Na de Matthäuspassie die René Jacobs vorig jaar voorstelde, lag het voor de hand dat we zijn uitvoering van Bachs Weihnachtsoratorium niet wilden missen. Dit keer kwam hij niet met de Akademie für Alte Musik Berlin naar Antwerpen, maar wel met het Belgische barokorkest B’Rock dat ondertussen zijn sporen al ruimschoots heeft verdiend. Bachs grandioze oratorium kreeg een sublieme uitvoering die op een staande ovatie werd onthaald.
Na de Matthäuspassie die René Jacobs vorig jaar voorstelde, lag het voor de hand dat we zijn uitvoering van Bachs Weihnachtsoratorium niet wilden missen. Dit keer kwam hij niet met de Akademie für Alte Musik Berlin naar Antwerpen, maar wel met het Belgische barokorkest B’Rock dat ondertussen zijn sporen al ruimschoots heeft verdiend. Bachs grandioze oratorium kreeg een sublieme uitvoering die op een staande ovatie werd onthaald.
Interessant alleen al was dat Jacobs geen selectie uit de zes delen maakte – wat zo vaak gebeurt – maar rechttoe rechtaan voor het geheel ging. De zes keer een half uur muziek vlogen voorbij en op het einde had je het gevoel dat het best nog wat langer had mogen duren. U begrijpt het al: Jacobs paste opnieuw zijn magische aanpak toe. En het jonge B’Rock orkest paste zich perfect in deze visie in. Jacobs laat de muziek met een aanstekelijke vinnigheid swingen, maar kan even oprecht tot ontroering en tederheid inspireren. Het orkest volgde de dirigent perfect waar hij de solotekstpassages klemtoon gaf (hobo, fluit, trompet, hoorn) en leverde zo een ideale interpretatie. Ook de solisten musiceerden stuk voor stuk heerlijk, of het nu om de hobo, de fluit of vioolsolo ging. Een voorbeeld: de vioolsolo op het einde van de vijfde cantate in het terzet van sopraan, alt en tenor.
Prachtige klankbalans
Typisch voor René Jacobs is ook de opstelling van orkest en koor. De continuo-groep met de diepe klanken van cello, contrabas en fagot zet hij in het midden van het podium: pal voor hem rond het orgel. Daarboven achteraan bevinden zich de trompetten, hoorns en het slagwerk. De strijkers, fluit en hobo vinden we links van hem terug en het koor van een achttiental zangers rechts, met vooraan tussen hen de solisten. Het gaf een prachtige klankbalans met zoveel présence van de heerlijke celli- en baspartijen. Het gaf ook de kans leven te leggen in de overgangen van recitatief naar aria. Het RIAS Kammerchor zong stijlvol, produceerde een ronduit prachtige klank en leefde zich, net als het orkest, totaal in het verhaal in. Ze klonken vrolijk waar gepast, maar vooral nederig en zacht.
Dat gold uiteraard ook voor de solisten. De dames, Sunhae Im en Bernarda Fink, zijn getrouwe Jacobs-zangeressen. Sunhae Im zet haar sopraan, zo fijn als haar frêle figuur, ook in dit ernstige genre buigzaam en subtiel in. De echo-aria (cantate 4, Flösst mein Heiland) was in het prachtige geheel een uitzonderlijk knap fragment. De mezzo Bernarda Fink beleeft het verhaal met innigheid en innerlijke overtuiging en zong met warme en feilloze stem, al had ze het in het begin even moeilijk. Speelde de vermoeidheid wegens de voorstelling de avond voordien in Bozar haar wat parten? Bij de heren had ik kleine bedenkingen. Tenor Martin Lattke was een droge oratoriumzanger en de bas Dominik Königer kon me ook pas in het tweede deel (vanaf cantate drie) overtuigen.
Maar eens te meer bewees Jacobs zijn superieure muzikale kunst, zijn talent ook om musici en publiek mee te nemen in het verhaal dat hij brengt, en hij schonk ons een uitvoering zoals we het zelden horen. Een mooiere inzet van de kersttijd is nauwelijks denkbaar. Het concert kreeg dan ook een absoluut verdiende staande ovatie.