Weinig componisten zijn tijdens hun leven zo bejubeld en na hun dood zo verguisd als Giacomo Meyerbeer, geboren als Jakob Liebmann Beer in Berlijn op 2 september 1791 en gestorven als Giacomo Meyerbeer in Parijs op 2 mei 1864. Hij wordt beschouwd als de belangrijkste vertegenwoordiger van de Franse Grand Opéra.
Dit operagenre dat in de eerste helft van de 19de eeuw in Parijs tot bloei kwam: een indrukwekkend werk in drie tot vijf bedrijven op een historisch thema dat in spectaculaire beelden op toneel kon worden gezet met grote koren, het (verplichte) ballet en een schare virtuoze zangers. En het publiek smulde ervan! Maar in de loop van de 20ste eeuw verdwenen zelfs de meest bejubelde de opera’s van Meyerbeer zoals Les Huguenots, L’Africaine of Robert le Diable van het toneel omdat men ze als goedkoop effecttheater ging bestempelen en de muziek van Meyerbeer minderwaardig vond .Bovendien begonnen de kosten om de werken met hun hoge muzikale en theatrale eisen degelijk op te voeren erg zwaar door te wegen. Gelukkig is er de laatste jaren opnieuw oprechte belangstelling voor de Franse Grand Opéra met o.m. verschillende producties van La Juive van Halévy en is er bovendien een echte Meyerbeer-renaissance op gang gekomen. De Royal Opera Londen presenteerde “Robert le Diable”, de Munt in Brussel Les Huguenots, in Berlijn stond L’Africaine op de affiche en het Aalto Musiktheater van Essen waagde zich nu aan Le Prophète.
Deze opera in vijf bedrijven op een libretto van Eugène Scribe ging in première in Parijs in 1849 en is opgebouwd rond de figuur van Jan Beukelsz. (1509-1536) uit Leiden die als Jan van Leiden (of Leyden) leider van de wederdopers werd in het door de bisschoppen belegerde Münster. Bij Scribe heet hij Jean de Leyde en beleven we niet alleen zijn opgang bij de wederdopers maar ook en voornamelijk de persoonlijke conflicten die daarmee gepaard gaan in zijn relatie met zijn verloofde Berthe en zijn moeder Fidès. Jean (tenor) en Fidès (mezzo-sopraan) zijn de belangrijkste acteurs in dit drama en eisen sterke zangers-persoonlijkheden zowel vocaal als scenisch. De rol van Berthe vraagt een sopraan en de partijen van de drie wederdopers Jonas, Mathisen en Zacharie zijn voor een tenor, bariton en bas geschreven. Daarnaast is er nog de figuur van de verraderlijke Graaf Oberthal (bariton), die Berthe voor zich wil en zijn er tal van kleinere partijen die door leden van het uitgebreide koor kunnen ingevuld worden. Het ballet, zoals voorzien in het derde bedrijf, laat schaatsers in het kamp van de zich ontspannende wederdopers evolueren (en werd in 1937 gebruikt door Frederic Ashton in zijn bekende choreografie Les Patineurs).
In het Aalto-Musiktheater werd de bekende schaatsersmuziek gespeeld maar in de enscenering van Vincent Boussard was er van een ballet weinig te speuren tenzij twee rondhuppelede ballerina’s in tutu die af en toe door de handeling liepen. Een historisch kader werd in decor en kostuums van Vincent Lemaire en Vincent Boussard evenmin opgeroepen. Het belangrijkste decorelement is een (te dikwijls) ronddraaiend toneel met grijze wanden dat met enkele rekwisieten verschillende handelingsplaatsen moet oproepen (opeengestapelde bierkratten voor Jeans herberg) of een tribune biedt aan de koperblazers in rok bij de bekende Kroningsmars. In dit niet erg inspirerende kader evolueren solisten , koor en figuranten in meestal eerder hedendaagse kledij (jeans, tee-shirt en hemd voor Jean, hippie-achtig voor de wederdopers). Waarom Fidès de hele tijd krampachtig haar handtas moet omklemmen, is me niet duidelijk geworden.
Was er dus scenisch niet veel interessants te beleven in deze enscenering die de moeder-zoon relatie voorrang gaf aan historische of religieuze contekst, dan was de muzikale zijde van de vier en een half uur durende opvoering gelukkig veel boeiender. In de eerste plaats dank zij dirigent Giuliano Carella en de Essener Philharmoniker die Meyerbeers indrukwekkende partituur in al haar glorie deden weerklinken en er ons de muziekdramatische kwaliteiten van openbaarden (met de verrassende saxofoon-solo). Dank ook zij de indrukwekkende koren (Operakoor, extra-koor en kinderkoor van het Aalto-Theater). En natuurlijk dank aan de overtuigende zangers-bezetting aangevoerd door Jean van John Osborn. Deze Amerikaanse tenor heeft zich de laatste jaren terecht een prominente plaats veroverd niet alleen als vertolker van het belcanto-repertoire (Rossini, Donizetti) maar ook van het 19de eeuwse Franse repertoire. Met zijn soepele, homogene stem, stralende, moeiteloze hoogte en voortreffelijke tekstprojectie is hij een uitstekende vertolker van dit aparte, moeilijke repertoire. Voor de partij van Fidès bracht Marianne Cornetti een indrukwekkende fysiek en een volle, krachtige mezzo-sopraan mee die ze misschien niet altijd even gedisciplineerd maar wel expressief inzette. De laatste moeder-zoon confrontatie was een sterk moment. Lynette Tapia (mevrouw John Osborn) gaf Berthe een lichte, soepele sopraan, is geen grote actrice en was vooral overtuigend is de meer dramatisch momenten. De drie wederdopers waren de, door de regie opgelegde, eigenaardige, eerder komische figuren en hadden de goede stemmen van de tenor Albrecht Kludszuweit (Jonas) en twee Belgische zangers de bariton Pierre Doyen (Mathisen) en de bas Tijl Faveyts (Zacharie). Vooral Faveyts maakte met zijn sonore bas indruk in zijn belangrijke partij. Alles samen een verrijkende ervaring.
- WAT: Le Prophète
- WIE: , Jan van Leiden , Vincent Boussard, Giuliano Carella, John Osborn, Marianne Cornetti, Lynette Tapia
- WANNEER: 14 mei 2017
- WAAR: Aalto-Musiktheater, Essen
- Foto’s: © Mathias Jung