We herinneren ons nog zeer levendig de eerste composities waarmee onze liefde voor de zogenaamde 'klassieke' muziek aangewakkerd werd, ook al waren we toen nog piepjong. Twee daarvan waren de Ouverture Leonore nr. 3 (op. 72b) en het Pianoconcerto nr. 5 (op. 73) van Ludwig van Beethoven (1770-1827). Ook Mozart (Kleine Nachtmusik) en Schubert (de Onvoltooide) hoorden daarbij…
We herinneren ons nog zeer levendig de eerste composities waarmee onze liefde voor de zogenaamde 'klassieke' muziek aangewakkerd werd, ook al waren we toen nog piepjong. Twee daarvan waren de Ouverture Leonore nr. 3 (op. 72b) en het Pianoconcerto nr. 5 (op. 73) van Ludwig van Beethoven (1770-1827). Ook Mozart (Kleine Nachtmusik) en Schubert (de Onvoltooide) hoorden daarbij…
Laat beide meesterwerken van Beethoven nu net op één avond uitgevoerd worden, samen met de Schauspielmusik zu Goethes Trauerspiel Egmont (op. 84) van dezelfde componist, door een van de beste orkesten van dit land: het Symfonieorkest van de Munt onder leiding van Jérémie Rhorer en met sopraan Anette Dasch en verteller Cornelius Obonya.
Jérémie Rhorer werd geboren in Parijs in 1973, studeerde klavecimbel, analyse en compositie en werd later assistent van Marc Minkowski en van William Christie. Zijn volledige carrière zullen we hier niet opsommen maar Rhorer kan wel wat adelbrieven voorleggen, waaronder zijn opmerkelijk debuut bij de Munt met Le Nozze di Figaro in 2009 en Idomeneo in 2010.
"Zowel het vijfde pianoconcerto als Leonore nr. 3 én Egmont zijn doordrongen van de kracht en de bonzende ritmische intensiteit die het handelsmerk waren van Beethoven. En hoewel hij niet de bedenker was van de sonatevorm, legde hij wel de basis voor werken met een thematische dubbelheid en met de expressieve mogelijkheden van tegenstelling gevolgd door verzoening." Dat vertelt Rhorer zelf over het programma rond het thema Egmont.
We beperken ons hier hoofdzakelijk tot de indrukken die we die avond opdeden.
Leonore nr. 3 was de nieuwe ouverture die Beethoven componeerde voor zijn opera Fidelio. De drie (!) ouvertures werden verbannen naar het concertrepertoire en Fidelio kreeg een definitieve ouverture onder die naam. Vanaf het einde van de 18de eeuw kreeg de ouverture de betekenis van een korte samenvatting van het drama dat erop volgde. Dat is met Leonore niet anders. Het dramatische gehalte is meteen hoorbaar en Rhorer slaagt erin dit op sommige momenten ook op de zaal over te brengen. Het publiek, nota bene, is niet het traditionele Bozarpubliek, maar wel getrouwen uit de Muntschouwburg en die zijn, dat mag gezegd, heel wat gedisciplineerder… op één gsm-belletje na.
Minpuntje: af en toe ontbreekt het aan precisie bij de dirigent, waardoor vooral de blazers niet gelijktijdig inzetten… Maar er wordt wel muziek gemaakt.
Het Vijfde Pianoconcerto, opus 73, is het laatste in de reeks. Beethoven componeerde het begin 1809 maar werkte het pas af in 1811. De bijnaam Emperor (of Keizersconcerto) is niet van de componist zelf en wordt in het Duitstalige gebied ook niet gebruikt. In de Angelsaksische wereld kreeg het concerto die naam vanwege het majestueuze karakter, net zoals de bijnaam Eroica op de derde symfonie gekleefd werd. In het vierde pianoconcerto is een en ander reeds duidelijk maar met het vijfde breekt Beethoven definitief met de traditionele hoogtepunten die Mozart in zijn pianoconcerti bereikt had. Dit concerto is zo bekend dat iemand zelfs hoorbaar zit mee te neuriën…
Nicolas Angelich
De Amerikaanse pianist Nicholas Angelich (°1970) verhuisde als kind naar Parijs en gaf zijn eerste concert toen hij 7 jaar oud was. Op 13-jarige leeftijd werd hij er toegelaten tot het Conservatoire National Supérieur en kreeg les van Aldo Ciccolini, Yvonne Loriod, Michel Béroff en later ook van Leon Fleischer en Maria João Pires. Hij won talrijke prijzen, trad op met de allergrootsten, mocht bij Harmonia Mundi en bij Virgin Classics een aantal cd's opnemen waarvan er enkele een ereplaats hebben in onze cd-rekken.
Edoch, en hoe jammer: vanavond valt Angelich tegen. Hij stapt het podium op – hoe zal ik het zeggen – als een boer die zijn veld afmeet. Een pianist met een reputatie zoals de zijne kan zich niet veroorloven het vijfde van Beethoven af te haspelen en dus krijgen we virtuoze passages te horen en hoe. De Steinway staat dan wel juist maar veel te hard geïntoneerd en de klank ervan komt keihard in de zaal. Voldoende om een spektakelminnend publiek op te jutten maar ook om fijngevoelige zielen pijn te doen. Het trage deel, adagio un poco mosso, meteen gevolgd door het finale rondo allegro, klinkt nog het best maar… Lapidair samengevat: de noten zijn van Beethoven, de muziek van Brahms en dat zal u zeer goed begrijpen.
Om de Schauspielmusik zu Goethes Trauerspiel Egmont beter te begrijpen leest u misschien best nog eens het verhaal, hier te lande bekend als de terechtstelling van Egmont en Hoorn op 5 juni 1568. De hertog van Alva, weet u wel.
Zoals we dat gewoon zijn in een opera, zorgt de Munt voor boventitels in beide landstalen, zodat men ook zonder voorkennis kan volgen.
De sopraan moet eigenlijk maar twee liederen zingen. "Die Trommel gerührert" en "Freudvoll und leidvoll, gedankenvoll sein" en doet dat zeer behoorlijk, krachtig en puntgaaf. De instrumentale delen, van Ouverture tot Siegessymphonie, worden aangevuld met het verhaal dat Cornelius Obonya goed verstaanbaar voordraagt. Maar opnieuw ontbreekt bij wijlen precisie in de directie waardoor 'fouten' hoorbaar worden en dat is, nogmaals, zeer jammer want globaal genomen hebben we een puike uitvoering gehoord van een portie muzikaal drama van het hoogste gehalte.