Toen hij in 2009 ‘directeur général’ werd van de Opéra National du Rhin in Straatsburg – na achttien jaar de Vlaamse Opera geleid te hebben – beloofde Marc Clémeur dat hij aandacht zou schenken aan belangrijke werken uit het Franse répertoire die niet zo dikwijls aan bod komen. Daartoe behoort zeker ‘Le Roi Arthus’ van Ernest Chausson (1855-1899). De componist werkte bijna tien jaar aan zijn opera (1886-1895) waarvoor hij zelf het libretto schreef en waarvan hij de première niet meer heeft kunnen meemaken. Die vond plaats in de Brusselse Muntschouwburg op 30 november 1903.
Toen hij in 2009 ‘directeur général’ werd van de Opéra National du Rhin in Straatsburg – na achttien jaar de Vlaamse Opera geleid te hebben – beloofde Marc Clémeur dat hij aandacht zou schenken aan belangrijke werken uit het Franse répertoire die niet zo dikwijls aan bod komen. Daartoe behoort zeker ‘Le Roi Arthus’ van Ernest Chausson (1855-1899). De componist werkte bijna tien jaar aan zijn opera (1886-1895) waarvoor hij zelf het libretto schreef en waarvan hij de première niet meer heeft kunnen meemaken. Die vond plaats in de Brusselse Muntschouwburg op 30 november 1903.
Een plaats in het repertoire heeft ‘Le Roi Arthus’ nooit veroverd, wel integendeel. Naar aanleiding van de honderdste verjaardag van de creatie zette de Munt de opera nog eens op de affiche in 2003 maar in Frankrijk kwam Chaussons opera ondertussen nauwelijks aan bod. In mei 2015 echter zal ‘Le Roi Arthus’ zijn intrede doen in de Opera van Parijs, gedirigeerd door Philippe Jordan, in een enscenering van Graham Vick en vertolkt door Sophie Koch (Genièvre), Thomas Hampson (Arthus) en Roberto Alagna (Lancelot).
Alhoewel Chausson , leerling van Jules Massenet en César Franck, dikwijls herhaalde “Il faut nous déwagnériser” (we moeten ons losmaken van Wagner) schreef hij met zijn ‘Roi Arthus’ een typisch post-Wagneriaans drama, weliswaar met een eigen individualiteit, subtiel en melancholisch. De invloed van Wagner en vooral van zijn ‘Tristan und Isolde’ en ook ‘Parsifal’ zijn echter niet te ontkennen. Maar Chausson gaf de partituur zijn eigen fijne kleurschakeringen en weelderige orkestratie, romantische adem en symbolistische invulling. Misschien wel jammer dat het Orchestre Philharmonique de Strasbourg, dat de meeste opera-uitvoeringen begeleidt, niet in de orkestbak zat. Maar onder leiding van de Canadese dirigent Jacques Lacombe gaf het Orchestre symphonique de Mulhouse een heel degelijke uitvoering van Chaussons rijke partituur met prima dynamische schakeringen en mooie instrumentale soli bij het begin van het tweede en derde bedrijf.
Gekunsteld en belachelijk
Mocht er soms wat meer atmosfeer en mysterie uit het orkest opstijgen om het verhaal met middeleeuwse nevelsluiers te omgeven, dan ontbraken die volledig in de uiterst realistische en tegelijk absurde enscenering van Keith Warner. Waar haalde hij het om de wereld van Koning Arthur met zijn ridders, tovenaar Merlijn en uiteindelijke verheerlijking van de legendarische vorst naar het Frankrijk van de Eerste Wereldoorlog te verplaatsen?
En dat bovendien in de sfeerloze decors van David Fielding. De Ronde Tafel wordt een stafvergadering van de legerleiding in uniform, met uitzondering van de langharige Lancelot in het zwart gekleed. De geliefden treffen elkaar op een rode pluchen bank onder het beeld van een gevleugelde Marianne en later tussen rijen van obussen. Dan krijgen we de buiten- en binnenkant van een veldhospitaal te zien dat voortdurend rondgedraaid wordt en waar Genièvre zelfmoord pleegt op het schuine dak. Tenslotte bevinden we ons op een soldatenkerkhof met witte kruisen en neerdwarrelende “poppies” waar enkele verpleegsters met brede witte kappen Arthus een middeleeuws harnas omhangen voor hij naar het eeuwige licht schrijdt. Tot overmaat van ramp leidt Warners personenregie niet tot echte dramatische spanning maar komt soms eerder gekunsteld en belachelijk over.
Geen vocale topprestaties
Geen gemakkelijke taak dus voor de zangers om ons in hun personages te doen geloven. En jammer genoeg leverden ze ook geen vocale topprestaties. De meest overtuigende vertolking kwam van Andrew Schroeder als Arthus met een voortreffelijke Franse uitspraak. Maar zijn slanke bariton miste projectie en kracht, zeker wanneer de regie hem achteraan op het toneel opstelt. Elisabete Matos, weinig flatterend gekleed en gekapt, kon moeilijk in de jonge, verleidelijke Genièvre doen geloven. Ze zong de partij met een vibratorijke stem die vooral krachtig maar niet bepaald mooi klinkt in de hogere regionen. Andrew Richards zette een getormenteerde Lancelot neer met een weinig genuanceerde, gespannen en eerder monochrome tenor. Nicolas Cavalier was een degelijke Merlin, Bernard Imbert een overtuigende Mordred en Christophe Mortagne een vooral scenisch presente Lyonnel. Goede kleinere partijen en koortussenkomsten.
Na iedere pauze waren er wat meer lege stoelen en het slotapplaus was beleefd.