In Der Freischütz van Carl Maria von Weber voeren “duistere machten” de boventoon. Deze filmversie – en dus geen opname van een operavoorstelling – maakt dit op extreem beeldende wijze duidelijk. Dat zowat de best mogelijke zangers participeren, maait de sceptici van een operafilm alvast heel wat hooi voor de voeten weg. Toch blijft deze verfilming vooral steken in visueel spektakel.
In Der Freischütz van Carl Maria von Weber voeren “duistere machten” de boventoon. Deze filmversie – en dus geen opname van een operavoorstelling – maakt dit op extreem beeldende wijze duidelijk. Dat zowat de best mogelijke zangers participeren, maait de sceptici van een operafilm alvast heel wat hooi voor de voeten weg. Toch blijft deze verfilming vooral steken in visueel spektakel.
Carl Maria von Weber wordt in 1817 directeur van de opera in Dresden en hij wil daar de Duitstalige opera promoten. Hij vindt een geschikt onderwerp in de “Volkssage vom Freischützen” uit het Gespensterbuch van de auteurs Johann August Apel en Friedrich Laun. Hij laat Friedrich Kind het libretto schrijven en die past het verhaal aan. Kort verteld, gaat het over Max, een Boheemse griffier (hier een soldaat) die zichzelf met een proefschot moet bewijzen om met zijn geliefde Agathe te kunnen trouwen. Hij is zo angstig dat hij het schot zal missen, dat hij zijn toevlucht neemt tot de soldaat Kaspar, die een pact heeft met de “wilde jager” Samiel. Samiel is een demonisch figuur, een magische kogelgieter die zijn kogels giet in een ravijn, de “Wolfsschlucht”. In het pact dat Kaspar met hem sluit voor de zeven kogels voor Max, kan Samiel voor de laatste het doel zelf kiezen. De verloofde Agathe heeft ondertussen nachtmerries over de afloop van het proefschieten. Bij het proefschieten wordt de witte duif, die Agathe verpersoonlijkt, getroffen, maar de eremiet heeft haar met een rozenkrans beschermd en ze is gered. Als Max zijn schuldige truc met de kogels moet uitleggen, wordt hij door vorst Ottokar verbannen, maar de edelmoedige eremiet bekritiseert het gebruik van het proefschieten en zwakt zijn straf af tot één jaar ballingschap, waarna hij met Agathe mag trouwen.
Magisch poppentheater
De elementen van “Volkssage” en Gespensterbuch geven in een notendop de sfeer van de film weer. De film begint met een voorgeschiedenis gespeeld als poppentheater in het woud voor de kinderen, die geboeid kijken. Het verwijst naar het originele verhaal waarop Weber zich baseerde en waarin ook een voorgeschiedenis verteld wordt met de eremiet, die een voorspelling geeft van de dood die Agathe als verloofde van Max bedreigt. Het geeft aan de opera meteen de sfeer van een sprookje, een naïef volksverhaal met veel magie. Is de magie hier nog vrij onschuldig, in het vervolg verandert dat snel en drastisch want de romantische liefde van Max en Agathe wordt geplaatst in een context van oorlog, moordende jachtpartijen en de demonische tovenarij van het kogelgieten.
In de originele versie van Weber speelt de opera zich kort na de Dertigjarige Oorlog (1618-1648) af. De regisseur heeft de periode hier vervangen door de Napoleontische oorlog waarin Saksische soldaten tegen het Franse leger vechten. De mogelijkheden die film hier biedt, worden extreem uitgebuit met gruwelijke taferelen van gesneuvelde soldaten op het slagveld en beangstigende natuur in het wolfsravijn. De verschijning van Samiel is een spookachtig belichte doodskop, die angst en een dodelijke afloop evoceert. De scènes bij Agathe zijn doordrongen van Biedermeier-romantiek, wat knap contrasteert met de harde buitenscènes. In haar droomscène in het eerste tafereel van het derde bedrijf grijpt de film terug naar het poppenspel waarmee de film is ingezet: een mooie en tegelijk hallucinante reminiscentie.
Benijdenswaardige bezetting
Max ziet eruit als een verlopen figuur, helemaal niet als iemand die Agathe waard is. Al is hij iemand die zich moet bewijzen om zijn verloofde waard te zijn, om in het plaatje van Webers Freischütz te passen, lijkt hij mij toch wel een erg slordige en vies uitziende soldaat. Als acteur en zanger heb ik nochtans alleen maar lof voor de prestatie van Michael König. De hele bezetting is trouwens benijdenswaardig goed en klinkt heel present, aangezien ze apart is opgenomen en feilloos in de film is ingepast. Juliane Banse is een perfecte zangeres om met haar volle, rijpe sopraanstem de rol van Agathe te zingen. Bovendien acteert ze natuurlijk en aangrijpend. Een geloofwaardig personage dus geflankeerd door een naïef en jeugdig Ännchen van Regula Mühlemann: een ontdekking van een fijne en soepele stem en mooie figuur. De andere zangers zijn met grote namen bezet, waarbij vooral Michael Volle als een bezwerende Kaspar en René Pape als een verzoenende eremiet de show stelen. Franz Grundheber als Koning Ottokar en Olaf Bär als Kilian beginnen vocaal wat glans te missen.
Het London Symphony Orchestra wordt levendig gedirigeerd door Daniel Harding en de koren zijn keer op keer show-stelers. De grote koorscènes met soldaten, jagers, boeren en kinderen zijn natuurlijk dankbare momenten voor een film en je kan ze nooit op dezelfde realistische manier op een scène realiseren. Ook de scènes in de natuur geven weergaloze woudscènes, inclusief vogelgeluid, schoten of dorpsklokken. Maar de effecten zijn op de duur overdreven en te ver gezocht. Een Freischütz (of eigenlijk: “Hunter’s Bride”) die zeker de moeite loont om eens te bekijken maar zeker geen ultieme (film)versie is van Webers romantische opera.
Er zijn twee bonussen. De eerste is een korte documentaire over Weber en het ontstaan van Der Freischütz. Daarin wordt ook duidelijk verwezen naar de oorspronkelijke titel die Weber aan zijn opera gegeven had: Die Jägersbraut. De tweede is een lange “audio-documentaire” waarin regisseur Jens Neubert zijn werkwijze voor het realiseren van de film – met afzonderlijke klankopname in de studio’s van Abbey Road – toelicht. Door diens zeer slechte Engelse uitspraak en de te lange fragmenten is deze extra weliswaar veel te lang.