Of wij interesse hebben in een gesprek met Carlo Rizzi, zo luidt de vraag in een e-mail van zijn management. Ja natuurlijk ! Hij komt naar Vlaanderen en Brussel. In Brussel zal hij in De Munt ‘Un Ballo in Maschera’ van Giuseppe Verdi dirigeren (van 12 tot en met 27 mei) en op 2, 3 en 4 april (u moet dus snel wezen als u nog geen kaarten heeft) dirigeert hij deFilharmonie met een duivels Faust-programma…
Klassiek Centraal (KC): Een heel programma met Faust als rode draad, bent u een diabolisch dirigent?
Carlo Rizzi (CR): De toon is gezet met deze vraag. Ja, dat ben ik mogelijk wel ! Faust is dan ook zo inspirerend. Je wil graag jong blijven toch? Kijk, voor een paar jaar zei mijn dochter die toen 13 was: “Papa, je zou zo’n shampoo moeten kopen die je haar terug de kleur geeft”, waarop ik ‘waarom dat?’ vroeg. Ze keek me nog wat beter aan, mijn haarkleur bestuderend en antwoordde: “Ik denk dat het te laat is”…
De eerste die zich aan het werk zette om Faust naar het boek van Johann Wolfgang von Goethe (1749-1832) op muziek te zetten, was de Franse componist Charles Gounod (1818-1893). De opera kende ik zeer snel, maar ik ontdekte dat er heel wat meer componisten zich geïnspireerd hebben op dat boek. Een boek dat Goethe schreef naar de legende over de 16de eeuwse medicus Johann Faust. Het is verbazingwekkend dat zoveel componisten gefascineerd zijn door het verhaal van Faust. Op de concertreeks dirigeer ik alleen symfonisch (dus zonder zang) wat wil zeggen dat Gounod niet op het programma staat, maar wel Louis Spohr, Robert Schumann, Richard Wagner en Franz Liszt. Hun benadering van Faust is altijd anders, het zijn ook componisten die leefden in een periode van grote veranderingen en dat laat zich voelen. En toch, net zoals bij Gounod verdrinken al de componisten in de figuren Faust, Margareta en Mefisto. Met deze symfonische keuze ga ik voor vrijheid in de tempi en niet zomaar voor 1, 2, 3, 4. Het moet leven en het diabolische moet eruit spatten.
KC: Kende u deFilharmonie van vroeger?
CR: Neen, chef-dirigent Edo de Waart zorgde voor het contact en ik heb meteen toegezegd. Spijt ga ik er niet van hebben, het is een behoorlijk goed orkest, zo kon ik tijdens de kennismaking tot mijn genoegen vaststellen. Ik mag hopen dat ik voor hen een extra referentie mag betekenen en visa versa. Weet u, ik ben 32 jaar dirigent en nog steeds vind ik het belangrijk dat ik er moet van uitgaan dat tijdens elk concert, elke opera er minstens één iemand in de zaal zit die voor het allereerst kennis maakt met de klassieke muziek. Die persoon moet aangesproken worden, geraakt worden, verleid worden. Zo is het toch?
KC: Even terug naar het Faustprogramma. Koos u hiervoor omdat er in afzienbare tijd een Faust-opera op uw programma staat en ziet u het als een inloop daar naartoe?
CR: Helemaal niet. Weet je, ik heb 96 verschillende opera’s op mijn actief. En ik weet welke opera’s nummer 97, 98 en 99 worden en neen, ik zeg het u niet. Maar mijn opera nummer 100? Geen idee. Misschien wel Faust? (lacht)
KC: Het is een open deur intrappen, maar toch.. Naar welk genre gaat uw voorkeur?
CR: Ik ben Italiaan, wat verwacht je dan? De Italiaanse opera natuurlijk (brede glimlach)! 70% van alle opera’s zijn Italiaans, maar ik hou ook echt veel van Strauß, Wagner, Tsjaikovski… Jazeker, maar mijn eerste keuze blijft de Italiaanse opera. De beste opera ooit gecomponeerd is trouwens een Italiaanse: La Bohème van Puccini! Ooohh… (Carlo Rizzi zijn ogen worden klein als hij het zegt, je ziet dat deze opera hem zeer diep in zijn ziel raakt.)
En o ja, wie er aan twijfelt in België of ik van Italiaanse opera houdt, die moet zeker naar De Munt komen. Daar dirigeer ik Un Ballo in Maschera. Twee maanden zal ik hier in het land zijn. Weet je trouwens waar ik mosselen met friet kan eten? Echte goeie he, het moet geen chique restaurant zijn, het moet lekker zijn. Haha, dat doet me denken aan Tokio! Ik moest er dirigeren en men vroeg mij of ik van sushi hou. Daar kon ik positief op antwoorden – weet je hoe lekker dat is? – en men voerde me in een grote luxe-mercedes door de stad. Van de chique buurten door kleinere straten tot we in een zo smal straatje kwamen waar ik de deur amper kon opendoen om uit te stappen. Een smal huisje. ‘Hier is het maestro’. Hier? … Wacht, nog niet bestellen, je moet de derde kok hebben. Die Japanner wist goed wie de beste was. Man toch, wat heb ik toen lekker gegeten! Betere sushi vind je niet. (Ik heb ’s avonds na ons gesprek een mossel met friet tip bezorgd aan de dirigent en meteen een antwoord: ‘Dat ga ik zeker proberen !’)
KC: Frieten is voor ons Vlamingen zoiets als Verdi voor Italianen?
CR: Weet je, thuis hielden mijn ouders wel van muziek, maar ze waren er niet mee bezig. Mijn vader was chemicus, mijn moeder boekhoudster. Op mijn 13de kreeg ik van school twee kaartjes om naar de Scala te gaan. Ze speelden wat ik nu ga dirigeren in Brussel, Verdi’s Un Ballo in Maschera. Het was mijn eerste en kortweg mijn eerste live klassieke ervaring. Wat een oogopener ! De magie van de muziek, de woorden, de zang, het theater, de dirigent… Ik was betoverd en de betovering heeft zich volbracht. Kijk toch eens aan wat en waar ik allemaal al heb mogen dirigeren ! Is dat geen luxe? Da’s toch de job van je leven. Nu ja, job, het is geen job, he, ook al verdien ik er mijn brood mee. Voor sommige dirigenten is het een job, maar die zijn de inspiratie zoek en dat straalt af op het orkest. Een dirigent moet van het dirigeren, van de muziek, van het orkest houden ! Zo kom je tot resultaten die mensen niet snel vergeten.
Kijk, eergisteren beleefde mijn schoonzus nog wat dat me echt ontzettend deugd heeft gedaan. Ze stond met wat vrienden te praten en het groepje groeide aan. Koetjes en kalfjes weet je wel, en op een gegeven ogenblik vertelt ze dat Carlo Rizzi haar schoonbroer is. “O, antwoordt een koppel, die hebben wij nog aan het werk gehoord in Australië”. Weet je hoe lang dat geleden is dat ik daar was? 25 jaar! 25 jaar en die mensen weten dat nog! Wel, dat is het dus. Dat concert heeft hen geraakt, ze zijn het niet vergeten. Daar moet je het voor doen.
KC: Dirigeren is werken met een instrument dat uit mensen bestaat?
CR: Zeg dat wel. Dirigeren is meer dan dirigeren. Je werkt wel degelijk met mensen. Ze hebben allemaal hun leven met goede en kwade dagen. Hun emoties stralen soms af op hun prestaties en daar moet je als dirigent allemaal oog en oor naar hebben. Je hebt ook musici die bijzonder muzikaal zijn maar toch in het orkest zitten en anderen die gewoon technisch goed zijn en alles volgen zonder de nodige diepgang. Je moet ze doen samenspelen. Meestal lukt dat wel, ik had eigenlijk altijd al een goede respons van de musici in welk orkest dan ook.
Kijk, ik leg hen ook altijd uit waarom ik iets zo of zo wil. Dat is belangrijk onder meer omdat elk pupiter zijn eigen partituur ziet en niet wat de anderen spelen. Je moet de symbiose maken en al die musici doen samen-spelen, doen dialogeren met al die verschillende partituren. Alleen de dirigent heeft dat volledige overzicht en het is aan hem om het samenspel te dirigeren, te orkestreren, letterlijk. Ik denk niet dat je dat ‘orkestreren’ kunt aanleren. Het is een talent dat je hebt of niet hebt.
KC: Heeft u een boodschap voor onze lezers?
CR: Ja. Kijk, mensen denken dat klassiek ‘passé’ is. Iets van vroeger voor chique mensen. FOUT !! Zie mezelf thuis. Mijn zoon speelt gitaar, best goed hoor. En hij componeert. Popsongs. (Carlo Rizzi zucht net niet.) Ik haal even een discussie tussen ons aan. Klassiek zeg ik hem dan, is van alle tijden. Dat duurt eeuwen. In Italië zongen de mensen op straat, zong de schoenlapper, de poetsvrouw, de bankier de muziek van Verdi uit Rigoletto, uit Aida… Dat was de muziek van het volk, jongen. Klassiek is de muziek die toen hij gecomponeerd werd, de muziek van het volk was. Er was niets anders, geen radio, geen overvloed aan commercie. Geen muziekjes die zowat allemaal hetzelfde zijn, 2, 3 of 4 minuten duren en snel vergeten zijn omdat er alweer nieuw wordt opgedrongen. Luister toch eens naar La Bohème ! En wat antwoordt hij? Ja papa, ’t is mooi papa maar te moeilijk. Het vraagt aandacht om te luisteren. Ik was ondersteboven! Mijn ogen vielen open. Te moeilijk?! Ach toch, waarom die terughoudendheid? Waarom al die oei’s?
Weet je, één ding is zeker: klassieke muziek is misschien duur, maar absoluut niet elitair ! En ja, een opera-act duurt 40 minuten en soms meer. En ja, je moet stil zitten, zwijgen, luisteren, wakker blijven. Maar je krijgt er muziek voor in de plaats, da’s toch wat anders dan een song van drie minuten die geen inspanning mag vragen? Die slechte evolutie moeten we kenteren. Neem dus mensen mee naar concerten en opera, mensen die het nog niet kennen. Wie weet zit tussen hen iemand als ik die ook zo geraakt wordt tijdens dat eerste concert…
Net voor het interview van start ging, zat Carlo Rizzi toevallig te lezen in Anna Karenina van Leo Tolstoj (1828-1910), het zevende deel van hoofdstuk vijf. Lees even mee:
‘…Tijdens het concert in de namiddag werden twee zeer interessante dingen uitgevoerd. Een daarvan was een fantasia, King Lear; het andere was een kwartet ter nagedachtenis van Bach. Beiden waren nieuw en in de nieuwe stijl, en Levin popelde om zich er een mening over te vormen. Nadat hij zijn schoonzus naar haar loge bracht, stond hij tegen een pilaar en trachtte zo aandachtig en nauwgezet mogelijk te luisteren. Hij probeerde zijn aandacht niet te laten afleiden, noch zijn indruk te laten bederven door te kijken naar de dirigent in een witte slipjas, zwaaiend met zijn armen, wat Levins genot van de muziek zo veel verstoorde…’