Lang geleden zag ik een Forza del destino in Parijs, waarvan ik me nog steeds beelden voor de geest kan halen. Bij voorbeeld de aangrijpende Martina Arroyo in de aria Pace Pace tegen de achtergrond van haar kluizenaarswoestijn.
Lang geleden zag ik een Forza del destino in Parijs, waarvan ik me nog steeds beelden voor de geest kan halen. Bij voorbeeld de aangrijpende Martina Arroyo in de aria Pace Pace tegen de achtergrond van haar kluizenaarswoestijn. Ik ben verbaasd in het programmaboek van de huidige productie te lezen dat toen, in 1975, deze opera zijn intrede deed in het repertoire van Opéra national. Dit seizoen presenteert de Parijse Opéra een nieuwe productie van de opera in regie van Jean-Claude Auvray en onder leiding van chef-dirigent Philippe Jordan.
Leonora wacht vol ongeduld op haar geliefde Alvaro. De markies van Calatrava ontdekt dat Don Alvaro zijn dochter Leonora wil ontvoeren nadat hij hun huwelijk verboden heeft. Alvaro wil niet met de markies in duel gaan en gooit zijn pistool neer. Het gaat per ongeluk af en verwondt de markies dodelijk. In een laatste ademstoot vervloekt hij zijn dochter. Leonora en Alvaro vluchten. Carlo, de broer van Leonora, zweert dat hij hun vader zal wreken. De opera geeft het relaas van het onophoudelijk opgejaagd zijn van de drie protagonisten. Pas op het einde van de opera vinden de geliefden elkaar terug: elk vermomd als kluizenaar en elk denkend dat de andere al lang dood is. Maar Carlo voert zijn wraak uit en verwondt Leonora dodelijk. De vervloeking van haar vader is Leonora als een onontkoombaar lot blijven achtervolgen. Alvaro berust in zijn droevig lot.
La Forza del destino is een uiterst complex verhaal met veel wisselingen van plaats en grote tijdskloven, dus een kluif voor een regisseur om er een coherent verhaal van te maken waarbij de spanningslijn aangehouden wordt. Jean-Claude Auvray is daar goed in geslaagd. Zijn decor is sober gehouden en met eenvoudige rekwisieten maakt hij de plaatsen herkenbaar waar de scènes zich afspelen: de eetzaal bij de familie Calatrava, met een reusachtige tafel, het portret van de overleden moeder aan de muur en het kruisbeeld dat later in de enscenering nog een prominentere rol zal krijgen. Hij plaatst de overbekende ouverture van de opera met het prominente noodlotsmotief pas na het eerste bedrijf, wat zin heeft omdat het des te duidelijker maakt dat het noodlot, ingezet in dit eerste bedrijf vanaf dan het stuk verder bepaalt en waarmee hij ook de tijdskloof overbrugt tussen het eerste en tweede bedrijf. Bovendien heeft Verdi deze ouverture pas geschreven bij de revisie van zijn opera voor de Scala.
Het slagveld is een desolate plek tegen een grijze rotsachtige achtergrond, een soort “no man’s land” dat de sombere en dreigende sfeer goed evoceert. De kostuums verwijzen naar de negentiende eeuw, de eeuw waarin Verdi de opera schreef en in het derde bedrijf wordt zelfs duidelijk verwezen naar zijn actieve rol bij de Risorgimento beweging, een allusie die ik hier niet echt op zijn plaats vind. In die sobere plaatsing komt het verhaal van de opgejaagde personages die elkaar steeds ontmoeten op onverwachte momenten en plaatsen goed tot zijn recht. Wegens hun vermomming herkennen ze elkaar niet en zo wordt telkens een volgende stap gezet in het noodlotsverhaal. In het eerste bedrijf waar het fatale schot afgaat, laat de regisseur een vermoeden ontstaan dat Leonora er mee schuld aan is dat het pistool afgaat, wat de vervloeking waarmee de vader haar belaadt nog begrijpelijker maar niet minder dreigend maakt. Net zoals in Rigoletto leidt die Maledizione uiteindelijk tot de dood van Leonora. Alvaro berust in zijn lot in deze Scala-versie van 1869, een “milder” slot dan Verdi componeerde voor de oorspronkelijke versie die in 1862 in Sint-Petersburg in première ging.
De zangers brengen stuk voor stuk hun personage met veel engagement en natuurlijkheid tot leven. Violeta Urmana is zoals te verwachten was een prachtige Leonora: met haar dramatische en zeer expressieve sopraanstem geeft ze deze uitdagende vrouwenpartij schitterend gestalte. Haar gebed in het tweede bedrijf (Madre, pietosa vergine) is subliem en het geeft al een heerlijke voorafschaduwing van de beroemde aria Pace Pace in het laatste bedrijf. Ze is momenteel zeker een van de beste zangeressen voor deze Verdi-partij. Zoran Todorovich, voor wie ik meestal wat reserve heb omdat hij wel eens durft brullen, heeft me als Alvaro positief verrast. Ik vond hem uitstekend en zelfs genuanceerd. Ik denk dat het veel te maken heeft met de zeer aandachtige zangdirectie van Philippe Jordan, die de partituur duidelijk perfect onder de knie heeft en met het orkest van de Parijse opera een zeer mooie voorstelling heeft gebracht. Bij de kleinere partijen wil ik zeker nog Kwangchul Youn vermelden, die een charismatische en vocaal warme Padre Guardiano neerzette. Een voorstelling die wat de regie betreft kan wedijveren met de herinnering die ik van deze opera in Parijs had en die muzikaal over de hele lijn schitterend was.