Gouden Label Als je als vader een autoriteit bent inzake cellospelen en je hebt een mooie dochter die magnifiek viool speelt, kan ik mij een beetje voorstellen welk een gevoel dat moet geven.
Gouden Label Als je als vader een autoriteit bent inzake cellospelen en je hebt een mooie dochter die magnifiek viool speelt, kan ik mij een beetje voorstellen welk een gevoel dat moet geven. Als je als vader daarenboven lijkt op Jean-Paul Belmondo in zijn betere jaren en je dochter komt in aanmerking voor de titel van Miss Universe, dan kan ik mij ook voorstellen dat je dan graag met je dochter gezien wordt. Maar, hier worden ze niet echt gezien. Ze musiceren. Want, dat is wat ze doen, en ze doen het goed. Ze doen het namelijk heel goed. Eigenlijk doen ze het magnifiek.
Liza Ferschtman
Vader heet Dmitry en zijn dochter heet Liza. Samen dragen ze de mooie, joodse familienaam Ferschtman. Voor de gelegenheid, eerst de dochter. Ik ben ook maar een mens. Liza werd in 1979 geboren in Hilversum, vader werd in 1945 geboren in Moskou. Toen Liza vijf jaar was, bracht de Almacht haar naar onze Philip Hirschhorn. Daarna volgde ze masterclasses…bij Yvry Gitlis, Igor Oistrach en Aaron Rosand (°1927) en studeerde ze aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. Daarna studeerde ze in Amsterdam bij Herman Krebbers en vervolmaakte zij zich bij Ida Kavafian (°1952) aan het Curtis Institute of Music in Philadelphia en bij David Takeno aan de Guildhall School of Music and Drama in Londen. Oef. Haar carrière als soliste kon beginnen. Ze speelde met alle grote orkesten en vormde een duo met pianist Inon Barnatan. In 2006 maakte ze samen met Inon Barnatan haar recitaldebuut in New York. Liza volgde in 2007 Isabelle van Keulen op als artistiek directeur van het Delft Chamber Music Festival, ontving tal van prijzen en haar dubbel-cd met pianist Bas Verheijden, met werk van Franck, Poulenc, Debussy, Stravinsky, Tsjaikovski en Shostakovich, kreeg van het prestigieuze muziektijdschrift ‘Luister’ een 10. Interessant om weten is dat Bas bij Jan Wijn (°1934) studeerde, een leerling van Alicia de Larrocha (1923-2009), en bij Maria João Pires (°1944). Daarnaast studeerde Bas bij Boris Petrushansky (°1949), de laatste leerling van de beroemde pianopedagoog Heinrich Neuhaus (1888-1964) in Moskou, die zelf les had gekregen van Leopold Godowsky! De andere leerlingen van Neuhaus waren o.a. Sviatoslav Richter, Emil Gilels, Tikhon Khrennikov, Valery Kastelsky, Gérard Frémy, Evgeny Mogilevsky en Radu Lupu.
In 2009 nam ze samen met de Staatsphilharmonie Rheinland-Pfalz o.l.v. David Porcelijn (°1947) voor CPO, de drie vioolconcerti op van de te weinig bekende, Nederlandse componist Julius Röntgen (1855-1932).
Dmitry Ferschtman
Vader Dmitry begon als kind aan de Centrale Muziekschool in Moskou en vanaf zijn negentiende studeerde hij aan het Conservatorium van Moskou bij Galina Kozolupova en Natalia Gutman. Aan het conservatorium richtte hij o.a. met altist Misha Geller, het Glinka Kwartet op, waarin hij speelde van 1966 tot 1978 en waarmee hij honderden concerten gaf in de Sovjet-Unie en het buitenland. Ook trad hij als solist op. Van 1969 tot 1973 was Dmitry Ferschtman docent kamermuziek aan het Conservatorium van Moskou.
Weet dat Dmitry, meer bepaald in juli 1975 nog gespeeld heeft o.l.v. Sjostakovitsj zelf. In 1978 emigreerde Ferschtman met zijn vrouw en kinderen uit de Sovjet-Unie naar Nederland. Daar maakte hij carrière als solist, richtte zijn kwartetensemble opnieuw op en ging een duo vormen met zijn vrouw, de Russische pianiste Mila Baslawskaja (°1945).
Dmitry werd docent cello aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag en het Conservatorium van Amsterdam en vanuit zijn intieme, buitenechtelijke relatie met zijn Daniel Royé uit 2004, dat is zijn cello, vormde hij tal van belangrijke Nederlandse cellisten. Zijn vrouw Mila werd docent piano en kamermuziek aan de conservatoria van Rotterdam en Amsterdam. Tussen haakjes, als U een idee wil hebben van het topniveau van de Russische cellisten, dan moet U de acht laureaten volgen van de Internationale Tsjaikofski-wedstrijd, een van de meest prestigieuze (klassieke) muziekwedstrijden ter wereld. De wedstrijd vindt sedert 1958 om de vier jaar plaats in Moskou. Volg die godenkinderen en U zal het zich niet beklagen.
Sonate voor viool en cello
Debussy was in 1918 overleden. Ravel begon de eerste beweging van zijn Duo als onderdeel van zijn bijdrage in 1920 aan de Revue Musicale voor een herdenkingshulde aan Debussy. 1920 was het jaar van de “affaire Ravel”. Hij weigerde nl. de decoratie van het Légion d’Honneur in ontvangst te nemen. Ravel was nl. niet vergeten dat de overheid hem tot vijf keer toe, de Prix de Rome niet had toegekend. Gaston Carraud, Georges Marty, Jules Mouquet, Raoul Laparra en Maurice Le Boucher hadden hem wel gekregen…
De voltooiing van de compositie als vierdelige sonate verliep moeizaam en nam wel achttien maanden in beslag. De première was in april 1922 door Hélène Jourdan-Morhange (1892-1961), viool, en Maurice Maréchal, cello. Critici noemden het een "massacre", dat gaat nog, maar Ravel zelf beschouwde zijn nieuwe sonate als een keerpunt in zijn muzikale ontwikkeling. Hoe meningen toch konden verschillen. Ravel droeg zijn sonate op aan Debussy. Er zijn vier bewegingen en de sonate duurt ongeveer twintig minuten. Een Hongaars geïnspireerd thema domineert de eerste en vierde beweging. Daarom alleen al was het een goeie keuze van vader en dochter om de compositie te combineren met het Duo van Zoltán Kodály. Hélène Jourdan-Morhange ontmoette Ravel na de uitvoering van zijn geniaal Trio tijdens de Eerste Wereldoorlog. Haar echtgenoot, de schilder Jacques Jourdan sprong echter naast de loopgracht en overleefde de oorlog niet. Zij werd dan maar de partner van een andere schilder, Luc-Albert Moreau (1882-1948). Die deed het beter want die schilderde realistische oorlogstaferelen en maakte illustraties bij Ravels drie “Chansons madécasses” uit 1926, op tekst uit 1787 van Évariste Désiré de Forges, chevalier et vicomte de Parny, (1753-1814). Il n'y a pas de quoi. Hélène en Jacques kochten een huis in Mesnuls, vlakbij Montfort-l’Amaury waar Ravel zijn Sonate voor viool en piano voor haar componeerde. De première van deze sonate op 30 mei 1927 in de Salle Érard in Parijs, kon echter niet gespeeld worden door Hélène. Haar plaats werd ingenomen door de Roemeense violist Georges Enesco (1881-1955) met Ravel aan de piano. Enesco werd de leraar van Yehudi Menuhin, Ivry Gitlis, Arthur Grumiaux, Ida Haendel en Christian Ferras. Wist U trouwens dat Enesco nauw contact had met de Indische danser en choreograaf, Udau Shankar (1900-1977), de broer van Ravi, en dus de oom van Norah Jones? Neen? Allez-gij. ‘k Zou U anders nog het een en ander vertellen over de relaties, echtgenotes en kinderen van Ravi Shankar, maar ik begin er niet aan. ‘Is te moeilijk. Pfff…’
"La Sonate pour violon et violoncelle date de 1920, époque à laquelle je m'installai à Montfort-l'Amaury. Je crois que cette sonate marque un tournant dans l'évolution de ma carrière. Le dépouillement y est poussé à l'extrême. Renoncement au charme harmonique; réaction de plus en plus marquée dans le sens de la mélodie." (Ravel).
Hélène Jourdan-Morhange omschreef de moeilijkheidsgraad:
"Ravel n'admettait pas la moindre petite fissure entre les sonorités pourtant si dissemblables des deux instruments…Mais c'est trop compliqué, disais-je pour me venger, vous faites jouer la flûte par le violoncelle et du tambour au violon!…Et pourtant… quand on a travaillé et retravaillé cette Sonate, on se rend compte que c'est là peut-être l'oeuvre la plus exceptionelle de Ravel, quant à l'écriture: jeux déliés du contrepoint qui enchantent au même titre que les jeux de l'esprit."
In 1945 herinnerde ze zich haar eerste ontmoeting met Ravel:
"Enfin, après le concert, je vis venir à moi, timide, balbutiant, un petit homme mince, sec, nerveux, aux cheveux grisonnants, et dont l'oeil pétillant et le nez pointu m'évoquèrent la fine tête d'un renard."
Hélène was twintig jaar lang een intieme vriendin van Ravel. Op zijn huwelijksaanzoek is ze echter nooit ingegaan. Nochtans was ze, en speelde ze volgens Ravel, als een kat. "Je ne peux pourtant pas vous appeler Hélène”, zei Ravel. "A-t-on jamais nommé une chatte Hélène? Vous vous appelez donc Moune, indiscutablement." ‘Moune’ was nl. de naam van één van Ravels Siamese katten. Hélène schreef in 1945 het boek “Ravel et nous”. De illustraties waren van Luc-Albert Moreau en het voorwoord was geschreven door Colette. Zeker lezen.
Cellist Maurice Maréchal
Maar wie was Maurice Maréchal (1892 -1964), Maurice studeerde aan het conservatorium van zijn geboortestad Dijon, ging in 1905 naar Parijs en behaalde er zijn Eerste Prijs cello in 1911. Hij was toen 18 jaar oud. Drie jaar later brak de Eerste Wereldoorlog uit waardoor de 22 jarige Maréchal, net als Ravel zelf, gemobiliseerd werd. Hij zou zijn ervaringen tussen augustus 1914 en februari 1919 noteren in zijn ‘carnets intimes’. Twee kameraden van hem maakten een rudimentaire cello na met het hout van een munitiekist en dankzij deze ‘Poilu’ die bewaard wordt in het Instrumentenmuseum van het Conservatorium in Parijs, kon hij spelen voor de officieren. Aan het front ontmoette hij de dirigent Gustave Cloëz, de violist Lucien Durosoir, de pianist Henri Magne, de componist André Caplet en Henri Lemoine, jawel, van de uitgeverij, met wie hij een klein ensemble vormde en waarmee hij speelde voor de État-major. bvb. Voor de kasteelheren van het Château de Porquéricourt in Picardië op vraag van de generaal omdat de État-major het kasteel had ingenomen.
Na de oorlog speelde hij een jaar bij de Concerts Lamoureux en in 1926 ging hij naar New York. Daarna bouwde hij een carrière uit als solist en van 1942 tot 1963 was hij professor cello aan het conservatorium van Parijs. Hij overleed op 72 jarige leeftijd en speelde verschillende belangrijke composities voor cello in première: naast de Sonate pour violon et violoncelle van Ravel, de Épiphanie van Caplet en concerti van Honegger en Milhaud. Zijn 9 carnets intimes werden samen met brieven van Lucien Durosoir, in 2005 uitgegeven onder de titel “Deux musiciens dans la Grande Guerre” (éditions Tallandier, Paris). Moet u absoluut lezen. Zijn leerling, de cellist, dichter en schilder Alain Lambert (1931-2008) schreef een boek over hem ‘Maurice Maréchal, la voix du violoncelle’ (Éditions Papillon, Genève, 2003). Oorlogsbrieven van Maurice zijn opgenomen in het boek ‘Paroles de Poilus’. Tussn haakjes, Alain Lambert was zijn leven lang cellist van het Orchestre Philharmonique de Monte-Carlo en cellist van het quintet Pro Arte van Radio Monte-Carlo.
Le 19 avril 1964 disparaissait Maurice Maréchal, Quarante ans après ma mémoire garde l'émotion de la première rencontre en 1960, et de son regard extraordinaire mon admiration a été immédiate pour ce maître auprès duquel chaque cours était un moment hors du temps. Je n'en aurais manqué un seul sous aucun prétexte, quitte à faire plusieurs km à pied, le violoncelle au bout du bras, un jour de grève des transports…
Avant ou après les cours, il me parlait de ses concerts, de ses tournées, de ses élèves durant la guerre, ou de ceux qui commençaient leur carrière et dont il était fier, Quand il prenait mon violoncelle, comme mon instrument sonnait ! Et dans l'émotion, je me surpassais, mais à la maison, mon violoncelle avait oublié, et je devais chercher. Puis il y a eu la maladie, l'hôpital américain et ensuite les cours dans la chambre monacale, mais toujours cette générosité et cette attention. J'ai toujours parlé de Maréchal à mes élèves.
Net voor het componeren van zijn Duo had Ravel gelijkaardige muziek gezien van Bartok en Kodály. Ravel was na de gruwel van de oorlog, na het overlijden van Debussy en van zijn Baskische moeder, Marie Delouart, en door de hetze rond “l’affaire Ravel”, toe aan versobering en een nieuwe oriëntatie. Hij verliet Parijs om zich in het landelijke Montfort-l’Amaury te vestigen en experimenteerde met bitonaliteit en dissonante tweestemmigheid. Door op een ingenieuze wijze materiaal uit de eerste beweging te vervlechten in de Finale, kwam hij tot een cyclische eenheid. Het Duo dat later Sonate werd genoemd, heeft de volgende bewegingen, Allegro (la mineur), Très vif (la mineur), Lent (la mineur) en Vif, avec entrain (do majeur).
De openingsbeweging is voor de luisteraar de minst boeiende en is gecomponeerd met een continue, transparante, tweestemmige lineariteit. Vanaf de tweede beweging wordt het voor de luisteraar wel boeiend. In de tweede beweging klinkt heerlijk pizzicato en klinken de twee instrumenten door hun dubbelgrepen, bijna als een strijkkwartet. De derde beweging is uiterst subtiel en gevoelig, terwijl de finale speels en levenslustig klinkt.
Zoltán Kodály’s Duo voor viool en cello opus 7
Kodály (1882-1967) studeerde aan de Universiteit van Boedapest en aan de Franz Liszt Muziekacademie. Daar kreeg hij les van Hans von Koessler (János Koessler) (1853-1926), de neef van Max Reger. Onder zijn studenten bevond zich enkele neusjes van de zalm, Béla Bartók, Emmerich Kálmán, Ernő Dohnányi, Leo Weiner. In 1905 ontmoette hij Bartók. Onder diens invloed ging hij volksmuziek verzamelen in Galánta en Nagyszombat (nu Trnava). Door de Eerste Wereldoorlog werd dit belangrijke werk onmogelijk. Hij werd in 1907 leraar muziektheorie aan de Franz Liszt Muziekacademie en nam in 1908 de compositieklas van Koessler over, wat hij deed tot 1911. In 1933 vroeg de Hongaarse Academie voor Wetenschappen hem en Bartók om alle beschikbare Hongaarse volksmuziek te publiceren.
Na een Romance (1898) voor cello en piano, een Adagio (1905) voor viool en piano en een Intermezzo voor strijktrio (1905), componeerde Kodaly in 1908-1909, een eerste strijkkwartet op 2 Daarmee sloot hij chronologisch zijn jeugdperiode (1898-1907) af, en begon zijn tweede creatieve periode (1908-1921). Dit strijkkwartet werd in 1910 gevolgd door een Cellosonate op.4. Kodaly componeerde zijn Duo voor viool en cello op. 7 in Boedapest tijdens de zomer van 1914, aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog. Zijn bekende sonate voor Cello-solo op.8 die hij componeerde voor Jenö Kerpely, volgde het jaar daarop. De primarius (eerste violist) en de net vernoemde cellist van het Waldbauer-Kerpely Kwartet speelden het Duo op 7 mei 1918 voor het eerst, maar de eigenlijke officiële, publieke première liet op zich wachten. Die kwam er pas (met gedrukte partituur) in 1924 op het Festival voor Hedendaagse Muziek in Salzburg. Het Waldbauer-Kerpely-kwartet speelde ook de premières in Boedapest van de eerste vier strijkkwartetten van Béla Bartok.
Kodály wou de natuurlijke melancholie van de cello en de virtuositeit en schittering van de viool op een rapsodisch vrije wijze laten harmoniëren. Verdeeld over drie bewegingen, laat hij viool en cello, bijna een half uur lang, het beste van zichzelf geven. Vader en dochter spelen de folkloristisch getinte muziek geweldig goed. Het lijkt alsof de muziek voor hen persoonlijk werd gecomponeerd. De timbres van viool en cello en de dramatische dialogen zijn zo harmonieus dat hun gestreken en getokkeld samenspel bijna genetische gelijkenissen vertoont. Dit zowel in hun uitvoering van Kodály als van Ravel. Het is trouwens niet anders in hun uitvoering van het Duo uit 1925 van Ervin Schulhoff.
Ervin Schulhoff, communist uit woede, voor alles musicus
Niemand minder dan Antonín Dvořák zorgde er voor de kleine, joodse jongen Ervin Schulhoff (1894-1942) al op 10-jarige leeftijd aan het Praags conservatorium in de pianoklas werd opgenomen. Vader was wolhandelaar en opa langs moederszijde was concertmeester. Op 12-jarige leeftijd trok hij naar Wenen om er aan het Horák-Muziekinstituut, te studeren bij Willy Thern. De broers Vilmos (Willy) en Lajos Thern waren beroemde joods-Hongaarse pianisten. Hun vader was de voor de ontwikkeling van de Hongaarse muziek, heel belangrijke componist en pianist, Károly (Carl) Thern (1817-1886). Twee jaar later studeerde Ervin piano in Leipzig aan de Felix Mendelssohnschool. Ook kreeg hij er les van Robert Teichmüller (1863-1939), Stephan Krohl en Max Reger. Het was de periode 1907-1910. Vanaf 1913 studeerde hij piano aan de Rheinische Musikhochschule te Keulen bij Lazzaro Uzielli en Carl Friedberg (1872-1955) die zelf nog leerling geweest was van Clara Schumann. Het officiële debuut van Friedberg als concertpianist was op 2 december 1900, toen hij als soleerde met de Wiener Philharmoniker o.l.v. Gustav Mahler. Malcolm Frager en Elly Ney waren ook leerlingen van de legendarische Friedberg. Schulhoff volgde contrapunt bij Franz Bölsche (1865-1935), instrumentatie bij Ewald Straesser (1867-1933) en orkestdirectie en compositie bij Fritz Steinbach (1855-1916), de broer van Emil, die in 1877, Wagners Siegfried Idylle in première speelde. Mochten de namen Straesser en Steinbach u niets zeggen, weet dan dat Furtwängler vaak één van Straessers symfonieën dirigeerde en dat Fritz Steinbach dirigenten gevormd heeft als Fritz Busch, Karl Elmendorff, Hans Knappertsbusch en Franz Mittler.
Van 1914 tot 1918 was hij tijdens de oorlog soldaat in het Oostenrijkse leger. Hij raakte gewond, werd pacifist en, uit woede communist. Na de oorlog ging hij naar Dresden, waar hij in 1919 de groep "Werkstatt der Zeit" oprichtte. Eind 1920 vertrok hij naar Saarbrücken, waar hij docent voor piano werd aan het Dornschein conservatorium. Via Berlijn kwam hij in 1923 naar Praag terug, waar hij werkte als freelance kunstenaar, pianovirtuoos, medewerker bij de Praagse omroep, en er muziekcriticus werd van het Praagse avondblad en van het tijdschrift "Auftakt". Vanaf 1933 kon hij in nazi-Duitsland niet meer functioneren. De voor Berlijn geplande première van zijn opera “Flammen”, op. 68, werd om politiek-antisemitische redenen verhinderd. Maar ook zijn enthousiasme voor de jazz en later voor het socialistisch realisme maakte hem vanaf 1933 politiek "onaanvaardbaar". Schulhoff was “entartet”.
Tot 1935 was hij de pianist van de jazzband van Jaroslav Ježek (1906-1942) in het “Bevrijde Theater” (Osvobozené divadlo) in Praag, en werkte hij voor de Tsjechische omroep, studio Ostrava en voor Radio Brno. Beluister zeker zijn “Hot Sonate” voor piano. Na de Duitse nazi-bezetting van Praag in 1939 werd hij ontslagen. Begin 1941 werd hij “genaturaliseerd” tot Sovjet burger-kameraad. Maar omdat nazi-Duitsland intussen de oorlog aan de Sovjet-Unie had verklaard, werd hij al in juni 1941 in Praag als Russisch staatsburger opgepakt, en naar het kamp Wülzburg in Beieren gedeporteerd. Daar overleed hij aan tuberculose. Hij was achtenveertig jaar oud.
Wülzburg behoort vandaag tot het pittoreske Weißenburg en was ooit de woonplaats van Pepijn de Korte. Er was een belangrijke abdij en een citadel (Festung). Moet u zeker bezoeken. Schulhoff voltooide zes symfonieën, drie pianoconcerti, twee opera’s, balletten, pianomuziek, kamermuziek en Liederen.
Niet dat u de muziek van Schulhoff beter zal leren kennen door zijn Duo, maar aangezien de uitvoering van Kodaly en Ravel op deze cd een must is, en ik weet dat U deze cd zal aanschaffen om ze regelmatig te kunnen beluisteren, zal zijn Duo voor U sowieso een eerste kennismaking zijn. Schulhoff was een fan van de muziek van Leoš Janáček. Hij had diens muziek leren kennen als jonge repetitor van een voorstelling in Keulen van “Jenůfa” in 1918. Als uiting van geestelijke verwantschap droeg hij zijn Duo op aan de Moravische Janáček. De vier vingers en de strijkstok van zowel Dmitry als van Liza, bewegen als vissen in het water. Speels, dartel, elegant, bijwijlen grappig, sierlijk en voornaam. De pentatoniek als onderdeel van het amalgaam van volksmuziek en het eclectisch klankidioom van toen, linkerhand-pizzicati en flageoletten, dubbelgrepen e.a. swingen de pan uit. Ze spelen als Jiddische fiddlers, vurig en temperamentvol, het Zingaresca Allegro giocoso, maar ze spelen ook heel zacht en teder, beminnelijk en innemend, de tweestemmige inventie à la Bach-Schoenberg van het Andantino. Die twee, vader en dochter, zijn het soort musici dat knipoogt naar elkaar terwijl ze spelen en die elkaar, als je niet oplet, tussen het spelen door, nog de hand zouden durven schudden ook. ’t Zou gebeurd zijn en je zou het niet gemerkt hebben. Formidabel!