Onze website is vernieuwd, geef zelf je evenementen in. Heb je een fout gezien. Mail ons!

Klassiek Centraal

Josef Špaček op tournee in ons land

De Tsjechische sterviolist Josef Špaček doet een Belgische tournee. Donderdag was hij in Brugge, later nog in de Antwerpse Elisabethzaal en de Bozar. Vanavond staat hij in De Bijloke in Gent. Op dit podium toonde hij vier jaar terug al zijn feilloze kunsten in Tschaikowsky, vanavond staat het tweede vioolconcert van Bartók op het programma.

Het huisorkest van De Bijloke staat niet onder leiding van zijn chef-dirigent Poska, maar vanavond houdt de Tsjechische dirigent Jiři Rožeň het stokje vast. En doet hij met zijn linkerhand, dat is altijd even wennen, zowel voor orkest als publiek. Een programma met schatten uit Midden-Europa, het hart van de klassieke muziek in negentiende en eerste helft twintigste eeuw, toen dat hart van Europa nog niet in twee was gekliefd door het IJzeren Gordijn.

Voor Špaček ten tonele verschijnt is er de ouverture van De verkochte bruid van Bedřich Smetana. Smetana staat vaak in de schaduw van zijn landgenoot Dvořak maar kan zich beroepen op even origineel, soms zelfs meer revolutionair idioom. Deze ouverture wordt wel vaker gespeeld. Een virtuoos orkestwerk waarin alle facetten van het orkest aan bod komen. Na het vinnige thema gaat het pianissimo verder bij alle strijkerssecties. Eerst de tweede violen, kleine spiccato nootjes als vogeltjes in het Boheemse woud. De strijkers van het Symfonieorkest Vlaanderen kunnen niet alleen heerlijk zingen en zoemen, ze kunnen ook minitieus precies samen spelen, zo bewijst deze passage. Heerlijke Slavische accenten, klemtonen tegen de gang van de frase, maar zo staat het in de partituur. Sommige houtblazers klinken hier en daar wat uit balans. Misschien willen ze prijs nog wat laten zakken om de bruid sneller te verkopen…

Getraind

Met zijn rijzige ranke gestalte doet Špaček aan een spade denken. Een flauw woordgrapje, want wanneer hij na de korte intro van het orkest het duivelse tweede vioolconcerto van Bartók aanzet verandert de stijve spade in een soepel, bijna elastisch lichaam. Vier jaar geleden schreef ik het ook al. Špaček buigt soms licht door de knieën, met zijn hoofd iets naar voren gebogen vormt zijn lichaam een langgerekte S-vorm. Een gracieuze toreador die alle gevaren in de virtuoze passages trotseert. De spade wordt een soort slangenmens die elk obstakel te slim af is, moeiteloos alle bochten neemt en de valkuilen omzeilt.

In de retoriek en breedvoerigheid van zijn spel kan je merken dat hij een tijdje onder de vleugels van Itzhak Perlman heeft getraind. Getraind is het woord, want deze lange afgetrainde man speelt als een atleet. Mocht hij een paard zijn, hij won alle races, denk ik. Ware het niet dat het net Bartók was, die zei dat muziekwedstrijden geen zin hebben omdat wedstrijden niet voor musici maar voor paarden zijn uitgevonden. Over wedstrijden gesproken, Špaček is een van die violisten die het in de Elisabathwedstrijd niet tot de eerste zes geschopt hebben, maar wel een grote carrière maken, terwijl de winnaars vaak snel worden vergeten. Špaček was finalist in 2012. Daarna verovert hij de grote podia, maar waar is de winnaar van toen? Waar is Andrej Baranov, die mollige Rus, die blonde knuffelbeer die ons in 2012 allemaal aan David Oistrakh deed denken?

Feilloos bijt hij zich door het aartsmoeilijke stuk, de lange eindnoot klinkt als een lage dreun, de misthoorn van een stoomboot die de haven binnenvaart. Valt er dan niets kritisch te schrijven over deze atleet? Tochwel. Zijn vibrato vond ik te weinig genuanceerd, vaak te breed, het gaf een beetje een zwabberig gevoel. Te smeuïg, alsof er te veel saus op je steak ligt. Het doet af aan de puurheid, de sereniteit en de gelatenheid in sommige passages van deze grootse muziek.

Hoop op beterschap

Na zoveel virtuositeit is het tijd voor de pauze. Voor de recensent een goed moment om even te luistervinken wat de anderen ervan vonden. Dan voel ik me altijd als een spion tussen de vijandige linies. Schuin achter me zit een heerschap te praten tegen een ouder koppel, die zijn ouders blijken te zijn. Dat het zijn ouders zijn verneem ik pas later, nadat ik hem heb aangesproken. Eerst geeft hij aan zijn publiek, aan zijn ouders dus, zijn mening over de Bartok, dan troost hij de oudjes dat het met Brahms aangenamer wordt dan met die dekselse Bartok. Te veel noten, zegt hij, Špaček speelt het te extreem, hij bruskeert ons.

De oudjes zitten met hun hoofden wat neergebogen. Wanneer hij de twee even verlaat hoor ik de oude vader kreunen: “waar is de melodie?”. Alsof hij het heeft gehoord zit hij snel weer op zijn stoel, met de boodschap dat in 1938, toen Bartók het stuk schreef, de melodie iets was uit een lang vervlogen tijd. Maar er is hoop op beterschap, want “op het einde van de eerste symfonie van Brahms”, die na de pauze op het programma staat, “horen we de hoop die de vertwijfeling overwint”. De oudjes kijken op, een sprankel in hun ogen. Wordt het dan toch nog een mooie avond?

De man geniet van de impact die zijn woorden op de twee hebben. Hij ziet eruit als een rijpe veertiger die geen tijd heeft gehad een vrouw te zoeken omdat hij zijn ouders elke dag van hun oude leven moet inwijden in de geheimen van de klassieke muziek. Voor we terug de zaal in gaan zeg ik hem dat hij een rolletje krijgt in mijn verhaal. Hij schrikt even, maar herwint dan zijn serieux en de bezonnen tred, waarmee hij de oudjes zachtjes de zaal in leidt, naar de eerste symfonie van Brahms.

Kritisch

In de symfonie doet Brahms verslag van zijn gevecht tegen het lot. Dat lot fluisterde hem in dat hij er na Beethovens negen symfonieën beter geen meer kon componeren. Hij had al een heel oeuvre bij elkaar geschreven, maar nooit een symfonie. Met noodlottige paukenslagen en een massieve tutti van het orkest opent Brahms zijn symfonie, waarvan hij toen nog niet kon vermoeden dat het zijn eerste was. Alsof hij een muur optrekt, een muur tussen Beethoven en hem zelf. Een muur die hij de volgende veertig minuten zal neerhalen, om op het einde zijn eigen triomf te vieren. Het snelle tempo doet wat af aan de dreigende sfeer die vele orkesten in het eerste deel willen uitdrukken. Ook de vinnige korte drie dalende noten, de cel die in dit deel op een waarlijk Beethovense wijze wordt ontwikkeld, gaat iets te snel voorbij en is te weinig geprononceerd. Maar de strijkers staan er weer, een grote warme compacte sound, meesterlijk aangevoerd door de Poolse concertmeester Jan Orawiec, ook al uit Midden-Europa afkomstig. Hout- en koperblazers zijn altijd solisten in een orkest. Het riet van een klarinet of een hobo kan wel eens tegenstribbelen. In het tweede deel speelt de hobo zijn stijgende melodie. Vier noten, maar de vierde is te laag, pijnlijk te laag. Lag het aan het riet? Ik weet het niet, maar zoiets kan gebeuren. De blazers hebben niet dezelfde kwaliteit als de strijkers, maar als groep zijn die laatsten dan ook top.

Ik denk aan de man van tijdens de pause, wanneer de finale en de hoop in zicht zijn, of in gehoor, moet ik schrijven. Heeft de hobo al een steek laten vallen, er klinkt iets vreemd met een hoornsolo. Een nasale klank, iets tussen snerpen en kwaken, alsof er een eend in de hoorn zit … Ik blijf wat op mijn honger zitten, qua interpretatie van de hele symfonie. Ook in het laatste deel. Wanneer het eindelijk tijd is voor de verlossende klanken van de hoop, die de vertwijfeling zullen wegvagen, mist het aan generositeit, aan brede frasen, sommige noten worden te snel afgebroken.

Ik zit nog met mijn hoofd in die hoopvolle melodie waar ik te weinig hoop en verlossing in hoorde, wanneer het applaus is uitgedoofd en een lieve vrouw naast mij iets zegt. “Die laatste melodie klinkt een beetje zoals de Ode an die Freude”. Ik knik, ze heeft gelijk, hij heeft het van Beethoven geleerd, hoop uitdrukken met muzieknoten. Maar het is alsof ze me wakker schudt, want pas dan ben ik weer in deze wereld en zie ik opnieuw wie ze is, mijn eigen vrouw met wie ik vijfentwintig jaar ben getrouwd, de meest hoopvolle persoon in mijn leven. Wanneer we de lome avondlucht inlopen zie ik de goede man met zijn ouders terug. “Hoe vond je het?” “Schitterend! Prachtige interpretatie!”, antwoordt hij gezwind en triomfantelijk. Ook mijn vrouw heeft het gehoord: “zie je wel, soms moet je wat minder kritisch zijn”…

Details:

Titel:

  • Josef Špaček op tournee in ons land

Blijf op de hoogte

Elke donderdag sturen we een nieuwbrief met de meest recente berichten op onze website

– advertentie –

© 2025 klassiek-Centraal.be - Alle rechten voorbehouden.