Tweetalige dienstmededeling. De tweede violiste van het Quatuor Akilone is niet tiptop. Elle peut pas assurer sa prestation ce midi. “Comment va-t-elle”, vraagt een man uit het publiek, oprecht bezorgd in tijden van fipronil. Het ijs is er meteen door gebroken. Want zo’n afzegging zorgt altijd voor wat extra puzzelwerk. Gelukkig stonden twee avontuurlijke remplaçanten in de coulissen te trappelen …
Het zijn niet de eerste de besten, maar integendeel twee bekende gezichten uit de Brusselse klassieke muziekscène: cellist Sébastien Walnier en pianist Alexander Gurning. Die laatste was tijdens deze editie van Midis-Minimes al een keer eerder in de bres gesprongen. Tijdens die andere themaweek van het festival, aan de piano gewijd, verzorgde deze muzikale duizendpoot onder meer een boeiende improvisatie op een aantal thema’s van Debussy. Ook Walnier is een indrukwekkend veelzijdig muzikant. Tijdens de concertini van de Munt kan je hem en andere leden van het Muntorkest regelmatig als chambrist aan het werk horen. Een absolute aanrader! Samen deelden deze jongens al vaak het podium. En als lid van het Trio Talweg doken ze met succes de opnamestudio in. Heel benieuwd dus welke vonken deze invalbeurt zou geven.
Uitdagende gedachte
“Ach, welke film je ook maakt, je komt altijd weer uit bij de grote meesters van weleer.” Christopher Nolan had het deze zomer in Knack Focus net zo goed over muziek en toondichters kunnen hebben natuurlijk. Die imposante roergangers waarbij je met enig ontzag je oor te luister kan leggen: een zowel geruststellende als uitdagende gedachte. En dus stond de tweede sonate voor klavier en cello van Johannes Brahms klaar (1886). Vivace, affettuoso, passionato en molto: dit is een veeleisende vierakter die naast virtuoze behendigheid ook het retorisch talent en fingerspitzengefühl van de uitvoerders aanspreekt. Een geanimeerde col buiten categorie dus. Maar het duo Gurning-Walnier vatte de klim zonder enige schroom aan. Goesting was zonder meer het codewoord in deze broeierige vertolking. Orkestraal pianospel werd met stevig parlando beantwoord, en vice versa. Soepel was de boogvoering. Bij vlagen iets abstracter klonk Brahms’ zwaar ingedikte pianopartij. Het Adagio was in dat opzicht een heuse verademing, en dat zowel voor musici als toehoorders. Integere momentjes van tedere verstilling werden met een flinke dosis stijlgevoel ten gehore gebracht. Empathisch legato werd door een goed getimede aanslag gestut. Adembenemend. Een schuchter tussentijds applaus later zat het publiek alweer middenin het rapsodisch opgevatte derde deel. Zou dit de favoriete beweging van deze heren kunnen zijn? Misschien. Zo klonk het in ieder geval: gezwind, geritmeerd en met energie uit de vingers geschud. Minder welluidend was de hoekige aanhef van de finale. En ook in wat daarna kwam, liep het samenspel niet altijd even gestroomlijnd. Wat uit de vleugel werd getoverd, bleef helaas hermetisch en was beslist geen voer voor notenfetisjisten. Dit afsluitende rondo had meer soliditeit kunnen gebruiken. Nu bleef het in de beste bedoelingen steken.
Alvorens met volgende video het laatste en belangrijkste woord aan Beethoven en het Quatuor Akilone te geven, nog deze caveat als ultiem besluit. Kamermuziek dwingt professionele en andere musici om zich (samen) bloot te geven. Een kwetsbare positie die een immens respect verdient. Veel meer dan enkel mijn hoed af dus, voor de buitengewone onverschrokkenheid van de twee avontuurlijke speelkameraden van vanmiddag.
- WAT: Johannes Brahms (1833-1897) – Sonate voor cello en piano nr. 2 in F (opus 99)
- WIE: Sébastien Walnier (cello) en Alexander Gurning (piano)
- WAAR: Koninklijk Conservatorium Brussel
- WANNEER: donderdag 10 augustus 2017
- ORGANISATIE: Festival Midis-Minimes
- AFBEELDING: © Benjamin Brolet