**** Dit dramatisch oratorium wordt zelden geprogrammeerd. Momenteel krijgt het bij ons veel belangstelling van de culturele wereld door de productie die de Muntschouwburg ervan presenteert in de regie van de ophefmakende regisseur Romeo Castellucci. Over die voorstelling gaat het elders op deze pagina’s. Wie met het werk al wil kennismaken of het nadien opnieuw wil beluisteren krijgt daar een ideale kans voor met de recente opname die het Koninklijk Concertgebouworkst uitgeeft van een concertante voorstelling in Amsterdam met de uitstekende chef-dirigent van het Brussels Philharmonic Orchestra, Stéphane Denève.
Arthur Honegger is in Frankrijk geboren in 1892 en overleed aan een hartaanval in Parijs in 1955. Zijn ouders waren Zwitsers. Honegger studeerde eerst in Zürich, maar vanaf 1911 kwam hij naar Parijs. Hoewel zijn opleiding hoofdzakelijk Frans georiënteerd is, had hij een grote verering voor Johann Sebastian Bach. Hij maakt deel uit van Le Groupe des Six die in 1920 werd opgericht. Zijn doorbraak kwam er met het oratorium Le Roi David. Hij viel op met zijn symfonisch gedicht Pacific 231, dat de toen moderne snelle locomotief evoceerde. Zijn oeuvre is zeer uitgebreid met orkestwerken, kamermuziek, balletten, filmmuziek, opera’s en oratoria. Op het einde van zijn leven neigt hij naar een religieuze levensopvatting, wat zich weerspiegelt in zijn dramatisch oratorium Jeanne d’Arc au bûcher (1935) en later in La danse des Morts (cantate sacrée) – ook op tekst van Paul Claudel – en de Symphonie liturgique (1946).
Jeanne in mannenkleren
Jeanne d’Arc leeft voort als het legendarische, simpele meisje dat leefde tijdens de Honderdjarige Oorlog tussen Engeland en Frankrijk en beweerde dat ze als dertienjarige hemelse stemmen hoorde die haar aanspoorden een historische opdracht te vervullen. Ze ging in 1429 met de dauphin de strijd aan tegen de Engelsen en voerde zijn leger aan waarmee het bezette Orleans bevrijd werd. Ze overtuigde hem zich in Reims tot koning van het verenigde Frankrijk te laten kronen als Charles VII. In Compiègne werd ze gevangen genomen en aan de Engelsen verkocht. Die leverden haar uit aan de bisschop van Beauvais, Pierre Cauchon. Hij spande een proces in tegen haar, waarop ze veroordeeld werd als ketterin, hoer en heks. Op 30 mei 1431 stierf ze op de brandstapel. Een van de beschuldigingen van het kerkelijk gerecht die tot het vonnis bijdroegen, was dat ze – tegen de bijbelvoorschriften in – mannenkleren gedragen had. Iets wat ze deed als bescherming tegen verkrachting. In 1456 werd dat oordeel herroepen en werd ze in ere hersteld. In 1920 werd ze heilig verklaard. Paul Claudel (1868-1955), de katholieke auteur en tekstschrijver van Honegger beschreef haar zo: “Dit is de onsterfelijke Jeanne d’Arc die op de drempel van de moderne tijd als beschermvrouw van onze nationale eenheid erkend werd.”
Dramatisch muzikaal fresco
Honegger componeerde een zeer veelzijdig en gediversifieerd werk. Hij streeft ernaar de religieuze en lyrische impact van het stuk zo scherp mogelijk weer te geven en grijpt daarvoor naar de meest scherpe contrasten, gaande van eenvoudige eenstemmigheid van kinderliedjes tot de meest polyfone klankenrijkdom van de moderne orkesttaal. Het stuk is als een muzikaal fresco dat op filmische wijze het leven van Jeanne laat passeren, van wie het martelaarschap het Franse volk in de christelijke traditie tot verlossing diende. In flashback herbeleeft ze de laatste ogenblikken van haar leven. De contemplatieve passages zijn tekstfragmenten die gesproken worden. De kleinere gezongen partijen geven het verhaal weer, soms vanuit een hemels perspectief, soms banaal en aards. Gregoriaanse tonen wisselen af met realistische klanken of dansritmen, her en der vermengd met elektronica. Eerder dan een ‘opera’ lijkt het stuk dan ook op een middeleeuws mysteriespel, als spiegel van een hedendaagse ervaring. Koor en orkest zijn het verbindende element van het drama, dat in elf scènes ingedeeld is en waaraan Honegger bijna tien jaar na het ontstaan een proloog toevoegde waarin het koor Jeanne oproept het land, dat in diepe duisternis ligt, te verenigen.
Voor het werk zijn dus zowel spreekstemmen als zangers vereist, naast een koor, kinderkoor en orkest. De opname die we hier bespreken is live gemaakt in het Concertgebouw in Amsterdam op 27 en 28 september 2018.
Verbluffende klankbeheersing
Zoals te verwachten is het Koninklijk Concertgebouworkest uitstekend in het toepassen van het rijke instrumentale palet in deze elf scènes plus proloog waarin Jeanne de film van haar korte leven ziet passeren. De proloog begint zeer stil – bijna onhoorbaar – als een moment van concentratie waarop het koor dan binnenkomt en de ondes martenot onmiddellijk een geheimzinnigheid en buitenaardsheid creëren. Het orkest is verbluffend in de rijke en emotioneel geladen passages die zoveel wisselende uitingen van angst, mysterie, satire (Jeanne livrée aux bêtes), verlatenheid evoceren. Het krijsen van de hond, de speelse muziek bij het politieke kaartspel (scène VI) of de zang van de nachtegaal: alles wordt sterk evocerend neergelegd. Een prachtprestatie van koor en orkest, een heksentoer van concentratie en muzikale beheersing van dirigent Stéphane Denève. De gesprekken van Frère Dominique met Jeanne zijn naargelang de scène bedachtzaam en gelaten of hallucinant (deel V). Beide acteurs, Jean-Claude Drouot en Judith Chemla, zijn uiterst overtuigend. Chemla legt scène per scène wisselende nuances in haar stem: poëtisch, extatisch, jeugdig, angstig, bevreemdend als in een droom. Aangrijpend is de slotscène waarin ze als ‘dochter van God’ haar opdracht herbeleeft. De kleine zangpartijen van La Vierge (Claire de Sévigné) en Marguerite (Christine Goerke) zijn uitstekend vertolkt. Het koor geeft aangrijpende reacties, de bassen op het einde van scène VI met het verdict Qu’elle meure par le feu is ijzingwekkend. Het koor culmineert in de slotscène in een soort dialoog met Jeanne, waar ook het orkest tot een indrukwekkende apotheose komt.
Het luxueuze tekstboek bij de opname is zeer verzorgd en bevat een interessante toelichtingstekst – ook in het Nederlands. Scène per scène wordt kort beschreven, wat voor een werk dat bij de beluistering toch wel enige inspanning vraagt beslist een hulp is. Een ideale opname dus om dit meesterwerk van het twintigste-eeuwse repertoire te leren kennen. Een dramatisch oratorio dat ontroert, maar in zijn gelaagdheid ook verwart en een fascinerende uitvoering zoals deze nodig heeft om te blijven boeien. Zeker een werk dat nog meer zal aanspreken met het surplus van een visuele voorstelling, waarvoor de Munt momenteel de kans biedt …
- WAT: Jeanne d’Arc au bûcher – Arthur Honegger (1892-1955)
- WIE: Royal Concertgebouw Orchestra, Rotterdam Symphony Chorus en Netherlands Children’s Choir o.l.v. Stéphane Denève
- STEMMEN: Judith Chemla (Jeanne), Jean-Claude Drouot (Frère Dominique), …
- UITGAVE: RCO 19001