***** Met een origineel concerto, een capriccio en “Mouvements” leverde Igor Stravinsky een hoogst eigenzinnige bijdrage tot het modern repertoire voor piano en orkest. Een Chandos- en een Hyperion cd bevestigen dat.
***** Met een origineel concerto, een capriccio en “Mouvements” leverde Igor Stravinsky een hoogst eigenzinnige bijdrage tot het modern repertoire voor piano en orkest. Een Chandos- en een Hyperion cd bevestigen dat.
Na de Grammophone Award te hebben gewonnen in 2014 voor zijn opname van Prokofievs vijf pianoconcerti, biedt pianist Jean-Efflam Bavouzet nu de complete werken voor piano en orkest van Igor Stravinsky aan. Voor hem zijn trouwens Bartóks 2de pianoconcerto, Ravels Concerto voor de linkerhand en Stravinsky's Concerto voor piano en blazers, de grootste concerti van de 20ste eeuw. Hij heeft ze dan ook alle opgenomen voor Chandos. Zijn opnamen van zowel de concerti van Bartók (CHAN 10610) als van Ravel (CHSA 5084) werden genomineerd voor Gramophone Awards in 2011. De opname van het Ravel Concerto was daarenboven de eerste samenwerking tussen Jean-Efflam Bavouzet en dirigent Yan Pascal Tortelier.
Originele inventiviteit
De genialiteit van Stravinsky kwam vooral tot uiting in zijn originele inventiviteit. Als Stravinsky begin jaren ’20 zijn compositorische tanden zette in de combinatie van piano en orkest kwam hij op het idee om het orkest te reduceren tot enkel blazers. Zo groeide in Biarritz van midden 1923 tot april 1924 zijn geniaal Concerto voor piano en blaasinstrumenten en de bewerking ervan voor twee piano’s. De première in de Parijse Opera in mei 1924, met Serge Koussevitzky als dirigent en met Stravinsky als solist, volgde na een privéuitvoering bij Winnaretta Singer, bekend als de princesse de Polignac, waarbij Jean Wiéner de tweede piano bespeelde. Was er graag bij geweest.
Het schrijven van de pianoversie in 1921 van de Trois Mouvements de Petrouchka voor de jonge Arthur Rubinstein en zijn bewerking van Les Noces deden Stravinsky besluiten een pianoconcert voor de Koussevitzky-concerten in Parijs te componeren. Uitgangspunt daarbij was dat hij reeds in zijn Symphonies d'instruments à vent, Mavra en het Octet alle strijkers had weggelaten, met uitzondering van de bassen. In zijn Piano Rag Music, de Trois Mouvements de Petrouchka en in Les Noces werd de piano voornamelijk beschouwd als een slaginstrument. In het Concerto voor piano en blazers paste Stravinsky dit principe eveneens toe, vooral in de eerste en laatste beweging.
Het Capriccio voor piano en orkest (W59) werd tussen eind 1928 en september 1929 gecomponeerd in Nice en in Echarvines aan het meer van Annecy. Het werk werd voor het eerst uitgevoerd in de Salle Pleyel in Parijs door het Symfonieorkest van Parijs onder leiding van Ernest Ansermet met Stravinsky zelf als solist. Kerst 1928 begon hij aan een compositie die hij Allegro capriccioso noemde. Door zijn werk aan Le Baiser de la Fée, zijn ballet geïnspireerd op muziek van Tsjaikovsky dat hij in oktober 1928 had voltooid, wilde hij weer een eigen oorspronkelijk werk componeren met dezelfde melodieuze kwaliteiten, charme en variatie. We weten van Stravinsky zelf dat de pianosonaten van Carl Maria von Weber en bepaalde muziek van Mendelssohn invloed hadden op zijn nieuwe compositie.
Stravinsky vond dat de naam Capriccio het best het karakter van het werk weergaf. Hij dacht hierbij aan de definitie die Michael Praetorius in zijn Syntagma Musicum (1615–1620) eraan had gegeven. Die beschouwde het capriccio nl. als synoniem voor fantasie, een vrije vorm opgebouwd uit fugatische delen. Stravinsky verdeelde het orkest in concertino en ripieno, liet diverse vormen elkaar opvolgen en gaf het geheel zo een zekere “caprice” (grilligheid). Stravinsky componeerde eerst de 3de beweging, het allegro capriccioso (ma tempo giusto) als rondo en een soort perpetuum mobile, met een toccata-achtig karakter.
Stravinsky droeg zijn Mouvements for piano and orchestra (W97), een seriële compositie voor piano en orkest waaraan hij in Venetië in 1958 begon en die hij voltooide eind juli 1959, op aan pianiste Margrit Weber. Het werd onder leiding van de componist op 10 januari 1960 tijdens het Stravinsky Festival uitgevoerd in de Town Hall in New York met Margrit Weber als soliste. Stravinsky maakte meteen een bewerking voor twee piano's. Stravinsky had, afgezien van het Septet, al vijftien jaar niets meer specifiek voor piano gecomponeerd. Hij was voornamelijk met vocale en in het bijzonder met vocale geestelijke muziek bezig. In 1958 kreeg hij door bemiddeling van de dirigent Ferenc Fricsay het verzoek om een concerto te schrijven met een lengte van een kwartier tot twintig minuten voor een jonge Zwitserse pianiste en voor een honorarium van vijftienduizend dollar dat zou worden betaald door de Zwitserse industrieel en hotelmagnaat Karl Weber. De pianiste bleek Webers vrouw te zijn. Margrit Webers echtgenoot heeft trouwens ook, samen met Columbia Records, de première in New York gefinancierd.
De bezetting van Movements is piano, twee fluiten, hobo, althobo, klarinet, basklarinet, fagot, twee trompetten, drie trombones, harp, celesta en een kleine groep strijkers. Het werk is uitermate contrapuntisch en polyritmisch. De compositie heette aanvankelijk Concert voor piano en groepen instrumenten. Gedurende het hele werk is de piano nl. constant in dialoog met voortdurend wisselende kamermuziekensembles in een gesimuleerde improvisatiestijl. Voor de uitgesproken seriële techniek verdiepte Stravinsky zich in het Pianoconcerto van Arnold Schoenberg en in de Klavierstücke van Karlheinz Stockhausen en had hij gesprekken met Ernst Křenek over diens bijzondere, seriële compositie Lamentatio Jeremiae Prophetae uit 1942.
***** Met bravoure vertolkt
De pianisten Steven Osborne en Jean-Efflam Bavouzet weten beiden deze virtuoze en sprankelende muziek met bravoure te vertolken. Een hele prestatie aangezien naast de virtuoze solo partij, bv. in het Concerto, het samenspel met de blazers uitermate concentratie en inzicht vraagt. Stravinsky goochelt nl. met ritme, accentverschuivingen en onverwachte wendingen. Om het Concerto voor piano en blazers naar behoren uit te voeren moeten de uitvoerders zowel thuis zijn in de oude 18de eeuwse schriftuur als in het toccata en martellato spel van de 20ste eeuwse pianomuziek en moeten ze optimaal voeling hebben met Stravinsky’s snode en sensuele melodische glooiingen. Beide solisten beheersen dit alles volkomen en brengen hun uitvoering met verve. Op de hyperion cd staat ook Stravinsky’s wondermooi Concerto in D voor strijkers, gecomponeerd voor het orkest van Paul Sacher in Bazel en ontdekt u ook nog eens de schitterende maar helaas onbekende bewerking die Stravinsky maakte van het wereldberoemd Wolgalied. Ook zijn canon op een Russisch volkslied dat hij reeds gebruikte in zijn Vuurvogel is op de hyperion cd opgenomen. Beide cd’s zijn een immense meerwaarde voor de Stravinsky discografie en mogen geenszins ontbreken in uw collectie. Warm, warm aanbevolen.