***** Vanuit Dresden is ons een hemelse uitvoering van ‘Ein Deutsches Requiem nach Worten der Heiligen Schrift für Soli, Chor und Orchester’ (Orgel ad lib.) van Johannes Brahms geschonken. Zelfs al zou u reeds vijf verschillende opnamen bezitten van dit meesterwerk, mag deze nieuwe opname geenszins in uw collectie ontbreken. Ga vlug, vlug luisteren.
***** Vanuit Dresden is ons een hemelse uitvoering van ‘Ein Deutsches Requiem nach Worten der Heiligen Schrift für Soli, Chor und Orchester’ (Orgel ad lib.) van Johannes Brahms geschonken. Zelfs al zou u reeds vijf verschillende opnamen bezitten van dit meesterwerk, mag deze nieuwe opname geenszins in uw collectie ontbreken. Ga vlug, vlug luisteren.
In 1854 zou een Treurmars, gecomponeerd n.a.v. de zelfmoordpoging van Robert Schumann, aan de basis liggen van wat een Sonate voor twee piano’s moest worden. Het thema van de mars werd echter verwerkt in zijn 1ste Pianoconcerto en werd het ‘Denn alles Fleisch’ van het tweede deel van zijn Requiem. In 1861 begon de 28-jarige Johannes Brahms met de samenstelling van de Lutherse, ‘Frühneuhochdeutsche’ teksten voor wat een Requiem zou worden, naar het voorbeeld van plannen die Schumann had voor het componeren van een Duits Requiem. Hij noteerde de teksten van de delen I–IV op de rugzijde van het 4de Lied uit zijn Magelonen-Romanzen op. 33 en componeerde meteen de eerste twee delen van zijn ‘Trauerkantate’ voor koor en orkest. Het eerste deel componeerde hij naar het voorbeeld van de Introïtus uit het Requiem van Cherubini, zonder violen.
Pas na de dood van zijn geliefde moeder in februari 1865 nam Brahms zijn plan een requiem te willen componeren weer ter hand. In het voorjaar 1865 componeerde hij wat we nu kennen als het 4de deel voor koor en orkest. Het 3de deel is tijdens zijn verblijf tussen februari en april 1866 bij zijn vriend, de fotograaf Julius Allgeyer, in Karlsruhe gecomponeerd. De eerste drie delen werden op 1 december 1867 voor het eerst uitgevoerd in de Großer Redoutensaal in Wenen tijdens een Gesellschaftskonzert van het Gezelschap van de Wiener Musikfreunde onder leiding van Johannes Herbeck. Bariton was Rudolf Panzer. De delen VI en VII componeerde Brahms in de zomer van 1866 in Lichtenthal (nabij het mooie Baden-Baden) en in Winterthur.
De eerste uitvoering in het toenmalige Duitsland van het toen nog zesdelige werk (dus nog zonder wat we nu kennen als het 5de deel met sopraan) was op het ‘Karfreitagskonzert’ van Goede Vrijdag 10 april 1868 in aanwezigheid van tweeduizend! gelovigen in de Dom van Bremen o.l.v. Brahms zelf. Bariton Julius Stockhausen was toen de solist. Op aandringen van de kapelmeester van de Bremense Dom, Carl Martin Reinthaler, werden na het derde deel vijf andere composities uitgevoerd. Violist Joseph Joachim speelde een solo, de sicilienne “Erbarme dich, mein Gott” uit Bachs Matthäus-Passion werd gezongen en uit Händels ‘Messiah’ zong men „Seht, das ist Gottes Lamm“ (“Behold the lamb of God”-openingskoor van het 2de deel), de aria „Ich weiß, dass mein Erlöser lebt“ (“I know that my Redeemer liveth” – openingsaria voor sopraan van het 3de deel) en „Halleluja“.
Wat we nu kennen als het 5de deel componeerde Brahms pas in 1868. Dit vijfde deel, waarin de sopraan “Ihr habt nun Traurigkeit” zingt en het koor “Ich will euch trösten”, werd gecomponeerd in Bonn en voor het eerst gezongen in Zürich in september 1868 door Ida Suter-Weber, met Friedrich Hegar als dirigent van het orkest van het plaatselijke Tonhallegesellschaft. Na een privé uitvoering in januari 1869 van de pianoversie met een klein koor en de twee solisten in Dessau, beleefde het volledige, nu zevendelige meesterwerk, zijn officiële première op 18 februari 1869 in het Gewandhaus in Leipzig. Het Gewandhausorchester en het Gewandhauskoor en de solisten Emilie Bellingrath-Wagner en Franz Krükl stonden onder leiding van Carl Reinecke. Al deze uitvoeringen maakten gebruik van Brahms’ handschrift want de partituur werd pas in november 1868 door Rieter-Biedermann in Leipzig gedrukt…
Vocal Concert Dresden
Vocal Concert Dresden, in 1993 door Peter Kopp opgericht als de ‘Körnerscher Sing – Verein", bestaat grotendeels uit afgestudeerden van het Dresdner Kreuzchor. Hun repertoire bevat muziek van Schütz, Bach, Händel, Haydn, Mendelssohn en Brahms tot hedendaagse composities, waarvan sommige zij in première zongen. Het koor zingt met de Staatskapelle Dresden en de Dresdner Philharmonie en heeft gastoptredens tijdens de Ansbach Bach Week, het Göttingen Händel Festival, de Schlossfestspiele in Potsdam, het Halle Händel Festival en op het Ravello Festival, zingt in Polen, Nederland en in de Verenigde Staten. Een opvallend kenmerk van hun programma's is de muziek van de late 18de eeuw. Hun huidige cd producties (voor Carus, cpo, Deutsche Grammophon Gesellschaft en Ars Musici) richten zich dan ook vooral op werken uit de rijke Dresdense muzikale traditie.
Roderich Kreile
Dirigent Roderich Kreile (°1956) uit München behoort tot de grote specialisten van de Duitse kerkmuziek. Als Kirchenmusikdirektor, lid van de Sächsische Akademie der Künste, stellvertretender Vorsitzender der Neuen Bachgesellschaft, lid van het Internationale Heinrich-Schütz-Gesellschaft en sedert 1997 28ste! evangelischer Kreuzkantor van het befaamd Dresdner Kreuzchor, weet hij als geen ander de juiste accenten te leggen om Brahms’ muzikale wens, troost bij het ‘Verwandelt-Werdens’ te brengen, optimaal uit te drukken. In Dresden is het in de Kreuzkirche traditie dat het Kreuzchor jaarlijks, “zum Ende eines jeden Kirchenjahres”, een uitvoering brengt van Brahms’ ‘kirchliche Totenmesse’. Deze Live! opname van november vorig jaar vanuit de Kreuzkirche in Dresden, is een meer dan adembenemend mooie uitvoering. De devote, Lutherse diepgang, de lieflijkheid van Brahms’ melodieën, de immense kracht en de ontroering van Brahms’ muziek als “Trost der Hinterbliebenen”, worden door de jongens van het Kreuzchor, de ‘Kruzianer’ van het ‘Evangelischen Kreuzgymnasium’, de ondersteunende leden van het vocal consort Dresden, de Dresdense Filharmonie en de solisten, samen goed voor 170 uitvoerders!, op een magistrale en waardige wijze uitgevoerd. Sopraan Sibylla Rubens mocht evenwel wat gereserveerder en ingetogener klinken, bariton Daniel Ochda daarentegen heeft de gepaste kleur en het gepaste timbre om zijn hem door Brahms toegewezen twee gebedsstonden, met het juiste ‘Glaubenszuversicht’, als “individuelles spirituelles Bekenntnis” te delen met de luisteraar. En ik hoef u waarschijnlijk niet te overtuigen van de engelachtige klank van de stemmen van de jongens van het Kruiskoor, die gewoon zijn in te staan voor de devote maar “feierlichen Verehrung der Kreuzesreliquie”. Hemels!