Deze coproductie van deSingel internationale kunstcampus, De Munt/La Monnaie (Brussel), Sadler’s Wells (Londen), Les Théâtres de la Ville de Luxemburg, La Viletta (Parijs), Migros Culture Percentage Dance Festival Steps (Zurich) kende op 21 okober 2016 zijn wereldpremière in The Göteborg Opera.
Voor de tweede maal werkte Sidi Larbi Cherkaoui samen met de twaalf dansers van het Zweedse hedendaagse balletgezelschap en zes van zijn eigen gezelschap Eastman. De muziek vertrouwde hij toe aan vijf topmuzikanten/zangers uit Italië, Japan en Zuid-Korea. Dit amalgaam van culturen zorgt andermaal voor een indrukwekkend en prachtig klankbord.
Vertrekpunt
Iconen. Spirituele leiders, politici, popsterren, rolmodellen. We creëren ze, reproduceren ze en aanbidden ze, tot ze worden vervangen door een nieuwe macht, cultuur of trend. Love and destroy. De voorbeelden in onze samenleving zijn legio. Die gedachte is het leidmotief van Sidi Larbi Cherkaoui voor Icon. De voorstelling haakt daar met een suggestieve beeldentaal op in. Weer zocht hij een materiaal om zijn ideeën kracht bij te zetten. Zijn keuze viel op klei, een inerte maar kneedbare massa. Klei heeft ook een sterke biologische connectie met de aarde.
Het decor vertrouwde hij toe aan de Britse beeldend kunstenaar Antony Gormley, waarmee hij al samenwerkte voor Zero Degrees, Sutra en Babel. Soberheid is kenmerkend voor zijn werk, ook dit keer: een witte doos met een open wand, op de achterste helft van de scène ligt 3,5 ton klei uitgespreid, op de voorste helft staan her en der composities van kleine kleifiguurtjes. De dansers bewegen in vederlichte kostuums in roomwit en lichgrijstinten van de Antwerpse modeontwerper Jan-Jan Van Essche, waarmee Sidi Larbi Cherkaoui voor de eerste keer in zee gaat.
Choreografie
In de openingsscène verschijnen de dansers op een rij. Armen- en handenspel is een telkens weerkerend kenmerk van Sidi Larbi Cherkaoui. Met de handen in elkaar geslagen worden golvende kettingen gemaakt. Het lange lint breekt stuk. In kleinere groepjes worden andere constellaties gevormd, tot er één groepje overblijft. Telkens maakt zich een danser los voor een solomoment. Ondertussen gaan de anderen aan de slag met de klei. Organisch veren ze recht. Weer wordt een ketting gevormd waarbij de dansers voorwaarts bewegen en zich dan weer terugtrekken als eb en vloed. Ze trekken de solist in de groep, waar zich weer iemand anders uit losmaakt. Een allegorisch beeld voor bekendheid en weer verdwijnen in de massa, in de anonimiteit. De ketting breekt: de sterkte van een ketting wordt bepaald door de zwakste schakel. Er zit een interessant denkpatroon achter, maar het is allemaal vrij cryptisch. De muziek is weer een sterk element in de voorstelling en pendelt tussen het westen en oosten.
De dansers bewegen vervolgens als een afgietsel van de Balinese tempeldans. Het handenspel is niet zo verfijnd en delicaat, doet meer aan de paringsdans van flamingo’s denken. De armen in de lucht, de handen in een u-vorm. Ondertussen wordt door enkele dansers een tekst gedebiteerd: techniek tegenover verbeelding. Het komt ietwat belerend over. Zonder deze bespiegelingen zou de choreografie zelfs sterker geweest zijn. Het geheel krijgt een frisse toets wanneer Sia’s Cheap thrills geplaybackt wordt. Een frisse wind waait over de scène. De dans wordt vinniger en uitgelaten. De jeugd op discofuiven en festivals. Plooit dan weer terug op zichzelf. Het kleien komt meer en meer in de focus te staan. Bij wat volgt kan elke toeschouwer associatief zijn eigen invulling maken. Een danseres komt in diagonaal naar voor en houdt twee grote kladden klei voor haar borst en een ter hoogte van haar geslacht, van de andere kant komt een danser met een gigantische fallus in klei. Op het snijpunt van de diagonalen zoeken ze toenadering. Wanneer je denkt nu volgt een coïtus, worden de klei-elementen geruild. De man wordt vrouw, de vrouw man. Het element gender wordt aangesneden. Alle dansers kneden geknield een verschillende hoofdtooi, daarna een masker, ook een wapen. De groep splitst zich in twee. Ze komen dreigend tegenover elkaar te staan als agressors. Een vrouw wordt naar voor geduwd en gestenigd. Eén iemand neemt het voor haar op. Ze kussen. De maskers en hoofdtooien worden tussen de beide lichamen geprangd en geplet tot één brok klei. Dit wordt een baby, die gewiegd wordt. Het tedere moment wordt teniet gedaan. De klomp klei smakt tegen de grond. Ondertussen worden dansers helemaal met kleibladen bedekt. Na een tijdje breken ze uit als rupsen uit een cocon. Dit is allemaal wel mooi en doordacht beeldmateriaal maar het vertraagt de actie. Tegen het einde aan worden grote volumes klei gemodelleerd. In het midden van de scène wordt er een constructie mee gemaakt. Alle dansers trekken zich terug op de scène en gaan zitten: de knieën opgetrokken tegen het lichaam, de armen eromheen, het hoofd erop rustend. En dan zie je opeens de gelijkenis met de figuur in klei.
De muzikanten/zangers zorgen nog voor een fragiel, etherisch klankmoment en de lichten doven. Icon draagt de unieke signatuur van Sidi Larbi Cherkaoui, maar is niet zijn sterkste choreografie. Er is een déjà vu effect. Misschien zijn we als toeschouwer al te veel verwend geweest door zijn gedurfde en verrassende choreografieën en willen we telkens weer compleet overrompeld worden. Hij blijft zijn ondernemingen intellectueel onderbouwen met een grote verbeeldingskracht, deels idealistisch, deels spiritueel.
- WAT: Icon
- WIE: choreografie Sidi Larbi Cherkaoui, Eastman & GöteborgsOperans Danskompani
- WANNEER: donderdag 25 mei
- WAAR: deSingel op verplaatsing in de Stadsschouwburg‘Icon’ – choreografie Sidi Larbi Cherkaoui
- FOTO’S: © Mats Bäcker