**** Het meest opmerkelijke aan deze opname van Das Lied von der Erde van Gustav Mahler is dat tenor Jonas Kaufmann de beide zangpartijen voor zijn rekening neemt. Hij wil – volgens het interview in het cd-boekje – de emotionele momenten van de andere delen niet missen. Natuurlijk heeft hij de vocale capaciteit om deze muziek in zijn geheel voor zijn rekening te nemen. Toch draagt deze “één-stem-versie” mijn voorkeur niet weg.
De cyclus die Mahler zelf “een symfonie voor tenor, alt en groot orkest” noemde, misschien omdat hij bang was voor het fatale nummer “negen” voor een symfonie, bevat zowel een diepzinnige benadering van de dood als felle levenslust met teksten gebaseerd op Die Chinesische Flöte.
In de zomer van 1907 overlijdt het oudste dochtertje van Alma en Gustav Mahler en het koppel kan het leed maar moeilijk verwerken. Bovendien wordt een hartfalen vastgesteld bij Mahler, wat zijn latente doodsangst acuut maakt. Dirigent en vriend Bruno Walter noteert: “Daarom is hij een gebroken man: van buiten zie je niets aan hem, maar wie hem kent, weet dat hij vanbinnen aan het eind van zijn krachten is.” Mahler neemt de gedichten van Hans Bethge, Die Chinesische Flöte, ter hand: hun eindeloze melancholie sluit aan bij zijn eigen gemoedsgesteldheid. Mahler maakt een schets van drie liederen. In de zomer van 1908 krijgt de cyclus zijn definitieve vorm en hij noemt Das Lied von der Erde “het persoonlijkste wat ik tot dusver gemaakt heb.” De muziek als poging tot ontkenning van allesoverheersende wanhoop.
Pas zes maand na Mahlers dood (18 mei 1911) zou Bruno Walter de symfonische liedcyclus in München boven de doopvont houden. Een jaar na Das Lied von der Erde schreef Mahler toch nog een puur symfonische negende symfonie die ook pas na zijn dood gecreëerd is.
Passionele persoonlijkheid
Voor het eerste lied Das Trinklied vom Jammer der Erde heeft Kaufmann uiteraard de dramatische felheid, maar hoewel hij met soms bijna geforceerde kracht tegen het orkest aan moet zingen, houdt hij controle over zijn stem en interpreteert de tekst met passie. Van meet af aan maakt hij duidelijk dat hij de symfonie met bezieling aangrijpt. Bij het tweede lied dat hij met verfijnd hoog register en tederheid zingt, begrijp je dat hij de andere liederen ook voor zijn rekening wil nemen – alsof hij er zich vocaal beter in thuis voelt …: een vaststelling die ook geldt voor de andere twee delen die normaal door diepe stem (alt of bariton) gezongen worden. In Der Trunkene im Frühling vind ik zijn timbre af en toe te luid en bijna lelijk. Maar waar hij zacht mag intoneren, is de stem mooi en kleurrijk. De accenten van diepe treurnis zijn aangrijpend. Zo vindt hij in de slotstrofe van Der Abschied (Wohin ich geh) een steeds zachtere en diepzinniger intonatie om bij het mysterieuze en bevrijdende Ewig … Ewig uit te komen. Je kan bijna concluderen dat hij Der Abschied zo indrukwekkend vertolkt dat zelfs alleen al voor dit slotlied de opname de moeite waard is.
De Wiener Philharmoniker is met deze opname niet aan zijn proefstuk toe. In een vroegere opname met Pierre Boulez (Deutsche Grammophon, 2001) klinkt het iets transparanter en met strakkere accenten. Onder leiding van Jonathan Nott speelt het gewoon subliem en met prachtige klankkleuren. Ze buiten het rijke orkestpalet met her en der de oriëntaalse toetsen prachtig uit. Met de oosters klinkende fluit is er speelsheid, bijvoorbeeld in Von der Jugend, maar ook intense suggestiviteit met superfijne strijkers in Von der Schönheit. De weemoedige kleuren van de blazers (hobo, Engelse hoorn, hoorns) en de tedere harp komen genuanceerd tot hun recht. De inzet van Der Abschied (hobo, pauken) is indrukwekkend.
De opname is gemaakt na een concert in de Gouden Zaal van de Wiener Musikverein, waar Jonas Kaufmann zijn experiment live uitprobeerde. De opname mag zeker hoog in de ranking van de discografie staan en neemt er door de gedurfde aanpak van Jonas Kaufmann een aparte plaats in.
Wie deze recensie tijdig leest: op donderdag 13 april wordt de opname voorgesteld in Maestro op Klara.
- WAT: Gustav Mahler (1860-1911) | Das Lied von der Erde
- WIE: Jonas Kaufmann (tenor), Wiener Philharmoniker o.l.v. Jonathan Nott
- UITGAVE: Sony Classical 89853 89832