Het zijn de twee polen waartussen het Klarafestival twee weken lang feestelijk muziek maakte. De start op 31 augustus met Bachs Matthäuspassie was een intens moment van verstilling, het slotconcert met Rolando Villazon was een explosie van zang en klank.
Het zijn de twee polen waartussen het Klarafestival twee weken lang feestelijk muziek maakte. De start op 31 augustus met Bachs Matthäuspassie was een intens moment van verstilling, het slotconcert met Rolando Villazon was een explosie van zang en klank.
De vedettestatus van Rolando Villazon belet de zanger niet sympathiek over te komen. Dat het talrijk opgekomen publiek vooral voor hem kwam en hem een warm hart toedraagt was op het concert herhaaldelijk te merken. Zijn bijdrage was nochtans allesbehalve overvloedig te noemen. Met vier Mozartaria’s op een avond moesten we ons tevreden stellen. Hij was wel gul met twee (korte) bisnummers die zijn zangvreugde en podiuminstinct bevestigden.
Hoewel hij zich als niet goed in vorm liet aankondigen en om die reden weigerde dat het concert rechtstreeks werd uitgezonden, was het eerste deel van het concert vocaal prima in orde. Met veel felheid vertolkte hij de jeugdaria van Mozart, Va dal furor portata (KV 21). Zijn timbre was het specifieke nasale timbre van zijn pre-crisisstem en het stemvolume van Villazon steeg met de boosheid die hij uitdrukte. Gedreven en natuurlijk zong hij ook de volgende trieste aria (Misero! O sogno, Aura che intorno spiri, KV 413) waarbij hij zijn coloratuurtechniek aansprak. Dat talent voor coloraturen lukte hem in het tweede deel hoorbaar minder. De stem miste draagkracht en de mooie aria Per pietà, non ricercate leed onder een tekort aan kleur en nuance zodat de herhalingen gewoonweg monotoon klonken. Jammer.
Misschien blijft hij toch in de eerste plaats een zanger van het Italiaanse belcanto waarin hij zijn mooiste successen behaald heeft? Misschien was zijn gezondheid toch niet helemaal in orde? Met zijn bisnummers was hij helemaal op zijn gemak. Hij gekscheerde grappig over de “gioia” en “follia” die hij in Mozart vindt en kreeg het publiek vrolijk op zijn hand. Zo kreeg het concert in elk geval spektakelwaarde. Het was alleszins een belevenis de Mexicaanse tenor met zijn Zuiderse expressiviteit nog eens live mee te maken, maar de vrees dat de zanger nooit meer dezelfde zal zijn als pakweg tien jaar geleden kreeg hier ook bevestiging.
Het Kammerorchester Basel ontgoochelde me danig. Het speelde opgejaagd en gespannen. We zijn ondertussen wel vertrouwd met de dynamiek en de vaart waarmee orkesten de instrumentale muziek van barok en achttiende eeuw spelen, maar de aanpak van dit orkest was zo geforceerd dat mijn maag ervan verkrampte. De concertmeester (die dit keer niet als dirigent moest fungeren) leek wel een hyperkinetische pop uit Offenbachs Contes d’Hoffmann. Wat een verschil met de natuurlijke dynamiek van Les Musiciens du Louvre onder Minkowski die we een paar dagen eerder hoorden in de Schubertsymfonieën. Zij musiceerden vanuit een innerlijke spontaneïteit, speelden ook levendig maar tegelijk met een gemak en een inleving die nergens geforceerd overkwam. Aangenaam om naar te kijken en met een subliem resultaat.
Het Kammerorchester Basel zien spelen zorgde voor spektakel in negatieve zin. Natuurlijk moet een Sinfonia van Boccherini met pit gespeeld worden om niet slaapverwekkend te zijn, maar de Jupitersymfonie van Mozart miste lyriek en finesse in de gedreunde snelheid. Het gaf een deuk aan mijn waardering voor Rinaldo Alessandrini van wie ik het werk met zijn Concerto Italiano (Monteverdi) nochtans enorm apprecieer. Een concert dat zo het festival niet als culminatiepunt afsloot. Voor dat hoogtepunt kan Klara zich verheugen op drievoudig Schubert met de supermuzikale Les Musiciens du Louvre en Marc Minkowski.