Het was een select gezelschap dat ik zag in een selecte zaal, eigenlijk een kapel, omgebouwd tot theater/muziekzaal. De kapel van het gerenoveerde Iers College in Leuven.
Op het kleine podium niet te veel plaats maar ruim genoeg voor een violiste, Isabelle Decraene, een bandoneonspeler, Gerardo Agnese en een woordkunstenaar, Jan Ducheyne. Maar de dichter wiens poëzie wordt voorgedragen staat niet op scène. Het is Philippe Decraene. Zijn afwezigheid wordt ruimschoots gecompenseerd door de présence van zijn zus en haar twee kompanen, een trio dat mekaar meteen vond in het vertolken en muzikaal verklanken van die gedichten.
Een Argentijns landschap
Een echte muzikale score voor wat ze spelen is er eigenlijk niet. Een zuchtige aanzet van de bandoneon zet de toon. De tweede toon komt van de viool. Dan komt zachtjes een melodie op de bandoneon aangewaaid, overgenomen door de viool. En je kan niet anders dan meegezogen worden in het harmonisch en ritmisch landschap van Astor Piazolla. Het is een bijna geïmproviseerde soundscape voor de hele avond. Hoe kan het anders met een violiste die, op en top klassiek geschoold, op een dag de intieme en intuïtieve wereld van Piazolla leerde kennen en met een Argentijnse bandoneonist die geen score nodig heeft voor de muzikale lijnen die Isabelle Decraene heeft geschetst. Zijn het arrangementen, composities, improvisaties? Het samen repeteren, samen spelen, mekaar aanvoelen, bleek voldoende voor een onafgebroken welluidend fluïdum van klanken, ten dienste van de poëzie, sober en overtuigend gebracht door Jan Ducheyne. Een hakkelende, tokkelende, zacht strijkende en soms ook scherpsnijdende viool, plus allerlei zachte en harde, korte en lange trekjes op de bandoneon ondersteunen die poëzie.
En een poëtisch landschap
Dichter Philippe Decraene heeft het over “de kleur van klanken in mijn hoofd.” Die heeft zijn zus eruit willen halen en met haar muzikaal talent als geschenk willen verpakken voor een luisterend publiek. “Ik heb het in mij om je te sussen of te verontrusten” schrijft hij. Het is poëzie van iemand die niet alles kan wat hij zou willen, maar daarover wel kan dichten. Lief én schrijnend. Het is soms woede op papier gezet, maar ook “sinds dit gedicht weer hoop”. Dat kan je ook horen in de muziek, meest nog eenzaam melancholisch. En altijd dat menselijk tekort.
De regie probeert dat ook te vatten door de woordkunstenaar in een duikerspak te knellen, een metafoor: met dit pak aan moet de dichter zich beschermen tegen een wereld die hem lief is maar ook bedreigt. “Ce sont des drôles de types” zingt Leo Ferré in zijn chanson over Les Poètes, “ils mettent des rubans autour de l’ alphabet.” Zo hoor je het ook hier. Alleen in hun poëzie lijken ze te kunnen losbreken uit het carcan van een barre wereld, uit een zwaarmoedigheid vol Tristesse en Détresse. Verbeelding is hun redding. En in symbiose met deze muziek, met deze muzikale interpretatie van het poëtische woord is dat zonder twijfel het geval. “Soms wéét je het gewoon” staat in de titel van een gedicht.
Bij het buitengaan hoorde ik iemand zeggen: “Dat zouden ze toch kunnen brengen in de KVS!” Wat mij betreft, inderdaad.
- WAT: Luna Roja, Muziek en Poëzie
- WIE: Isabelle Decraene (viool), Gerardo Agnese (bandoneon), Jan Ducheyne (woord), Philippe Decraene (gedichten), Dirk De Strooper (regie), Nicolas Surra Spadea (klankregie en licht)
- WAAR: Iers College, Leuven
- WANNEER: 22.8.2021