De slotvoorstelling van dit seizoen van de Muntschouwburg is een buitenbeentje: een musical van Stephen Sondheim met een al te voorspelbaar verhaal dat dankzij de scenische kracht de toeschouwer verrast en de ironie ten top drijft.
Het is opvallend dat zowel Opera Vlaanderen als de Muntschouwburg het seizoen afsluiten met een onorthodoxe opera die zich afspeelt in de onderste lagen van de maatschappij en een scherpe satire is op het establishment. Bij Aufstieg und Fall der Stadt Mahagonny van het duo Brecht/Weill is de maatschappijkritiek weliswaar veel bijtender. Bij Sondheim heeft het verhaal een groter “amusementsgehalte”.
De Amerikaanse componist Stephen Sondheim (° New York, 1930) noemt in een artikel in het programmaboek zijn musical zelf een “zwarte operette”. De inspiratie voor het stuk haalde hij uit de toneelversie van de negentiende-eeuwse Britse stationsroman Sweeney Todd, the Demon Barber of Fleet Street, waarvan hij in 1973 in Londen de toneelversie zag. Het leek hem “het perfecte materiaal voor een muzikaal horrorverhaal”. Het Britse klassensysteem wordt kleurrijk en met zijn typische taalgebruik vertegenwoordigd – van de aristocratische rechter Judge Turpin tot het hoertje Lucy (dat dan uiteindelijk de aan lager wal geraakte en dood gewaande echtgenote van Todd blijkt te zijn) en de snackbar-uitbaatster Lovett die sappig Cockney spreekt. Het verhaal heeft niet veel om het lijf, maar dat de personages voor kleur en verrassing zorgen, is wel het minste wat je kan zeggen. In de enscenering van James Brining (oorspronkelijk voor Welsh National Opera) komt dat bijzonder goed uit de verf.
Grotesk
Het verhaal kan als volgt samengevat worden. Sweeney Todd is een barbier die ten onrechte veroordeeld werd en naar Australië gestuurd door rechter Turpin. Hij kan ontsnappen en keert terug naar Londen. Hij is vastbesloten zich te wreken. Zijn vroegere hospita, die een snackbar uitbaat en nauwelijks haar kost verdient met haar zelfgebakken pasteitjes, zal hem helpen. Zijn vrouw is ondertussen een bedelhoer geworden en uitgerekend Judge Turpin is de voogd van zijn onwettige dochter geworden. De rechter staat nu zelfs op het punt met het meisje te trouwen. Sweeney Todd opent zijn barbiersalon en vermoordt elke passant die hij scheert. Mrs Lovett komt – wegens schaarste van betaalbaar vlees – op het onzalige idee hun vlees te vermalen en in de pasteitjes te verwerken! Todd laat de letterlijk gekeelde heren via een luik in de vloer van het salon naar de verwerkingsplaats vallen. Twee nevenverhalen vermengen zich met deze verhaallijn: dat van het verliefde koppel Johanna en Anthony en dat van de jonge Toby, eerst hulpje van Pirelli, een soort concurrent-barbier die een elixir voor mooie haren verkoopt (!) en nadien hulp is bij Mrs Lovett. Mrs Lovett wil Todd voor zich winnen en ze vertelt hem dus niet dat het hoertje zijn dood gewaande vrouw is. Maar uiteindelijk ontmaskert Todd zijn gek geworden vrouw en doodt Mrs Lovett in haar eigen oven, waarop Toby Sweeney doodt.
Dit groteske verhaal is in de voorstelling van de Munt in een decor geplaatst dat uitstekend de sfeer van de verarmde buurt van Londen evoceert. Donker metalen containers dienen als locatie van enerzijds het kapsalon van Todd en anderzijds de kamer van het mooie jonge meisje Johanna, dat in haar kamer opgesloten is door de rechter. Tussen deze twee hoge containerblokken worden alle andere locaties voorgesteld via het op het podium schuiven van meubels en allerlei decorelementen: tafeltjes voor de snackbar van Mrs Lovett, de oven voor de “pies” op het einde, de straat waar Lucy rondhangt of waar Mr Pirelli aankomt met zijn break. Op het einde lijken we terechtgekomen in het gekkenhuis van Bedlam. De decorwissels gaan heel vlot en snel en verbreken nooit de sfeer van groezeligheid die het hele stuk beheerst – macaber en tegelijk vol bittere humor. De barbierstoel valt op in vlammend rood (of eerder bloedrood) zoals in de film van Tim Burton.
Levendig orkest
De acteurs verpersoonlijken uitstekend hun rol. Scott Hendricks groeit van een gebroken en verwarde man die bezeten is door de idee zich te wreken op de rechter die zijn leven vernielde, naar een koele moordenaar die zonder scrupules wie zich op zijn barbierstoel zet de nek oversnijdt. Vocaal beheerst hij zijn personage perfect met forse bariton. Mrs Lovett is perfect gecast met Carole Wilson, die in Cockney-Engels de volkse en ietwat gemene barhoudster speelt. Naast Todd is zij het rijkste karakter van het stuk, met enerzijds een goed hart (haar bezorgdheid voor Toby) maar anderzijds staat ze Sweeney Todd gewetenloos bij in de misdaad – zelfs in het kannibalisme – en probeert ze hem uit eigenbelang in te pakken. Natascha Petrinsky was pure luxebezetting voor het hoertje. Hendrickje van Kerckhove zong een ontroerend jong meisje als Johanna. Zij heeft ook de mooiste lyrische aria uit de hele opera en ze zong hem in pure belcantostijl.
Voor het overige misten we wel de kleurenrijkdom en variatie in de muziek die meestal een opera kenmerkt. De teksten zijn vaak snedig en knap, maar de muziek is een nogal rechtlijnige ondersteuning van de dialogen. Het slagwerk heeft veel werk, want er is voortdurend luid slagwerk bij spanning en dreiging en veel gebruik van klokken om iets onheilspellends aan te kondigen. Motieven – ook van de songs – komen herhaaldelijk terug en geven op de duur iets monotoons aan de muziek. Het laten vallen van de lijken door het luik in de vloer, het vlees dat zachter wordt door drie maal te malen: het klinkt op de duur vervelend … Songs als No place like London of The Demon Barber of Fleet Street hebben zeker uitdrukkingskracht binnen het verhaal, maar muzikaal dreunt het maar wat aan. En zelfs als musical zijn de melodieën niet zo grandioos. Hetzelfde geldt voor de orkestratie, die het vooral van bepaalde effecten moet hebben. Het orkest speelde onder leiding van Leo Hussain nochtans vol leven en bracht alles perfect tot klinken. Jammer van de passages met een laagvliegend vliegtuig en vooral met de kletterende regen op het einde van de voorstelling – een euvel van de noodoplossing van de tent.
Het knapste aan het stuk vind ik hoe Sondheim in zijn musical een persiflage verwerkt op de “traditionele” opera. Ik heb genoten van zijn verwijzingen naar de negentiende-eeuwse opera’s van Donizetti en Rossini (met de kwakzalver die elixir voor het haar verkoopt, de voogd die met zijn pupil wil trouwen). Het in de oven duwen van Mrs Lovett doet zelfs aan de heks van Humperdincks Hans en Grietje denken. Zeker is ook Stravinsky’s The Rake’s Progress aanwezig, met de scène in het gekkenhuis die aan Bedlam doet denken. Sweeney Todd als gruwelversie van Tom Rakewell. Sterker dan de film van Tim Burton het kan (2007 – met Johnny Depp), brengt deze productie die referenties aan het licht. Zo is het toch boeiend dat we met deze voorstelling in het Muntpaleis – het tijdelijke theater van de Muntschouwburg – kennis hebben kunnen maken met de verrassende uitbeelding van een grotesk moordverhaal.