Eens te meer toont René Jacobs zich de magiër die sluimerende werken (her)ontdekt als betoverende verhalen. Na drie Da Ponte opera’s, La clemenza di Tito en Die Zauberflöte zet de Belg zijn tocht door het opera-oeuvre van Mozart verder met een van zijn vroege opera’s, La finta giardiniera (1775).
**** Na drie Da Ponte opera’s, La clemenza di Tito en Die Zauberflöte zet René Jacobs zijn tocht door het opera-oeuvre van Mozart verder met een van zijn vroege opera’s, La finta giardiniera (1775). Na Lucio Silla test Mozart zijn operatalent uit op het buffo-genre en La Finta giardiniera vertoont dan ook zowat alle typische kenmerken van het genre, inclusief de vermomming waarin personages optreden of de tijdelijke waanzin.
Jacobs zou Jacobs niet zijn als er geen musicologisch speurwerk aan te pas komt en voor zijn opname is dan ook heel wat bronnenmateriaal onderzocht. Veel van dat materiaal is trouwens pas in de laatste vijftig jaar ontdekt in stukken en brokken, onder meer in Tsjechische bibliotheken en theaters. Jacobs baseert zich op een versie die door een anonieme arrangeur gemaakt is voor een reprise van de opera in Praag in 1796, de zogenaamde Námešt-versie. Jacobs voegt klarinetten, fagotten, hobo’s en altviolen toe. Het Freiburger Barockorchester kan opnieuw zijn gangen gaan wat kleur en dynamiek betreft. Met zijn geëngageerde aanpak (lees snelle tempi) en dramatische aandacht voor de (dunne) verhaallijn haalt Jacobs Mozarts genialiteit naar boven en toont zo aan dat Finta al vooruitwijst op de latere meesterwerken.
De jonge cast biedt een frisse Sophie Karthäuser als Sandrina, die spontaner klinkt dan de mooi-zingende Edita Gruberova bij de Harnoncourt-opname, die zeker nog de belangrijkste referentie-opname is (Teldec). Toen dachten we dat Harnoncourt dynamisch en heftig was. Zijn opname van 1991 is zeker nog steeds de moeite waard, maar klinkt in vergelijking zacht-vloeiend en met minder dramatische accenten. Karthäusers partner Jeremy Ovenden zingt als Belfiore met onweerstaanbaar vleiende tenor zijn passie voor haar uit. Alex Penda (die we eerder kenden als Alexandrina Pendatchanska) zingt virtuoos, soms wat scherp maar het geeft haar woede-aria extra overtuiging. Nicolas Rivenq heeft als Podestà een droge stem, maar ook hier past het vocale bij het personage van de komisch-sullige baas. De broekrol van Ramiro (origineel castraatpartij) wordt mooi ingevuld door Marie-Claude Chappuis. En de meid Serpetta wordt vinnig en grappig ingevuld door Sunhae Im, de zangeres die steeds de show steelt bij Jacobs. Eens te meer toont Jacobs zich de magiër die sluimerende werken (her)ontdekt als betoverende verhalen. Deze cd kreeg dan ook verdiend een Cecilia-prijs.