleiding van de overgang van het aardse leven naar Gods Rijk. Zo bijvoorbeeld bij het overlijden van de rector van de Leipzigse Thomasschule, Johann Heinrich Ernesti.
Het koraal, soms door beide koren unisono gezongen, ter vergiffenis van de zonden, was daarbij als onderdeel van de ‘Meditation über den gefassten Abschied von der Welt’, het centraal, collectief gebedsmoment. In meesterlijk muzikaal-theologische constructies, onderverdeeld in sequensen en strofen, wisselden homofonie en polyfonie elkaar af en waren vocalises als figuratieve muziek de uitdrukking van een plechtstatigheid.
Op de cd zijn zeven motetten van Johann Sebastian Bach (BWV 250-230 & BWV Anhang 159) opgenomen: Singet dem Herrn ein neues Lied – Der Geist hilft unsrer Schwachtheit auf – Jesu, meine Freude – Fürchte dich nicht, ich bin bei dir – Komm, Jesu, komm – Lobet den Herrn, alle Heiden en Ich lasse dich nicht (Anhang BWV 159), dat vroeger aan zijn oom Johann Christoph Bach werd toegeschreven.
Het bijzondere aan deze uitvoering/opname is dat de stemmen ondanks de dubbelkorigheid, door de Capella Cracoviensis, solistisch worden gezongen en de uitvoering live is opgenomen in het Krzystof Penderecki European Center for Music in Lusławice in Polen. De stemmen van sopranen Joanna Kowalsi-Pawlikowska en van Antonina Ruda, van de alten Helena Poczykowska en Lukasz Duleicz, van de tenoren Szcepan Kosior en Karol Kusz en van de bassen Jacek Ozimkowski en Sebastian Szumski vormen een perfect afgemeten en op elkaar afgestemd vocaal filigraan. De stemmen zijn stuk voor stuk lyrische juwelen die elk, nu eens geprofileerd dan weer harmonisch invullend, hun bijdrage leveren tot het algemeen vocaal, sonoor en virtuoos gezongen geheel. Waren de sopraanpartijen gezongen door jongens, de altpartijen gezongen door falset zingende mannenstemmen en waren de partijen bezet door telkens drie uitvoerders, had men een quasi correcte reconstructie gebracht van de bezetting zoals Bach die zelf kende en ze voorschreef in zijn ‘Entwurf einer wohlbestallten Kirchenmusik’. Maar omdat Bach ook opteerde voor twee stemmen per partij wanneer goede en mooie stemmen voorhanden waren en deze uitvoering/opname daar volledig aan beantwoordt, verdient deze magnifieke cd een nominatie voor een Gouden Label. De ontdubbeling of opsplitsing van de alten in een mannen- en een vrouwenstem neem ik er dan graag bij. Daarenboven doorstaat deze uitvoering ook nog eens met gemak de ‘concurrentie’ met de opnamen van o.m. Nikolaus Harnoncourt, Ton Koopman, Philippe Herreweghe en de heel bijzondere van René Jacobs.
De teksten uit de psalmen, Brieven aan de Romeinen en uit Jesaja, aangevuld met verzen van Luther, Paul Gerhardt (1653) en Paul Thymich (1697) zijn overigens alle in het bijhorend boekje opgenomen waardoor u de tekstdeclamatie en de woord-toon-symboliek optimaal kan volgen. Dat daarbij voor de afbeelding op de kaft ook nog eens gekozen is voor Selbstbildnis im Pelzrock van Albrecht Dürer die u als een Christus recht in de ogen kijkt, is een heel betekenisvolle meerwaarde. Het is als Nachfolge Jesu uit de Duitse theologie: “das Glauben geworden an den Künstler als den Nachschöpfer Gottes”. Bravo!