In het Couvenmuseum in Aken liep een magnifieke tentoonstelling van muziekinstrumenten uit de Barok tot Biedermeiertijd. In de prachtige ruimten van het oude Stockhaus dat in 1786 verbouwd werd tot “Wohnhaus im Rokokostil” krijgen we een mooi beeld van de instrumentale muziekcultuur van weleer.
Het Couvenmuseum in het centrum van de Altstadt van Aken is genoemd naar de Akense barokarchitecten Johann Joseph en Jakob Couven. Het is gevestigd in het door Jakob Couven verbouwde Haus Monheim. De drie verdiepingen van het huis zijn ingericht als stijlkamers die een mooi beeld geven van de Akense wooncultuur en de mooie, Luikse-Akense meubelstijl van de 17de, 18de en vroege 19de eeuw.
Oorspronkelijk was het museum gevestigd in het Akense Stadtpalais Haus Fey. Op 14 juli 1943 werd het Haus Fey echter door bommen getroffen waarna het volledig uitbrandde. Een groot deel van de waardevolle inrichting ging verloren maar gelukkig waren de meest waardevolle voorwerpen in veiligheid gebracht. In 1953 kocht de stad Aken het Haus Monheim, het enige gebouw van architect Jakob Couven dat niet door bommen vernield was. Het huis werd min of meer in de oorspronkelijke 18de eeuwse toestand teruggebracht en enkele schoorsteenmantels, deuren en lambriseringen uit andere verwoeste huizen, kregen in het Haus Monheim een plaats.
In 1958 werd het museum dan heropend. De kamers van het museum tonen barok, régence, Lodewijk XV-, Lodewijk XIV-stijl, Directoire, Empire en Biedermeier. We zien een apotheekruimte, de keuken en twee tegelkamers, een glazenkabinet, het zilverkabinet en de kijkkastenkamer. De meeste zalen zijn ingericht als salons met meubels uit de Luikse-Akense barok en vitrinekasten tonen ons porseleinen serviezen en siervoorwerpen. Er zijn wandtegels uit de 16de tot de 19de eeuw te bewonderen, er is de feestzaal met deuren met Lodewijk XV-snijwerk en sopra porten met spiegels, afkomstig uit het in de oorlog grotendeels verwoeste Gartenhaus. Mantels en lambriseringen zijn dan weer afkomstig van een huis in Eupen. U ziet er wandbespanning, beschilderd met geïdealiseerde landschappen, porseleinen en zilveren siervoorwerpen, een balkenplafond daterend uit de tijd van vóór de verbouwing door Couven, lambrisering afkomstig uit het stadhuis van Aken, spiegels, een klokmeubel uit 1760, een commode met daarop een magnifiek uurwerk, een Chinees kabinet met een 18de eeuwse kroonluchter in de vorm van een pagode. Ook bewondert u er Chinees en Japans porselein.
Het Groene Salon heeft een schoorsteenmantel met de afbeelding van Zeus en Ganymedes en twee schilderijen stellen leden van de familie Von Clermont voor. Op de bovenste verdieping bevindt zich de Landschapskamer. Die heeft een beschilderde wandbespanning met berg- en rivierlandschappen en toont de bezoeker een Friese klok en een clavichord. De Empirezaal is o.a. ingericht met een bureau en een commode met brons beslag uit de Empiretijd. Aan de wanden, portretten van 19de-eeuwse Akense fabrikanten en kooplieden. De vitrinekast van de Biedermeierkamer bevat gekleurd glas en porselein uit de 19de eeuw. Een zilverkabinet, een poppenhuiskabinet en een bijzondere kijkkastenkamer vervolledigen de prachtige verzameling. Om u maar een idee te geven van de wondermooie verzameling die het museum rijk is.
Oude muziekinstrumenten
Te midden deze pracht kan u momenteel oude muziekinstrumenten vinden.
De instrumentale muziekcultuur nam sinds de barok een steeds belangrijkere plaats in het burgerlijke leven in. In de brede burgerlijke bevolkingslagen werden familiare feestelijkheden en dorpsfeesten begeleid door volksmuziek, waarbij muzikanten met viool, doedelzak en schalmei optraden. Met trombone en trompetten luisterden de stadsmuzikanten officiële gelegenheden in de kerk of het stadhuis op. Een vast onderdeel van de stedelijke muziekcultuur was de kerkmuziek met het koorgezang en orgelspel. De burgerij liet naar het voorbeeld van de adel, hun kinderen lessen volgen voor toets-, tokkel-, en strijkinstrumenten. In de Collegia Musica kwamen welgestelde muziek- liefhebbers samen om gezamenlijk te musiceren en in besloten kring geestelijke en wereldlijke muziek te beluisteren.
Publiekelijke concerten werden gemeenschappelijke evenementen en ontwikkelden het burgerlijk concertwezen. De concerten, uitgevoerd door zowel beroepsmuzikanten als amateurs, hadden net als de kamermuziek hun oorsprong in de hofcultuur. In de 19de eeuw had de muzikale liefhebberij zich door bijna alle lagen van de bevolking verbreid. Tijdens de romantiek en Biedermeier bloeiden amateurorkesten, zangverenigingen voor mannen en muziekfeesten. De piano groeide uit tot het meest populaire instrument en om aan de eisen van de kunstmuziek te voldoen werd de mechaniek van de instrumenten voortdurend ontwikkeld, zoals bij de dwarsfluit te zien is.
‘Stockquerflöte’ en andere curiosa
Het wandelstokinstrument behoort tot de curiosa uit de biedermeiertijd. Hiermee kwam de wens in vervulling om in de vrije natuur gezellig te kunnen musiceren. De tentoonstelling toont o.a. een tenorgamba, een viola d’amore, traverso, trompet, een bassposaune (trombone) en een diskantpommer, een hobo, een doedelzak, een mandoline en een Japanse Querflöte (dwarsfluit), een harp en een lyragitaar, een opvallende stockquerflöte (dat is een dwarsfluit die ook een wandelstok is), een zither, een “schreibsekretär mit flötenwerk”, een origineel Vogelorgel of serinette, bedoeld om vogels te doen zingen, en een tafelklavier. Die bijzondere instrumenten komen uit musea in Keulen, Aken, Leipzig, Eupen, Erkelenz, Esslingen en uit privé verzamelingen.
Het Couven-Museum presenteert deze uitgelezen selectie van historische muziekinstrumenten uit de periode 1700-1815 met schilderijen, grafische kunst en toegepaste kunstobjecten, waarmee het een treffend beeld toont van de ontwikkeling van de burgerlijke, instrumentale muziekcultuur. Een bijzonder mooie tentoonstelling.