Met een even ongezouten, humoristische maar dankzij de consequente adaptatie van regisseur Stefano Mazzonis Di Pralafera bovenal eigentijdse operette van Jacques Offenbach sloot de Opéra de Wallonie 2013 met een hoogtepunt af. La Grande Duchesse is een verzorgde en pretentieloze voorstelling.
Met een even ongezouten, humoristische maar dankzij de consequente adaptatie van regisseur Stefano Mazzonis Di Pralafera bovenal eigentijdse operette van Jacques Offenbach sloot de Opéra de Wallonie 2013 met een hoogtepunt af. La Grande Duchesse is een verzorgde en pretentieloze voorstelling.
De Opéra de Wallonie ging de lichte toer op voor de eindejaarsperiode en koos een operette van Jacques Offenbach. De componist richtte in de tweede helft van de 19de eeuw in Parijs zijn eigen theater op, Les Bouffes Parisiennes, om zijn satirische operettes ongezouten te kunnen opvoeren. Het theater lag aan de Champs Elysées en Rossini bedacht Offenbach dan ook met het epitheton: de “Mozart van de Champs Elysées”! Eens zijn naam en faam niet meer te ontkennen was in het Parijs van Napoleon III kon hij zijn roem botvieren in het Théâtre des Variétés waar zijn talrijke – nu vaak vergeten – “opéras bouffes” succes gekend hebben. Het juiste historisch inzicht om zijn satire op de maatschappij van het Second Empire te smaken, leeft niet meer bij een eigentijds publiek, maar de humoristische spitsvondigheid waarmee Offenbach de maatschappij met zijn beroemdheden van alle slag in het ootje neemt, kan ook ons nog altijd bekoren. Zijn thema’s kunnen los van de tijdsgebonden satire wonderlijk toegepast worden op herkenbare situaties en de menselijke emoties van verliefdheid, jaloezie en wraak – typisch voor opera en theater – blijven in een goed regieconcept het publiek aanspreken en amuseren.
Amusante “Guerre des Chefs”
Zo’n regieconcept heeft Stefano Mazzonis Di Pralafera uitgewerkt voor zijn voorstelling in de Opéra Royal de Wallonie. In zijn toelichting in het programmaboekje geeft hij aan dat hij het niet zag zitten dat een publiek van vandaag nog kon lachen met de manier waarop Offenbach in 1867 de oorlog voorstelde in La Grande Duchesse de Gérolstein. Bovendien had hij er een moreel probleem mee aan de vooravond van de herdenking van WOI te spotten met een oorlogssituatie en de tragiek die ermee gepaard gaat. De oplossing vond hij in een maatschappelijk fenomeen dat ook toelaat competitie weer te geven, ego’s bespottelijk te maken en een echte hype is: de strijd tussen restaurants om sterren in de wacht te slepen en de beste chef te hebben. De militaire terminologie en discipline kan perfect getransponeerd worden en de spot kan scherp zijn zonder kwetsend te worden. Aangezien de TV bulkt van culinaire uitzendingen (zelfs Klara ontsnapt er dezer dagen niet aan…) introduceert hij de voorstelling met een TV-aankondiging van “la Guerre des Chefs”. Deze enkele minuten durende intro op TV-scherm is het zwakste moment van de voorstelling, maar eens het stuk losbarst in de keuken van Top Chef Boum werkt de vondst schitterend. De omzetting is consequent uitgewerkt, wat her en der een aanpassing van de tekst vereist, maar de geest van het stuk is gerespecteerd en de karakters zijn herkenbaar. De Grande Duchesse is even verwaand en frivool, Fritz is evengoed de underdog, al is hij van simpele soldaat een “plongeur” geworden, zijn geliefde Wanda is een poetsvrouw in het restaurant en Baron Grog is Redbul! De absurde situaties en de geïnspireerde parodie maken de voorstelling tot een amusant geheel.
Het decor is mooi. De ruime keuken met grote designfornuizen laat plaats voor veel gedoe en drukte en vooral ook voor de goed gechoreografeerde dansscènes van het keukenpersoneel. Het decor wordt handig omgevormd tot de aristocratische paleiszaal van de hertogin met een “chambre séparée” voor de huwelijksnacht van Wanda en Fritz. De hinderlaag van Boum om Fritz op tocht te sturen naar de Roc à Pic wordt met de uitvergrote dia van het kasteel een lachwekkend exploot. De fameuze “sabel”, een familiestuk dat de Duchesse erg koestert, blijkt een wapen van niets en raakt verfomfaaid tot een al even nutteloze kurkentrekker. De arme Fritz verliest dus al de titels die de Duchesse hem in haar verliefde bui aan het begin van het stuk gegeven had en ze degradeert hem terug tot afwasser. Fritz wil bij de hautaine en dominante Chef Boum niet blijven werken: hij dient zijn ontslag in. Maar hij verdwijnt niet als een zielenpoot die voor niets goed is en enkel ons medelijden wekt: de regisseur laat in een extra scène Fritz in een frietkot verschijnen: “Frites Fritz”, alsof hij wil duidelijk maken dat er toch iets van hem geworden is en hij de “Guerre des Chefs” niet aan zijn hart laat komen!
Bruisende muziek
Muzikaal was gekozen voor een beperkte orkestrale bezetting, maar de jonge Luikse dirigent Cyril Englebert slaagt erin met zijn muzikanten een levendige uitvoering te brengen met bruisende walsen en opgewekte ritmen. Ook de tongue-in-cheek-passages brengt hij met kleine details (marimba, cello) tot hun recht. De zangers vallen perfect in hun rol. Lionel Lhote zingt met volle baritonstem de dominante partij van Chef Boum en bevestigt zijn natuurlijk acteerinstinct. Alexise Yerna was vocaal niet ideaal en ze klonk in de hoge frasen wel eens scherp en op het randje van juist. Ondanks die reserve bracht ze haar belangrijkste aria “Ah! Que j’aime les militaires” met panache en ze overtuigde in de parlandofragmenten (de coupletten over de sabel bijvoorbeeld). Ze speelde de Grande Duchesse met veel flair en bracht op spontane manier de hautaine trekken van de rijke en wispelturige dame tot leven. Ze werd uitstekend geholpen door haar handlangers Puck en Redbul, Patrick Delcour en Roger Joakim. Het steeds aanwezige chihuahua (?) schoothondje zorgde vaak voor extra grappige effecten, bijvoorbeeld als de Duchesse gaat trouwen met haar geliefde Paul en haar troeteldier in een gelijkaardige outfit verschijnt en op de lange sleep van haar trouwjurk mee naar de ceremonie mag. Giovanni Iovino was een geslaagde dandy als haar verloofde Paul. Sébastien Droy zong Fritz als smachtende geliefde met vaak melancholische toon en hij speelde de simpele, pseudo-dwaze jongeman naast zijn eenvoudige Wanda, pittig vertolkt door Sophie Junker met haar jeugdige en frisse stem.
Ik kan me nauwelijks voorstellen dat iemand zich aan de transpositie van regisseur Mazzonis Di Pralafera stoort. Offenbach naar de letter uitvoeren kan zijn karikaturale stuk slechter dienen dan een geslaagde aanpassing als deze. Zijn sprankelende muziek overleeft hoe dan ook. Een verhaal dat verplaatst is naar de huidige samenleving met zijn hype van culinaire sterren en beoordelingen amuseert ons beter dan een verhaal uit het Parijs van Offenbachs tijd met zijn militaire exploten. Offenbach kan er op rekenen dat een huidig publiek nog steeds zijn satire aanvoelt in een context waarmee het vertrouwd is. Ik heb me in elk geval geamuseerd met deze verzorgde en pretentieloze voorstelling. Om in de terminologie van de voorstelling te blijven: de Opéra Royal de Wallonie krijgt een ster!