Vijf heren in zwart kostuum op het kleine podium van de grote aula van het Leuvense Maria-Theresiacollege. Vier ervan zijn muzikanten en vormen het Quatuor Danel. Nummer vijf is musicoloog en hoogleraar Pieter Bergé. En er is nog meer zwart of liever donkerte en somberheid in het scènebeeld: Arnold Schönberg zelf. Op een filmdoek wordt van hem een portret geprojecteerd. Of liever vijftig. Eén na één. Vijftig van zijn zelfportretten.
Hij schilderde er ‘meer dan gezond is voor een mens’ zei inleider Pieter Bergé. Zo bitter en ernstig heb je een componist nog nooit zien kijken. En dan kwam er nóg een zelfportret: Schönberg op de rug gezien. En dan Beethoven op de rug gezien. Twee componisten die met hun vernieuwend werk door hun publiek met de rug werden aangekeken. Of zich misschien in eenzaamheid van de wereld afkeerden. Een perfecte enscenering in aanloop van de werken op die tweede concertavond van het 20-21 Festival.
Verstoorde traditie …
Twee keer Beethoven met twee van zijn late strijkkwartetten, nummer 16 (opus 135) en de Grosse Fuge (opus 133), plus dan nog het tweede strijkkwartet van Schönberg. In de lezing voorafgaand aan het recital ging het vooral over die Schönberg. Het was een lecture-recital, want Pieter Bergé liet het Quatuor Danel passages illustreren bij zijn verhaal over dat strijkkwartet van Schönberg. Een werk dat volgens hem voor de mensen van toen – we schrijven 1908 – zowel herkenbare als ontwrichtende momenten bevatte. Muziek, weliswaar uit de geest van Beethoven geboren, maar die de traditie verstoorde. Waarvoor je die traditie moet kunnen loslaten en je niet mag vastklampen aan een verleden tijd. En Bergé vatte hiermee perfect samen waar ‘zijn’ festival voor staat.
Het concert opende met het laatste strijkkwartet van Beethoven. Dat begint erg toegankelijk. Een beetje verrassend als je het plaatst in die laatste reeks van strijkkwartetten die eerder wrang en nijdig dan vriendelijk en vrolijk klinken. Maar in het derde deel wordt dat algauw meer dan zwaarmoedig, in totale tegenstelling tot wat voorafgaat. En dan het slotdeel, volgens Beethoven “dat moeilijk genomen besluit” onder het motto Muss es sein? Es muss sein!. Een toch onthutsend werk, dat wild en uitzinnig werd gespeeld. De lichaamstaal van de leader of the band, violist Marc Danel, sprak boekdelen. Hij speelde heftig en raakte zelfs even bijna uit evenwicht op zijn pianobank waar hij als enige op zat in plaats van op een stoel. Wellicht op eigen verzoek, omdat hem dat meer bewegingsruimte gaf. En dat was nodig. Zo is hij.
… van een andere planeet
En dan hét stuk van de avond, het tweede strijkkwartet van Schönberg. Een schandaalstuk vonden ze indertijd. Maar toch begint dat heel, nou ja, klassiek. Het verglijdt wel vlug naar andere en minder bekende klanken die de toenmalige concertgangers moeten afgeschrikt hebben. Met de cello in het tweede deel gaat het meer atonaal, maar dan plots – als een gimmick bijna – duikt kort dat Duitse kinderliedje Ach, du lieber Augustin op. Maar als dan in het derde deel een sopraan meedoet, dan zullen ze toen wel gedacht hebben: ‘O Freunde, nicht diese Töne’ … Waarom nu nog die zangeres erbij, bij een strijkkwartet? Is het al niet vreemd genoeg? Mochten ze, zoals hier, sopraan Virpi Räisänen bezig gehoord hebben, zou hun reactie misschien anders geweest zijn. Met die prachtige stem. Soms unisono, met een of meerdere strijkers. Dan weer krachtig boven hen uittorenend. Ze zingt twee door Schönberg uitgekozen gedichten van Stefan George. Vooral in het laatste gedicht gaat het echt atonaal. De strijkers spreiden haar een bedje van vreemde noten uit, waarop haar stem zacht kan neerstrijken, maar ook fors uithalen. Ze zingt: Ich fühle Luft von anderem Planeten. Klanken als van een andere planeet. Het is waar, je hoort er perfect Schönbergs overgang van tonaal naar atonaal in. Maar toch wordt alles naar het einde toe neergelegd in een traditioneel akkoord. Wonderlijk om dat zo te horen.
Het concert eindigt met de Grosse Fuge van Beethoven. Ook hier weer een uitbundig spelend kwartet, maar een waarbij de leden onderling weinig gesprek voeren. Veel kijken naar mekaar was er niet bij. Maar onder goeie en op mekaar ingespeelde solisten, én bij een structuur als deze grootse fuga, moet er misschien minder gesprek gevoerd worden. Dat kan. Zonder twijfel brachten ze Schönberg, die ‘muziekklassieker van morgen’, beter dan hun Beethoven: heel zeker van zichzelf, maar misschien wat te enthousiast. En Marc Danel moet oppassen om geen karikatuur van zichzelf te worden Met zijn grote gestalte, grote gebaren én mimiek, gaf ik hem nu al een hoog ‘Monsieur Hulot’-gehalte. Maar het is en blijft een uitstekend violist die een uitstekend kwartet leidt.
Toch nog even dit. Ik ken geen concertorganisatie die uitpakt – en dat nu al een paar jaar – met zo’n leerrijk en kleurrijk programmaboekje, zowel naar vorm als naar inhoud. Speciaal voor elk concert geschreven en te koop voor maar 2 euro. Houden zo!
- WAT: Ludwig Van Beethoven, strijkkwartet nr. 16 (opus 135), Grosse Fuge (opus 133), Arnold Schönberg, strijkkwartet nr. 2.
- WIE: Quatuor Danel [Marc Danel en Gilles Millet (viool); Vlad Bogdanas (altviool); Yovan Markovitch (cello)] – Virpi Räisänen (sopraan) – Pieter Bergé, als prof-essionele inleider bij het lecture-recital.
- WAAR: Grote Aula, Maria Theresiacollege, Leuven
- WANNEER: donderdag 26 september 2019
- IN HET KADER VAN: Festival 20·21 – muziek van de 20ste en 21ste eeuw – nog tot en met 25 oktober in Leuven – ‘Eeuwenoud, springlevend’!