**** Net zoals de onlangs hier besproken opname van Verdi’s Macbeth is ook dit weer een opera die je alleen al wegens de luxe-bezetting moet horen en zien! De absolute top van de “belcantisten” (Joyce DiDonato, Juan Diego Florez, Daniela Barcellona) is in deze romantische Rossini-opera seria verenigd. Je hoeft nauwelijks verder te lezen om te weten dat deze opname niet te missen is.
**** Net zoals de onlangs hier besproken opname van Verdi’s Macbeth is ook dit weer een opera die je alleen al wegens de luxe-bezetting moet horen en zien! De absolute top van de “belcantisten” (Joyce DiDonato, Juan Diego Florez, Daniela Barcellona) is in deze romantische Rossini-opera seria verenigd. Je hoeft nauwelijks verder te lezen om te weten dat deze opname niet te missen is.
Met de keuze voor een libretto gebaseerd op Walter Scott dompelde Gioacchino Rossini zich helemaal in de romantische literatuur onder. De strijd tussen vijandige clans in de Schotse Highlands wordt handig met een aandoenlijk liefdesverhaal verstrengeld. De koning treedt aanvankelijk in vermomming op – als de eenvoudige Uberto – en hij wordt smoorverliefd op Elena, het “meisje van het meer”. Maar zelfs als zijn identiteit opgehelderd is, moet hij inzien dat Elena van Malcolm houdt.
Rillingen
“The mezzo goes for the mezzo”, merkt de interviewster – sopraan Patricia Racette – in de korte pauze-intermezzo’s grappig op. Het einde van de opera is dan ook even aandoenlijk als dat van La Cenerentola, met een al even schitterende en verzoenende slotaria van de protagoniste (“Tanti affetti”). De scène waarin de aria komt, is wel al te pompeus uitgebeeld. Maar als Elena inzet, ontsnap je dankzij de prachtig gedoseerde trillers van Joyce DiDonato niet aan rillingen.
De hoofdpersonages uiten hun mooi gekarakteriseerde persoonlijkheid in coloratuurrijke aria’s, en hun confrontaties leveren heerlijke duetten en ensembles op. Dit alles wordt in een sfeervol muzikaal geheel, inclusief prachtige koren, gekaderd. Van bij haar eerste aria, “O, mattutini albori”, sta je in bewondering voor de coloratuurbeheersing van Joyce DiDonato, die haar stem in dienst zet van het “mooi zingen”. Toch is het geen pure acrobatie. Ze geeft echt betekenis aan haar vocale frasen. Op het einde van haar aria waarin ze haar verlangen naar haar geliefde Malcolm uitdrukt, laat Rossini ons genieten van zijn geliefkoosde instrument: de hoorn (“Qual suon”) met mooie echo.
Aangename samenklank
Malcolm is een mezzo-partij, hier vertolkt door de al evenzeer belcanto-specialiste Daniela Barcellona. En ze doet het prachtig. Haar heerlijke aria “O quante lacrime” zingt Barcellona met volle, vaste stem. Ze heeft een dieper timbre dan Joyce, wat bijvoorbeeld in hun duet “Vivere io non potrò” tot een aangename samenklank leidt. Juan Diego Florez bekoort ons onmiddellijk met zijn glorieuze, heldere, open tenorstem. De lang aangehouden noten spetteren eruit. Zijn aria aan het begin van het tweede bedrijf (“O fiamma soave”) – weer eens met prachtige hoorns – is gewoon heerlijk, met perfect legato en zuivere topnoten. Ook de tweede tenor, John Osborn, is uitstekend, met een gepast licht timbre. In het terzet in het tweede bedrijf (Osborn, Florez, DiDonato) klinken de stemmen harmonieus samen. De spanning bij het duel tussen Florez (de koning) en Osborn (Rodrigo) krijgt hevigheid door de vocale kracht. Michele Mariotti dirigeert een bruisend en toch genuanceerd orkest van de Metropolitan Opera, en het koor is meeslepend mooi.
De setting is niet van de mooiste, met een gestileerde uitbeelding van de Schotse Highlands en duistere slagvelden. Het hutje aan het meer van Elena ziet er nogal belachelijk uit, terwijl het paleis van de koning overloopt van glans en luxe. Maar die decors kunnen de vocale pret zeker niet bederven, want muzikaal krijgt deze opera een topuitvoering.