We hebben een paar afschrikwekkende, memorabele maanden achter de rug. Het coronavirus viel in maart rauw op ons dak. De kunstensector bloedde, maar gaf blijk van een grote generositeit, improvisatietalent en remediëring. Om het contact met het publiek niet helemaal te verliezen, konden voorstellingen via streaming gevolgd worden.
De podiumkunstensector explodeerde zowaar van de initiatieven. Begin juni krabbelden alle sectoren van de samenleving stilaan recht. De varia aan spektakels die her en der te zien waren, mag gewoon als ‘spectaculair’ omschreven worden. Een herleving van een knetterende intensiteit. Door een opflakkering van het virus viel alles weer stil. De laatste Nationale Veiligheidsraad van donderdag 20 augustus opende weer wat perspectief.
Jerry Aerts, algemeen en artistiek directeur van deSingel, had zich de laatste maanden van zijn carrière wellicht anders voorgesteld. Hetzelfde geldt voor zijn opvolger Hendrik Storme, die zich vanaf januari kwam inwerken. Samen boden ze het hoofd aan deze tsunami. Jerry Aerts kennen we allemaal als bekwaam, empathisch en pragmatisch. Zijn aanpak en doeltreffendheid worden zowel binnen- als buitenshuis geroemd. Hij maakte van deSingel een internationale draaischijf van en voor toptalent, breidde het spectrum zowel op muzikaal, dansant, theatraal als architecturaal gebied uit én bood aanstormend talent een springplank. Een stuwende kracht met een gedreven engagement. Hij verzette bakens in het kunstenlandschap en gaat op 31 augustus met pensioen. Hij heeft genoeg creatieve erfenis nagelaten om nooit vergeten te worden.
Zijn opvolger, Hendrik Storme, een prille veertiger, kan ook al terugblikken op een rijkgevulde portfolio. Hij bouwde een solide reputatie op als communicatieverantwoordelijke bij het Symfonieorkest Vlaanderen en het Muziekcentrum De Bijloke in Gent. Vervolgens ging hij aan de slag bij het Festival van Vlaanderen Brugge. In 2009 werd hij artistiek directeur van het Festival van Vlaanderen Brussel, dat onder meer het Klarafestival organiseert. Hij stond ook aan het hoofd van B’Rock Orchestra, een barokorkest dat experimenteert met nieuwe muziekstukken en in dialoog gaat met andere kunstvormen. Storme was al kind aan huis in deSingel via de jarenlange partnerschappen met het Klarafestival en B’Rock.
De Covid-19 pandemie heeft iets van de processie van Echternach, drie stappen vooruit, twee achteruit. Beide heren trakteren ons op een magma van gedachten en herinneringen.
Jerry Aerts, u bent verknocht aan dit huis. De laatste maanden waren een anticlimax …
Jerry Aerts: Dat klopt. Het laatste half jaar was het uitzonderlijkste wat ik ooit heb meegemaakt. Dat geldt voor iedereen trouwens. Je moet er alleen mee leren omgaan en in ons concrete geval een manier vinden om je programma aan te passen. De grote plannen die we gemaakt hadden voor het seizoen sneuvelden. Je moet weten: 2019 was ons allerbeste jaar ooit, ondanks de werken aan de Rode Zaal die we een hele tijd niet konden gebruiken. De tegenstelling kan niet groter zijn!
U straalt rust uit. Paniek behoort niet tot uw woordenschat. U zal in uw carrière veel flexibiliteit aan de dag hebben moeten leggen: een oplossing vinden voor zieke artiesten, of performers die ergens onderweg opgehouden werden. De laatste jaren moest u ook binnenshuis veel improvisatietalent ontplooien met de verbouwingen van de Rode en Blauwe Zaal. Covid-19 is van een heel andere orde, een precedent van dit kaliber hebben we nog nooit meegemaakt!
Aerts: Dit is ongezien. Het treft vooral de kunstenaar en het publiek dat die kunstenaar wil bezig zien. Wij, als gesubsidieerde organisatie, zijn in die relaties gebruuskeerd. Wij kunnen daar maatregelen voor nemen, zodanig dat onze toekomst gevrijwaard blijft en we een relatie kunnen blijven onderhouden met de artiesten en het publiek.
Wat waren de grootste uitdagingen tijdens uw leiderschap?
Aerts: De grootste uitdaging was eigenlijk een huis dat altijd eigenzinnig is geweest. Dat zich aan geen enkele van de decretale regelgevingen voor kunstencentra, voor concertzalen en tentoonstellingsorganisaties heeft geconformeerd.
Heeft dat nooit gebotst met de overheid?
Aerts: Toch niet, we zijn altijd koppig verder blijven doen en hebben ons nergens willen inschuiven in een bepaald decreet. We zijn bijvoorbeeld pas in het podiumkunstendecreet gekomen toen men ons gezegd heeft: jullie worden een kunstinstelling. Daarvoor zijn we nooit een kunstencentrum geweest. We hadden een nominatiesubsidie. Ik vond dat altijd de positie die ons het meeste bewegingsruimte verschafte om zowel concerten, theater- en dansvoorstellingen, architectuurtentoonstellingen, maar ook het uitgeven van architectuurboeken met een grote vrijheid te benaderen. Om te zoeken naar een uniek model dat nergens in paste, maar wel deSingel was, met de identiteit van een kunsthuis. Waar kunst op de eerste plaats stond. Een tweede belangrijke doelstelling was een zo groot mogelijk publiek bereiken om van de kunsten te genieten. Ook mensen, bij wijze van spreken, opvoeden om meer van het aanbod te leren kennen. Ik merk, in de loop der jaren is de benadering van het publiek voor onze programmatie enorm geëvolueerd. We hebben ondertussen een groot publiek van kunstkenners rondom ons kunnen scharen.
Is het een constante worsteling tussen het artistieke en het commerciële, of speelt dat niet zo voor een gesubsidieerde instelling?
Aerts: Onze belangrijkste bekommernis is altijd geweest dat we worden gesubsidieerd en dat geld moet maximaal naar de kunstenaars gaan. Wat we aan tickets kunnen verkopen, dient om de lonen van de medewerkers te betalen. Het is een attitude die wij ons kunnen permitteren omdat we veel minder productioneel en meer een receptief huis zijn. Zo kunnen we onze werking optimaliseren.
Op welke realisaties kijkt u met de meeste trots terug?
Aerts: Op geen enkele in het bijzonder. Ik hecht totaal geen belang aan individuele successen. Het geheel doet ertoe. Toen ik als assistent van Frie Leysen de pioniersjaren van deSingel meemaakte, samen met Myriam De Clopper trouwens die samen met mij met pensioen gaat, had ik nooit gedacht hier zo lang actief te zijn: 36 jaar, en Myriam 34 jaar trouwe dienst. Ook Myriam speelde een belangrijke rol in de ontwikkeling en expansie van dit huis. Het waren boeiende jaren.
U omringde zich met talentvolle mensen die uw volle vertrouwen genoten en taken gedelegeerd kregen.
Aerts: Dat klopt en is heel belangrijk. Wanneer je in een kunsthuis werkt, moet niet één iemand het voor het zeggen hebben. Je moet wel regels uitstippelen, maar vooral luisteren naar je mensen is belangrijk.
Geanimeerd werken met de neuzen in dezelfde richting.
Aerts: Die neuzen mogen zelfs in een andere richting staan! Daar heb ik helemaal geen probleem mee. Ik heb de tijden ook echt wel zien veranderen. De pioniersjaren waren behoorlijk rock-’n-roll. Toen ik in de jaren ’80 van mijn toenmalige directeur opeiste of ik de muziekprogrammatie mocht doen, terwijl ik daar niet voor aangeworven was en er ook geen ervaring mee had. Toch merkte ik enige opluchting bij haar. Met enige branie heb ik mij toen echt gedragen als curator met als groot doel het klassieke muziekleven in ons land eens duchtig door elkaar te schudden en te veranderen. Ik ben op een thematische manier gaan programmeren. Mensen rond andere eenheden van een concertavond samen gebracht. En dat is gelukt. Dat heeft trouwens model gestaan voor hoe grote huizen sedertdien met muziek omgaan. Ik herinner mij nog heel goed: Paul Dujardin, directeur van BOZAR, had mij op zijn allereerste persconferentie uitgenodigd. In zijn speech zei hij: “Jerry Aerts van deSingel is hier omdat ik zijn manier van programmeren als toekomstmodel zie voor BOZAR.” Het is plezierig als collega’s iets dergelijks zeggen. Tegelijkertijd besef je ook: er komt een zeer grote concurrent bij!
Welke artiest liet in al die jaren de grootste indruk na?
Aerts: Dat is een hele moeilijke … Romeo Castellucci. Omdat hij een homo universalis is die denkt en leeft vanuit de kunsten en niet vanuit één discipline. Hij is een figuur die niet meer van deze tijd is. Die man is met teksten bezig, met beelden, met muziek. Hij schaart ook een bende van getrouwen, waaronder een groot deel familie, rondom zich. Wat hij op een podium zet, beantwoordt voor mij aan de grote waarden die ik aan kunst hecht, namelijk dat die niet geconformeerd is aan wat je verwacht. Hij laat thema’s uit het maatschappelijke leven zien, heel confronterend soms. Hoe hij als katholiek omgaat met de Christusfiguur bijvoorbeeld is voor veel mensen nog altijd choquerend.
deSingel heeft de voorbije maanden werk gemaakt van financiële solidariteit.
Aerts: Ja. Die hebben we in eerste instantie kunnen opbouwen dankzij ons publiek. Wij hebben het publiek simpelweg gevraagd indien u er niet om vraagt om uw ticket terugbetaald te krijgen, dan zullen wij, via een fonds, ervoor zorgen dat geld terecht komt bij de artiesten waarvoor u een ticket gekocht heeft. Dat is massaal gebeurd. Dat liet ons toe om onze relatie met de kunstenaars te onderhouden en verbeteren door hen financieel tegemoet te komen.
Hendrik Storme, hoe zou u Jerry Aerts omschrijven?
: Storme: Heb je een uurtje? Jerry als algemeen directeur is een heel bemiddelende figuur, een bruggenbouwer. Iemand die er altijd in slaagt om de neuzen in dezelfde richting te krijgen. Maar niet van zijn mensen eist dat ze allemaal op dezelfde manier denken en respect heeft voor andere of afwijkende meningen. Die alle vrijheid en ruimte biedt, maar er tegelijkertijd voor zorgt dat het huis in een bepaalde richting evolueert. Wat ik ongelooflijk straf vind, is dat hij dat op een heel stabiele manier gedaan heeft. Dat is vandaag de dag toch behoorlijk uniek.
Wat bedoelt u met ‘op een stabiele manier’?
Storme: deSingel is een heel stabiel huis geworden dat al jaren voor een bepaalde richting, een bepaalde manier van werken staat. Dit huis heeft de waan van de dag steeds overschreden en dat kun je niet zeggen van alle kunsthuizen in Europa. Dankzij Jerry heeft deSingel ook enorm veel aanzien in het buitenland gekregen. Als artistiek directeur heb ik Jerry daarnaast altijd ervaren als iemand die artiesten net wat verder trekt dan ze zelf denken, door hen te wijzen op andere mogelijkheden. Door hen vertrouwen te geven. Ik herinner mij, toen ik hier vroeger een paar keer per jaar over de vloer kwam als directeur van B’Rock, zei Jerry op een bepaald moment: “Hendrik, het moeten niet altijd de meest traditionele programma’s zijn, kies gerust ook eens voor een programma dat minder goed in het oor ligt bij het publiek.” Een artistiek directeur die kunstenaars meeneemt in zijn verhaal en hen af en toe ook uit hun comfortzone haalt, dat vind ik fantastisch.
Uw opvolger is ook niet de eerste de beste. U kan met een gerust gemoed de deur achter u dichttrekken?
Aerts: Dat durf ik voor tweehonderd procent beamen.
Zijn er significante parallellen en/of boeiende verschillen tussen u beide?
Aerts: Ik denk dat er veel parallellen zijn en enkele dingen die je verschillend zou kunnen noemen. Hendrik is meer de jongere versie van mezelf.
U bent bezadigder geworden?
Aerts: Niet bezadigder. Er is een leeftijdsverschil van 25 jaar, dat is toch een generatie. Ik voel bij hem de drang om dingen neer te zetten die hun sporen nalaten via thematische inhouden, zeg maar een publiek samenbrengen over de verschillende disciplines heen. Dat is ook precies wat deSingel nodig heeft. Alleen was dat in het systeem dat in het verleden is ontwikkeld anders geworden omdat we met een vaste kern van een beperkt aantal mensen werkten. Een vijftal medewerkers die al die jaren met het programma bezig waren en dat bijna op automatische piloot deden. Ik bedoel dat helemaal niet pejoratief.
Het was min of meer routineus geworden?
Aerts: Neen, dat is te negatief. Wij vonden elkaar vanzelf met een programma dat uitdagend was voor het publiek. Ik denk, als er iemand nieuw komt, er de behoefte is om een welbepaalde richting uit te gaan. Het huis moet niet steeds hetzelfde blijven.
Back in business, maar voortdoen ‘as usual’ zit er vooralsnog niet in.
Storme: De toekomst op korte termijn is niet evident. Het is nu vooral gebaseerd op voortschrijdend inzicht.
De programmatie voor het nieuwe seizoen is als een kaartenhuisje in elkaar gestuikt. Draagt het programma 2020-2021 uw beider signatuur?
Storme: Het jaarprogramma voor het seizoen 2020-2021 is nog helemaal het werk van Jerry. Het moet pijnlijk zijn om op deze manier een carrière te moeten afsluiten. Hij heeft tot driemaal toe het programma compleet moeten omgooien: dingen weglaten, andere bijhalen of bijschaven. Dat vraagt enorm veel energie en stressbestendigheid. Ik heb mij met andere zaken beziggehouden. Wij zullen uiteraard de gevolgen moeten dragen van alles wat er aan het gebeuren is. Maar ons perspectief is nu toch enigszins positiever.
Is er ook belangstelling van het publiek, of overheerst de angst!?
Aerts: Dat speelt mee, maar je kan ook veel minder publiek toelaten. Ik hoop dat er weer 100 mensen mogen in een zaal van 1000. Toen het er 200 waren vonden we dat al weinig. Je weet dat je een handicap hebt in aantallen, een vijfde van je normale ticketontvangsten. Je weet dat je veel minder prijsdifferentiatie in tickets kunt hanteren, omdat je mensen anders moet ontvangen. Je weet dat je dure internationale producties waar je coproducent van bent niet zult kunnen doen omdat de kosten dermate hoog zijn en de inkomsten dermate laag, dat het niet meer in verhouding is en je binnen drie maanden failliet kunt zijn.
Het is terugplooien.
Aerts: Terugplooien en niet altijd naar de essentie gaan, maar wel naar het haalbare. Je moet keuzes maken. Wat er nu in het najaar in deSingel staat, is maar voor de helft de corebusiness van deSingel. Het is wat haalbaar is in deze omstandigheden. We zijn nu in de patio een buitenpodium aan het bouwen, waar we een paar dingen tonen die in ons reguliere programma zouden staan, maar ook een heel aantal andere dingen omdat we kansen willen geven aan lokale artiesten die gebroodroofd zijn. Wij bieden hen een podium voor 150 mensen. Het zijn nooit grote producties. De voorstellingen en concerten die deSingel uniek maken, vallen er dus van tussen.
Wordt de kunstensector niet door de mangel gehaald door de politici, met hun constant veranderende richtlijnen vindt zelfs een kat haar jongen niet meer. De mensen hebben ook nood aan voorstellingen, concerten, mooie dingen tout court. Ze voelen zich na al die maanden als een vis op het droge!
Aerts: De politici doen het zo slecht nog niet. Deze pandemie is voor hen ook helemaal nieuw. Wetenschappers geven advies aan het beleid. Er zijn uiteenlopende meningen, een gebrek aan eenduidigheid. Politici distilleren uit dat kluwen de essentie en communiceren dat naar het publiek.
Storme: Het is een moeilijk evenwicht tussen wetenschap en beleid. Men had van meet af aan de pool van experten moeten uitbreiden met filosofen, psychiaters, kunstenaars, menswetenschappers, met specialisten uit alle geledingen van de bevolking. Een print van het sociale weefsel zoals in het buitenland gebeurt.
deSingel reikt de hand aan kunstenaars die het moeilijk hebben.
Aerts: Lokaal is dat zeker zo. En tegelijkertijd solidair blijven met de kunstenaars waarmee we op regelmatige basis werken.
Als we weer in normaal vaarwater terechtkomen, wat zijn dan de plannen: consolidatie, continuïteit maar ook nieuwe accenten … Zoals uw voorgangers Frie Leysen en Jerry Aerts onstuitbaar vooruitstrevend?
Storme: Zo zou je het kunnen omschrijven. Ik zie geen enkele reden om bruusk van richting te gaan veranderen. Integendeel, ik heb tegen mijn nieuwe collega’s gezegd: “We schrijven ons in het lange en mooie verhaal van deSingel in.” Sinds 1983 heeft dit huis een prachtig verhaal opgebouwd. Daar wil ik verder aan werken. Tegelijk met nieuwe accenten, met aandacht voor de context waarin we leven. Het verhaal van diversiteit vind ik bijzonder belangrijk. Een huis als dit zou een weerspiegeling moeten zijn van de maatschappelijke ontwikkelingen, van de bevolkingssamenstelling, van nieuwe evenwichten die worden gezocht tussen mensen, tussen natuur en cultuur. Op dat vlak hebben wij wel iets te zeggen, en zeker de kunstenaars waarmee wij werken.
Een inclusieve wereld. De thema’s die vandaag op ieders lippen liggen.
Storme: Ja, relevante maatschappelijke onderwerpen. Je kan het thema’s noemen, inhouden, dramaturgische lijnen waarrond wij specifiek gaan werken. Ik kan daar nog niet heel concreet over uitweiden. Ik start pas over enkele dagen met een nieuwe ploeg. We blijven verder inzetten op de disciplines die in dit huis aan bod komen: theater, dans, klassieke muziek, architectuur. Wat de klassieke muziek betreft, zal ik zelf aandacht besteden aan de vernieuwing in de muziekwereld. Toen ik Jerry daarstraks hoorde zeggen – “Toen ik begon was het mijn bedoeling om de klassieke muziekscène eens duchtig door elkaar te schudden” – wel, dat is ook mijn intentie. We zijn nu zovele jaren verder, en je ziet dat die hele sector in een bepaald systeem is terechtgekomen dat goed marcheert, maar waar ik toch enkele vragen bij heb. Namelijk over de duurzaamheid en relevantie ervan.
Op de lange duur is er een zekere saturatie.
Storme: Precies. Ik heb sterk het gevoel dat er opnieuw grondig moet worden nagedacht: hoe zal klassieke muziek er in de toekomst gaan uitzien? Daarom wil ik in de schoot van deSingel een ‘Research and Development Departement’ oprichten dat heel intens met kunstenaars, met muzikanten, zich daarover zal buigen. Ik wil aan dat onderzoekslabo ook een budget geven om specifiek de rol en relevantie van klassieke muziek te bevragen.
De taak van een artistiek directeur is het talent van morgen, trendsetters en vernieuwers ontdekken?
Storme: Onder andere. Ik vind het wel heel belangrijk dat je de vinger aan de pols houdt van wat er leeft, wie de nieuwe interessante namen zijn en hoe dat veld zich zal ontwikkelen. Daar hebben we hier in huis een enorme traditie in. Ik hoop dat we dat verder kunnen zetten. Maar het is niet alleen dat. Het is ook heel belangrijk vandaag om een brug te bouwen met de maatschappij. De verbinding tussen de kunstinstelling en de stad, regio én samenleving. Dat gaat verder dan enkel puur artistiek werk. Dat gaat ook over de sociale agenda die we willen volgen.
Hoe wil u dat concreet maken?
Storme: Uiteraard door eerst in te zetten op een scherpe keuze inzake artiesten. Maar daarnaast ook op participatie van het publiek en op dialoog met mensen in de stad. Door hen te betrekken bij artistieke projecten.
Dat ze een vinger in de pap hebben qua programmatie?
Storme: Dat zou een mogelijkheid zijn. Onlangs las ik iets van verschillende kunstinstellingen waarmee David Van Reybrouk in Strombeek was gaan praten met bewoners van de regio. Een soort van basisdemocratisch proces om zich te bezinnen. Op zich interesseert mij dat wel. Het zijn ook allemaal maar symbolen. Het gaat erom hoe men zich als instelling in de regio plaatst. Dat kan top-down zijn, zoals het soms wel is geweest, maar dat kan ook bottom-up. Wat willen jullie dat dit huis gaat doen?
We zitten nu min of meer in de staart van de coronacrisis. Het leven draait om het vermogen veranderingen te accepteren. Wat mogen we verwachten: perspectiefwissels, kantelmomenten in deSingel. Of zijn dat te grote woorden?
Storme: Dat is wat disproportioneel gesteld. Het gaat er vooral om het werk van Jerry en Myriam verder te zetten en aan te passen aan de noden van deze tijd. De toekomst van deSingel zal niet zoveel anders zijn dan ze nu is. Links en rechts zullen een paar nieuwe artiesten komen die andere stromingen binnenbrengen. Maar fundamenteel zal er niet veel veranderen. We zijn een vuurtoren, of moeten een vuurtoren zijn in het kunstenlandschap. Daar zullen we heel erg op blijven inzetten, met een blik op de wereld, het internationale aanbod. Dat is niet gemakkelijk omdat er vandaag de dag een spanning zit op het internationale en lokale, ook in de kunstwereld.
De voorbije maanden waren voor de evenementensector en de podiumkunsten een ware massacre. Veel artiesten zitten op zwart zaad en voelen zich in de steek gelaten. Columnist Noël Slangen ging in het verweer. Idem voor regisseurs Frank van Laecke en Stany Crets. Sommige theaters krabbelen stilaan recht, andere houden de boot af. De Roma besliste bijvoorbeeld om tot het eind van het jaar dicht te blijven. Heeft deSingel voeling met wat er buiten dit huis gebeurt?
Aerts: Natuurlijk. Wij hebben een tijdje samen in allerlei overlegorganen gezeten, maar ik heb dat zeer recent aan Hendrik overgelaten om deze periode tijdelijk te overbruggen. Niet om ergens een deur te sluiten en die dan weer te moeten opendoen. We overleggen in eerste instantie met de Vlaamse kunstinstellingen. Daar zijn recent ook de stadstheaters bij gekomen. Dat heeft te maken met de positie van het kunstendecreet. Er is een toekomstige wending, waarbij er kerninstellingen zouden komen. De eerste die daarvoor in aanmerking komen, zijn de stadstheaters. Omdat het grote entiteiten zijn die productioneel werken. Die willen aanleunen tegen de instellingen, maar tegelijkertijd is er de stedelijke verplichting en subsidiëring. Daar zitten zij op een ander spoor dan de Vlaamse kunstinstellingen, die allemaal initiatieven zijn van de overheid zelf. Er zijn vele bewegingen om het kunstendecreet aan te passen. Helemaal gelukkig ben ik daar niet mee. Omdat ik vind dat er teveel wordt gedacht vanuit het eigen belang en niet vanuit een complementariteit. Niet iedereen moet dezelfde ambitie hebben. Daar is Vlaanderen ook niet mee gediend. Ik denk dat er zowel plaats moet zijn voor iets klein lokaal als iets groot internationaal dat zich hier bevindt. deSingel heeft ook sedert vele jaren geïnvesteerd in het kleine lokale. We hebben hier de studio’s en kleinere tentoonstellingsruimtes waar jonge kunstenaars veel ontwikkelingskansen krijgen en productioneel ondersteund worden. Veel van onze tijd en middelen gaan daar naartoe, maar dat is veel minder zichtbaar. Wij hebben altijd geopteerd om dat grote internationale met dat kleine onderzoekende in één huis aan te bieden. Dat is, denk ik, de kracht van dit huis.
Storme: deSingel zit in alle overlegcomités die momenteel actief zijn: de crisiscel die is opgericht: oKo (overleg Kunstenorganisaties), AKO (Antwerps Kunstenoverleg), alle andere organisaties die zich aandienen. Wij spelen daar een heel actieve rol in. Omdat ik echt vind dat wij als instelling een grote verantwoordelijkheid hebben in het veld. Niet alleen wat onszelf betreft of onze rechtstreekse collega’s, maar naar alle andere kleine gezelschappen of individuele kunstenaars om hen in deze toch wel ongelooflijke crisis te ondersteunen en waar we kunnen ook vooruit te helpen. In die zin hebben we een heel belangrijke rol te vervullen. En we gaan dat ook doen.
deSingel brengt dans, muziek, theater, tentoonstellingen, kinderproducties, familiespektakels puur of in een kruisbestuiving en bereikt zo een breed publiek. Zijn er nog hiaten of niches die kunnen bespeeld worden?
Storme: Wat ik zeker wil bespelen, is het debat. Waarom? Het uitwisselen van gedachten is belangrijk, en daar gaan we op een structurele basis werk van maken. Dat debat zal één van de grote nieuwe invalshoeken worden. Voor ons zal het belangrijk worden om op die tussenniveaus te gaan werken. De kruisbestuiving tussen muziek en theater, theater en dans, muziek en architectuur. Die tussenniveaus interesseren mij heel erg. Vandaag gaat het niet over zwart of wit, mannelijk of vrouwelijk. De simpele binaire tegenstellingen willen we overstijgen. Het is veel interessanter om na te gaan wat daar tussen ligt.
Dat is toch niet nieuw in dit huis?
Storme: Dat kwam wel al vaak aan bod, inderdaad, maar wij gaan daar een apart issue van maken.
Aerts: Kunstenaars en filosofen zijn daar vaak ook het eerst mee bezig. Het zijn de mensen die hun gedachten als eerste weten vorm te geven: hoe evolueert de samenleving?
Met een visionaire openheid?
Aerts: Precies, visionair zijn daarin. Door het feit dat je als organisatie optreedt, kun je die gedachten projecteren naar het publiek. Ik denk dat we dat tot nog toe eerder passief dan bewust gedaan hebben. Ik voel aan dat Hendrik dat actiever wil doen.
We leven in een wereld met een politiek onrustwekkend klimaat dat gevaarlijk op het randje van een terugval naar de donkere tijden van vroeger balanceert. Kan het gedifferentieerde landschap van de kunsten een tegengewicht vormen?
Storme: Ik denk dat we allemaal op zoek zijn naar een nieuwe vorm van harmonie. In de kunsten, en dan zeker de podiumkunsten, hebben we daar veel ervaring mee. Ook muziek ontstaat maar door de harmonie, daar het laten samenvallen van verschillende stemmen. Regisseurs en dirigenten zijn meesters in het verbinden van al die verschillende stemmen. Die behoefte aan een soort polyfone manier van nadenken, daar hebben we natuurlijk een patent op. Ik denk dat wij kunnen helpen in die zoektocht naar harmonie. De kunstwereld zou zich veel meer moeten opdringen in dat debat, de zoektocht naar harmonie. Wij zijn ook meesters van de verbeelding. Wat zijn kunstenaars anders dan mensen die op een andere manier naar de realiteit kijken. Verbeelding vertaalt zich niet alleen in artistieke resultaten maar versterkt en dynamiseert ook het sociale weefsel.
Jerry Aerts, gaat u dit huis en een leven boordevol intensiteit missen?
Aerts: De dag na mijn pensionering word ik zelfstandige en blijf ik hier achter de schermen als raadgever, niet om als een schoonmoeder mee over de schouder van Hendrik te kijken.
Storme: Het zou te gek zijn om al zijn knowhow en contacten te verkwanselen. Jerry heeft ook aanvaard om de concertencyclus in de Elisabethzaal met grote nationale en internationale orkesten en gerenommeerde dirigenten, die bijzonder goed floreert, verder onder zijn hoede te nemen.
Hendrik Storme, uw voorganger stond altijd kort bij zijn personeel, artiesten en het publiek.
Storme: Die voorbeeldrol ga ik proberen verder in te vullen. Of ik ’s avonds mee aan de kassa zal staan, betwijfel ik.
Jerry Aerts we wensen u nog vele jaren om te genieten van de volheid van het leven. Hendrik Storme veel succes om de bakens van deSingel verder uit te zetten.
Aerts & Storme: Dank u wel.
- WAT: Bubbelinterview met Jerry Aerts en Hendrik Storme
- FOTO’S: © Patrick Florin , mt