Gouden Label Alexander Pavlovski, Sergej Bresler, Ori Kam en Kyril Zlotnikov vormen het Jerusalem Quartet. Een beetje overal ter wereld maar vooral in de Verenigde Staten hebben ze tussen 1996 – het tijdstip dat ze de eerste prijs wegkaapten op de Jerusalem Academy Chamber Music Competition – en nu een stevige reputatie bij elkaar gespeeld…
Gouden Label Alexander Pavlovski, Sergej Bresler, Ori Kam en Kyril Zlotnikov vormen het Jerusalem Quartet. Een beetje overal ter wereld maar vooral in de Verenigde Staten hebben ze tussen 1996 – het tijdstip dat ze de eerste prijs wegkaapten op de Jerusalem Academy Chamber Music Competition – en nu een stevige reputatie bij elkaar gespeeld…
Tijd voor een live kennismaking met drie ‘memorabele’ strijkkwartetten: de nummers 3 in F en 6 in G van Dmitri Sjostakovitsj (in omgekeerde volgorde) en daar tussenin het nr. 2 in G van Ludwig van Beethoven.
Het leven van Dmitri Sjostakovitsj (1906-1975) uit de doeken doen, zou ons hier te ver leiden, net zoals de omstandigheden waarin de componist moest werken onder Stalin en andere dictators… Hoewel een en ander er wel toe doet of iemand in vrede en peis kan werken of onder druk. De wetenschap dat op om het even welk moment iemand op je deur kan kloppen en je wegbrengen naar Siberië, zal niet bevorderlijk geweest zijn voor de creativiteit van een toondichter, voor geen enkele kunstenaar overigens…
We nemen dus afstand van de omstandigheden voor, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog waarin een aantal van Sjostakovitsj’ strijkkwartetten ontstaan zijn. Het zesde schreef hij tijdens zijn huwelijksreis met zijn tweede vrouw Margarita Kainova. Het is dus verleidelijk het prille geluk te herkennen in de muziek, maar het huwelijk zou slechts drie jaar standhouden.
De inzet van het allegro, op altviool, is inderdaad vreugdevol. We horen meteen de zeer herkenbare eigen taal van Sjostakovitsj. Lichtvoetig? Niet helemaal want meteen dringt een dramatische achtergrond door. Het Jerusalem Quartet speelt opvallend goed samen – een must voor een strijkkwartet hoor ik u opmerken. De dialogen in de muziek klinken zeer coherent en we zijn meteen in de wolken over de superieure klank van (vooral) de eerst viool. Over de hoeveelheid ‘moto’ in het Moderato con moto kan men discussiëren maar alles blijft goed leesbaar. Bij het begin van het lento is de cello aan de beurt in een duistere melodie. Opnieuw de sublieme, hemelse klanken van de eerste viool – alsof die ontstaan uit het niets (zonder instrument en zonder muzikant) – iets wat je soms hoort op klarinet, maar zeer zeldzaam is op viool. Het is alsof de muziek vragen stelt die, ook naar het einde toe, onbeantwoord blijven.
Met een sprong in de tijd, maar in dezelfde toonsoort G, komen we terecht bij Ludwig van Beethoven (1770-1827) en zijn Strijkkwartet nr. 2, opus 18 nr. 2. Beethoven heeft enige tijd geaarzeld om zich aan dit ‘intellectuele’ genre te wagen. De vergelijking met Haydn zou hij niet kunnen vermijden… Maar Beethoven zou Beethoven niet zijn, als hij niet zoals een bezetene zou werken en aan elke partituur zou blijven vijlen en aandacht besteden aan de kleinste details. Om een lang verhaal kort te maken: dit Strijkkwartet in G kreeg de bijnaam Komplimentier… een verwijzing naar het bijna gelijktijdig geschreven kwartet opus 77 van Haydn, eveneens boordevol Weense charme en dat dezelfde bijnaam meekreeg.
Zeer intelligent gebracht en ook hier in een uitstekend samenspel. Misschien een beetje te cerebraal voor zeer gevoelige personen, maar in het Adagio cantabile, met zijn wondermooie passages, weerklinken bijna tastbare melodieën. Het zingt echt. Het Scherzo is schertsend (logisch) maar moeilijker te verwezenlijken. Het Jerusalem Quartet slaagt ook hier cum laude.
Een paar chronische hoestbuien (dit zijn we niet gewoon in deSingel) storen de sfeer, gelukkig hoofdzakelijk tussen delen in.
De apotheose – allegro molto, quasi presto – lijkt wel een uitnodiging tot de dans (à la Weber). Wie dit nog beter kan brengen, zal van ver moeten komen of, zoals dat heet, van goeden huize moeten zijn.
Opnieuw Sjostakovitsj. Opnieuw ietwat vreugdevoller dan wat we van hem doorgaans te horen krijgen. Het is wel een beetje stereotiep Sjostakovitsj die, nota bene, veel eisen stelt aan het samenspel maar net hierin wordt vanavond op topniveau gepresteerd. En bovendien – geen sinecure – is (eveneens typisch) de onderliggende melancholie bijna permanent goed hoorbaar. In solopassages geraken we bijna in trance – mijn buurman muzikant was het ook opgevallen – door de sublieme klanken die de eerste viool uit zijn instrument tovert.
In het Allegro ma non troppo is ook het ‘troppo’ voor variatie vatbaar. Het was ruim voldoende alvast, misschien op het randje van troppo tout court… In het geladen adagio kan elk lid van het kwartet afwisselend soleren, lees: aantonen dat hier echte ‘masters’ aan het werk zijn.