Jonas Kaufmann is een toptenor, dat lijdt geen twijfel. BOZAR liep zondagavond dan ook helemaal vol voor zijn Puccini-recital. De zanger heeft de gave het publiek voor zich te winnen en dat lukte tot dolle tevredenheid van de vele fans.
Jonas Kaufmann is een toptenor, dat lijdt geen twijfel. BOZAR liep zondagavond dan ook helemaal vol voor zijn Puccini-recital. De zanger heeft de gave het publiek voor zich te winnen en dat lukte tot dolle tevredenheid van de vele fans.
Zijn knappe uiterlijk is mooi meegenomen, maar zoals een redacteur van een vooraanstaand operatijdschrift ooit schreef: je kan hem niet enkel als “singendes Erotikon” onder de tenoren bestempelen. Een rank figuur, zwarte – lichtjes grijzende – lokken en een viriele stoppelbaard maken geen operazanger van je. De kwaliteit van de stem moet op de eerste plaats komen. Daar kregen we op dit concert zeker een bewijs van, al was niet alles even perfect.
Het concert van 1 mei was origineel in oktober vorig jaar gepland. Sindsdien zijn er een paar schitterende cd’s met Kaufmann verschenen: The Age of Puccini op Decca Classics (KC, oktober 2015), de integrale Aida met Antonio Pappano op Warner Classics (KC, december 2015) en de Nessun dorma-cd met Pappano op Sony Classical. Vooral deze laatste cd heeft in de eindejaarsperiode nog een boost gegeven aan de populariteit van de zanger. Jonas Kaufmann heeft een veelzijdig repertoire opgebouwd, maar dit concert had enkel Puccini op het programma. Deze componist biedt keuze genoeg om een mooi programma samen te stellen en dat was ook evenwichtig gebeurd: in het eerste deel een paar aria’s uit minder vaak gespeeld werk, zoals Le Villi en Edgar, nadien de hits. Het orkest speelde tussen de aria’s enkele preludes en intermezzi uit de opera’s en zette in met de onvolprezen Preludio sinfonico.
Spontane melancholie
In de meestal korte aria’s liet Kaufmann zijn krachtige stem voluit gaan. Hij leefde zich in de tragische en passionele passages in, al kwam hij in de eerste twee aria’s (uit Le Villi en Edgar) minder overtuigend over. Toch hoorden we al in Orgia chimera van Edgar op het woord “dolcissimo” een van de kleurrijkste pianissimi van de avond. Want hoe krachtig, lang aangehouden en zuiver hij ook zong, de zachte frasen zette Kaufmann soms zo aarzelend neer dat de stem flink aan klankrijkdom inboette. Jammer. Ik durf het toeschrijven aan de concert-format, waarin een zanger nauwelijks de kans heeft emotie op te bouwen wegens telkens wisselende en in dit geval korte stukken. Of zou hij de stem – niettegenstaande de intelligente opbouw van zijn repertoire – toch aan het forceren zijn? Hoe dan ook, het concert maakte duidelijk dat hij met een naturel op het podium staat en zijn licht baritonaal timbre inzet voor de onweerstaanbare dramatiek van het verismo-genre. Voor oprechte sensuele lyriek moesten we wachten tot het derde bisnummer, waarin Kaufmann even van Puccini afscheid nam. In dat ontroerende Ombra di nube van de onbekende Licinio Refice (1883-1954) raakte de stem ons met spontane melancholie. Zelfs in E lucevan le stelle hadden we die niet zo mooi gehoord.
Het orkest, de Staatskapelle Weimar, liet wat aan precisie te wensen over. Het was duidelijk dat de muzikanten heel geëngageerd en hard hun best deden, maar vaak kwamen ze niet boven het bemeesteren van de technische moeilijkheden uit. Reserve om ook nog nuances te maken en de muziek echt tot leven te brengen, hadden ze niet. De sprankeling van Puccini’s rijke partituur bleef te vlak. Tussen Kaufmann en dirigent Jochen Rieder leek het wel goed te klikken: ze namen in 2015 samen met de Filarmonica della Scala ook een dvd op met dit programma. Ze onderhandelden vlot de afspraakjes voor de vijf bisnummers, waaronder ook de Mario Lanza-topper Non ti scordar di me van Ernesto de Curtis (1875-1937). Bij elk bisnummer werden de toejuichingen steeds wilder, vooral van de dames …, en een toch wel wat misplaatste herhaling van Nessun dorma zette finaal een punt achter een toch wel mooi concert.