Onze website is vernieuwd, geef zelf je evenementen in. Heb je een fout gezien. Mail ons!

Klassiek Centraal

Het Vlaamse toondicht

“Het Vlaamse romantische, laatromantische of impressionistische lied is een zuiver [product] van een oprechte zielsontroering. In hun wisselende gedaanten en kleuren zijn die liederen stuk voor stuk uitingen van de veeleisende kunst van de intimiteit; een genre waarin wij meer te bieden hebben dan we vermoeden.” Zo luidde de conclusie van “Vlaamse kunstliederen” in Ons erfdeel (jaargang 11, 1967-1968) en nu meer dan vijftig jaar later ligt de rijkdom van dit genre nog steeds in de vergetelheid. Duidelijk tijd om deze liederen te herontdekken…

Het prille begin

De vroegste voorbeelden vloeiden uit de pen van Sale (fl.1400) in polyfone Ars Nova-stijl. Hij componeerde zowel liederen in het Nederlands als in het Vlaams. Andere vroege liederen dateren van meer dan een eeuw later met onder andere werken van Theodor Evertz (fl.1550) en Jan Belle (fl.1546-?1566). Van beide componisten verschenen liederen in de publicatie Een duytsch musyck boeck (RISM 1572) verzorgd door de Leuvense drukkerij Phalèse.

Deze vroege voorbeelden verschillen echter van onze huidige opvatting van het genre ‘Lied’. Het zijn polyfone liederen en zijn in een vier- tot zesstemmige bezetting geschreven. Onze huidig, algemeen idee van ‘het lied’ correspondeert met het zogenaamde romantische lied. Hierbij belichamen een vocale partij traditioneel vergezeld door piano als een geheel de tekst van een gedicht. Het romantische lied kent haar oorspong in het Duitstalige gebied aan het eind van de 18e eeuw en kwam tot bloei tijdens de eerste helft van de 19e eeuw bij Franz Schubert (1797-1828). Even later zou het genre ook overwaaien naar het pasgeboren België.

Het (laat-)romantische en impressionistische lied

Een van de eerste Belgische componisten die zich aan het romantische lied met Vlaamse teksten waagde, was Karel Miry (1823-1889). De componist componeerde heel wat liederen bij elkaar maar het bekendste is ongetwijfeld De vlaemsche leeuw (1845) op een tekst van zijn oom Hippoliet van Peene. De componist die het nieuwe genre ‘Vlaamse toondicht’ (ook wel ‘Vlaamse kunstlied genoemd’) tot een internationaal niveau tilde, was niemand minder dan Peter Benoit (1834-1901).

Benoit ijverde om de Vlaamse muziek op eenzelfde niveau te tillen als de Duitse of Franse traditie. Zo componeerde hij van de eerste Vlaamse liedcycli De liefde in het leven (1870) en Liefdedrama (1872). Benoit geloofde vurig in de ritmische eigenschappen van de Vlaamse taal en, net als elke romanticus, ook in haar geschiedenis. Liederen zoals Myn môederspraak (1889) in Aldietsche spelling is hier een duidelijk voorbeeld van.

De liederen van Peter Benoit waren een voorbeeld voor de generaties die volgden. Beïnvloed door Benoits stijl componeerde Jef Van Hoof (1886-1959) verscheidene liederen met Vlaams nationalistische insteek, waaronder Groeninge (1909) op een gedicht van Guido Gezelle. Ook Lodewijk Mortelmans (1868-1952) componeerde meerdere toondichten op teksten van Gezelle onder invloed van Benoit waarmee Mortelmans geprezen werd in the States. Paul Gilson (1865-1942) verwees zelfs naar Mortelmans als ‘Prins van het Vlaamse Lied’ vanwege zijn indrukwekkende behandeling van de teksten.

Tijdgenoot August De Boeck (1865-1937) drukte ook zijn stempel op het genre maar dan onder invloed van zijn leermeester Paul Gilson, De Russische Vijf (in het bijzonder door Rimsky-Korsakov) en het Franse impressionisme. De Vlaamse liederen van De Boeck staan vaak in de schaduw van zijn eigen Franse liederen en de liederen van Mortelmans. Pareltjes zoals Vrede (gepubliceerd in 1925) raakten hierdoor in de vergetelheid maar de uitvoering door Belgische mezzosopraan Francine Lepage bezorgt nog altijd kippenvel.

Een brug naar de 20e en 21e eeuw

Het Vlaams toondicht bleef vanaf Peter Benoit tot voor de Tweede Wereldoorlog een geliefd genres bij Belgische componisten al weren haar aantallen minder talrijk. Een van de voorzetters van het genre was Peter Aerts (1912-1996). Het lied in het algemeen heeft een speciale plaats in zijn oeuvre. Hij componeerde meer dan honderd kunst-, kinder- en geestelijke liederen en liederen in de volkstrant zowel op Nederlandse als op Duitse, Franse, Engelse en Zuid-Afrikaanse teksten. Als veelgevraagd begeleider bij liedrecitals weet Aerts de pianopartij met extra bloeiende lyriek te voorzien. Weinig van zijn werken zijn reeds opgenomen maar liederen zoals Moederken en Droefgeestigheid verschenen in 2016 voor het eerst op een privé-uitgave door zijn dochter, Helena Aerts.

Hedendaagse componisten wagen zich nog sporadisch aan het Vlaamse toondicht. Dirigent Marc Michael De Smet (°1948) is een van deze componisten. Hij componeerde al meer dan 150 liederen waarvan vele voor sopraan en cello. Zijn meest recente bijdrage is de liedcyclus Voorslaap (2021) op 22 gedichten van Herman de Coninck (1944-1997). Deze liederen componeerde hij voor stem (Mady Bonert) en piano (De Smet). De onderwerpen in deze cyclus zijn divers en lijken eclectisch. Geen romantische toevlucht naar het verleden zoals bij Benoit maar hedendaagse onderwerpen uit het nouveau réalisme. Door de thema’s en de muzikale taal aan de huidige tijdsgeest aan te passen, houdt De Smet het liedgenre relevant en levendig.

Benieuwd waar dit genre in de toekomst nog meer voor ons in petto heeft…

Een aantal aanraders
















Details:

Titel:

  • Het Vlaamse toondicht

Blijf op de hoogte

Elke donderdag sturen we een nieuwbrief met de meest recente berichten op onze website

– advertentie –