Woensdag 6 maart liep de Henry Le Boeufzaal van het Paleis voor Schone Kunsten in Brussel goed vol om te gaan luisteren naar het overbekende Budapest Festival Orchestra onder leiding van Ivάn Fischer. Voor de geprogrammeerde hoboconcerti werd beroep gedaan op de Franse hoboïst en Mozartspecialist François Leleux.
Woensdag 6 maart liep de Henry Le Boeufzaal van het Paleis voor Schone Kunsten in Brussel goed vol om te gaan luisteren naar het overbekende Budapest Festival Orchestra onder leiding van Ivάn Fischer. Voor de geprogrammeerde hoboconcerti werd beroep gedaan op de Franse hoboïst en Mozartspecialist François Leleux.
Antonino Pasculli leefde van 1842 tot 1924, de glorieperiode van de Italiaanse romantische opera. Hij was een zelden gehoord hobovirtuoos en componeerde voor zijn instrument. Geïnspireerd door de Italiaanse opera schreef hij een concerto voor hobo en orkest op thema’s van Donizetti zijn opera La Favorita. Allemaal goed en wel, het werk werkt je op den duur op de lachzenuwen omdat het zo bombastisch virtuoos is en alle muzikaliteit ontbeert. De brave man kon duidelijk niet componeren maar dat hij wist wat je met een hobo allemaal kan doen? Dat hoor je des te meer. De hoboïst zijn hoofd ontploft haast, zijn vingers raken net niet in een Chinese knoop. Dit weinigzeggende werk werd wel schitterend gedirigeerd door een orkest met een dirigent die het allemaal best plezierig vond en een solist die bewees dat hij naast Paculli mocht staan.
Mozart, ah die Wolfgang Amadeus Mozart toch! Wat deed het deugd hem na die slangenkuil van Pasculli te mogen aanhoren. Het concerto voor hobo en orkest KV 314 is een prachtconcerto, zo rijk aan eenvoud, helderheid, verhaal, dialoog, diepte, gevoel, zuiverheid, schoonheid. Het is een van de talloze grote werken van Mozart dat je diep, heel diep in je hart raakt. Het contrast kon moeilijk groter wat de kwaliteit van de compositie betrof. En Fischer was ‘in zijn doen’. Een perfect tempo, helemaal niet overhaast zoals het vandaag de dag al te dikwijls voorvalt, maar een verstaanbaar tempo dat je de kans geeft helemaal in de muziek mee op te gaan. Hoboïst Leleux speelde perfect in op orkest en dirigent en vooral wist hij dat heldere verhaal van de 16-jarige Mozart ontzettend fraai te vertolken. O zo mooi, wat een kleuren! Opeens hoorde ik, voor het eerst, dat in het allegro (derde deel) het solo-instrument met zichzelf in dialoog gaat. Ja Leleux is een van de weinigen die Mozart écht begrijpen. Waar Pasculli je met opera doet lachen ontdek je met dit hoboconcerto wat opera écht kan zijn, is.
Dat het applaus uitbundig was, in niet overdreven gesteld en het publiek werd bedankt met als bisnummer een korte greep uit Glücks opera Orfeo ed Euridice. Heel mooie muziek en al even mooi intiem gespeeld. Nog meer applaus natuurlijk…
Na de pauze werd het luisteren naar ‘Eine Faust-Symphonie in drei Charakterbildern, nach J. W. von Goethe’ van Franz Liszt. Liszt poogde, naar aanleiding van ‘La Damnation de Faust’ van Berlioz en de ‘Faust-Ouvertüre’ van Wagner zelf een symfonie te schrijven gewijd aan het Faustepos van de dichter Goethe. Fischer dirigeerde alweer uitstekend en zijn orkestmensen, zijn vrienden, volgden elke aanwijzing tot in de details al hoorden we meer naar het einde soms kleine onzuiverheden. Een beetje begrijpbaar met zo’n langdradig, vergezocht werk waar weinig des duivels in de ontdekken valt. De beste delen zitten in de Wagneriaanse motieven die vooral door de kopers ingekleurd werden. De aandacht gaat weg, je wacht op het einde van dit werk dat veel te lang duurt. Om ‘het’ goed te maken kreeg het publiek als bisnummer een zalige wals van Johann Strauβ jr., De Klok. Lekker spontaan genot, die wals, zeker als hij zo knap gespeeld wordt.