Rechtgeaarde liefhebbers van Bruckner en het negentiende-eeuwse symfonische repertoire, waaronder ook uw recensent, zullen reikhalzend uitgekeken hebben naar de uitvoering van Bruckners 8ste symfonie, een werk dat door zijn omvang en complexiteit niet vaak op de lessenaars staat.
Met Hartmut Haentchen aan het roer als doorgewinterde kenner van dit repertoire en een ervaren ensemble als het Muntorkest op het podium leek er dan ook weinig mis te kunnen gaan. Aan alle verwachtingen van een topuitvoering van dit bijzondere werk van een van de wonderlijkste componisten van de 19de eeuw leek voldaan. Hier lag een rijke concertervaring in het verschiet!
Het programma
Nadat Bruckner met zijn zevende symfonie eindelijk dat succes had gekregen waar hij jarenlang tevergeefs op gehoopt had, zette hij zich meteen aan de opvolger. Een werk dat in omvang en muzikale zeggingskracht al zijn andere symfonieën moest overstijgen. Een werk dat ook in structuur, contrastrijke afwisseling van thema’s en tonaliteit verder zou gaan dan al zijn vorige werk. Kortom de kroon op zijn oeuvre. In dit werk trad Bruckner naar voren als een innovatief en creatief genie dat zijn tijd in vele opzichten ver vooruit was. Daaruit valt ook meteen het gebrek aan continu succes te verklaren waaronder hij zeer leed. Zijn tijdgenoten konden hem niet volgen.
Bruckner moet hooggespannen verwachtingen gekoesterd hebben toen hij de partituur van de ruwe eerste versie van het werk in september 1887 naar Hermann Levi stuurde, de dirigent die de succesvolle uitvoering van de Zevende in maart 1885 had verzorgd in Munchen.
Wat kon er nog misgaan! Des te groter was zijn teleurstelling toen Levi het werk afwees. Hij vond het te moeilijk, zag teveel overeenkomsten met de Zevende en kon met de finale niets aanvangen. Hij begreep het stuk niet. Hij stuurde het voorzien van zijn op- en aanmerkingen terug en Bruckner kon opnieuw beginnen. Nu begonnen jaren van bloed, zweet en tranen, waarin hij het werk op een aantal plaatsen ingrijpend veranderde. Het werk aan zijn negende symfonie werd op een lage pit gezet. Die symfonie zou nooit voltooid worden.
Met name de coda van het eerste deel kreeg een heel andere vorm. In plaats van het gebruikelijke knallend slot, koos hij voor een langzaam versterven van de klank. Daarnaast paste hij de instrumentatie op vele punten aan.
Toen het werk in december 1892 eindelijk uitgevoerd werd door de Wiener Philharmoniker onder leiding van Hans Richter, maakte het een overweldigende indruk. Het publiek was wild enthousiast. Het was Bruckner gelukt om zijn succes te bestendigen, maar tegen welke prijs!
Bruckners Achtste symfonie is ingewikkeld geconstrueerd maar desondanks goed te volgen, als je er maar de tijd voor neemt. Bijvoorbeeld: hij gebruikt in plaats van de voor een klassieke symfonie gebruikelijke twee hoofdthema’s er steeds drie, om al die thema’s vervolgens in de finale in kleine stukken uiteen te laten vallen. Hij deconstrueert zijn eigen bouwwerk als het ware, wat als je er bij stil staat een deprimerende gedachte is.
In plaats van geleidelijke ontwikkeling van het thematisch materiaal wat in zijn tijd gangbaar was, maakt Bruckner gebruik van contrastrijke, abrupte overgangen. Hij monteert zijn werk als het ware in blokken. Die aanpak kwam hem overigens op zware kritiek van zijn tijdgenoten te staan die hem een nieuwlichter en een knoeier vonden.
Tijd is dus een belangrijke factor bij de uitvoering van Bruckners werk. Veel tijd! Een analytische lezing is noodzakelijk om de luisteraar in het verhaal mee te krijgen en helaas ontbrak het daar gisteravond wel een beetje aan.

De uitvoering
Natuurlijk kan een uitvoering van dit werk 125 jaar na de premiere niet meer die impact hebben van toen, maar na dit concert kon ik tot geen andere conclusie komen dan dat deze uitvoering Bruckner tekort had gedaan. Tot een transcendente ervaring was het niet gekomen. Uw recensent was teleurgesteld.
Wat was er gebeurd?
Vanaf de eerste maat was duidelijk dat we een energieke, pittige uitvoering zouden krijgen, zeker een opwindende, maar een weinig meditatieve. Door die jachtige al te gedreven aanpak, een nog in de winterslaap verkerende cellogroep en hier en daar slordig samenspel in het koper, lukte het Haentchen en zijn equipe vanaf het begin niet om de juiste toon te zetten en de structuur van het werk duidelijk naar het publiek toe te communiceren. Alleen het scherzo met zijn demonische uitbarstingen was bestand tegen deze aanpak. Ook In het adagio, waarin Bruckner zijn publiek aan de hand meeneemt naar de krochten van zijn ziel en zich ontpopt als een visionair in de stijl van Jeroen Bosch bleven we ondanks een nu een ontwaakte stralende cellogroep en enkele fraaie hoornsolo’s door de immer versnellende crescendi, verstoken van de ware meditatieve momenten waardoor een uitvoering van deze symfonie een ingrijpende ervaring in een mensenleven kan zijn.
De finale, dat hoogtepunt in de negentiende-eeuwse compositiekunst, het deel waarin Bruckner alle thematische draden tot een overdonderende zeer contrastrijke ontknoping verweeft was mede door rommelige overgangen en een al te daadkrachtige kopersectie (aangevuld met Wagnertuba’s) bij vlagen slecht- of onverstaanbaar. De balans was hier en daar volledig zoek. Het was soms oorverdovend!
Natuurlijk spelen de koperblazers als dragers van thematisch materiaal in Bruckners oeuvre een belangrijke rol maar ook hier gold zeker mag het ietsjes minder?
Was er nu te weinig gerepeteerd of waren dirigent en orkest nog teveel vreemden voor elkaar dat het allemaal zo stroef liep?
Vast staat voor mij wel dat Haentchen en het Symfonisch Orkest van De Munt Bruckner letterlijk te kort hebben gedaan! Dat het publiek mijn kritische mening niet deelde bleek uit het langdurige applaus dat dirigent en orkest ten deel viel.
WIE: Muntorkest olv Hartmut Haenchen
WANNEER: 7 januari 2017
WAAR: Paleis voor Schone Kunsten Brussel