De twaalf opera’s van Puccini hebben eigenlijk allemaal hetzelfde verhaal. Giacomo laat het in zijn opera Il Tabarro samenvatten door de straatverkoper als: “Chi ha vissuto per amore, per amore si mori” (Wie voor de liefde heeft geleefd, zal door de liefde sterven). In de Manon Lescaut-productie van de Royal Opera geven Kristine Opolais en Jonas Kaufmann daar een indringende illustratie van.
De twaalf opera’s van Puccini hebben eigenlijk allemaal hetzelfde verhaal. Giacomo laat het in zijn opera Il Tabarro samenvatten door de straatverkoper als: “Chi ha vissuto per amore, per amore si mori” (Wie voor de liefde heeft geleefd, zal door de liefde sterven). In de Manon Lescaut-productie van de Royal Opera geven Kristine Opolais en Jonas Kaufmann daar een indringende illustratie van.
Regisseur Jonathan Kent is er vrij goed in geslaagd de los samenhangende vier bedrijven tot een aangrijpend geheel op te bouwen. De intense vertolkingen van Jonas Kaufmann als verliefde Chevalier des Grieux en Kristine Opolais als behaagzieke Manon hebben daar zeer veel, zo niet alles mee te maken. En natuurlijk ook de in crescendo doorleefde directie van Antonio Pappano. Kent heeft het verhaal op een aanvaardbare en efficiënte manier geactualiseerd, al is niet alles even logisch of esthetisch geslaagd.
Grappig en verrassend
Het eerste bedrijf in Amiens speelt zich af voor een motel, waar hangjongeren zich amuseren en de student Des Grieux geplaagd wordt met zijn belangstelling voor de meisjes. Manon komt met haar broer en de oude Geronte in een minibusje aan. Kaufmanns eerste aria “Donna non vidi mai” zet meteen de (fel verliefde) toon en hij neemt je als toeschouwer mee in zijn hoop om Manon uit de greep van de oude gluiperd Geronte te houden. Haar ontsnappen van de bovenste verdieping van het motel via het raam en de buitentrap wordt visueel grappig en spannend voorbereid, terwijl op de parallelscène haar broer zich amuseert met het gokspel.
Voor het tweede bedrijf schiep Jonathan Kent een rococosfeer met een chic boudoir waarin Manon zich als een luxe-prostitué in haar ijdelheid wentelt. Het ensemble dat haar met zang en dans komt amuseren, verveelt haar. Kent suggereert een lesbische toets in het gedrag van de zangeres tegenover Manon. Haar broer Lescaut aanschouwt alles met een grijnzende, pijnlijk onverschillige blik. Kent laat haar vanop een voortoneel begluren door oude mannen die als het ware “snoepen” van de jonge griet. De opkomst van Des Grieux ensceneert hij als een verrassende scène: hij is een van de “ouderlingen” als hij plots een masker afgooit – een echte coup de théâtre! De rest van het bedrijf, waarbij Manon aarzelt snel te vluchten omdat ze haar juwelen mee wil grabbelen, is met ironie geregisseerd, waardoor het aan geloofwaardigheid verliest.
IJzingwekkend bangelijk
Het derde bedrijf in Le Havre is de meest problematische scène. De veroordeelde hoertjes zitten elk in een hokje dat aan hun hoerenkamertje doet denken, terwijl ze toch gevangen zijn? De loopplank van het schip dat hen naar Amerika moet brengen, leidt nergens naar. En wat doet het aanplakbiljet met in grote letters “Naïve” daar uiteindelijk, waar de vrouwen doorheen stappen.
Maar ook hier weer kan Kaufmann met zijn fantastische présence en indringende vocale prestatie de bezwaren ontkrachten. Dankzij hem concentreren we ons op de essentie: kan hij bij zijn geliefde blijven? Het laatste bedrijf toont de dorre woestenij van Louisiana als een grijze rots op grote hoogte. Grijs en somber, niet mooi als decor, maar een plek die zich leent voor een desolaat en treurig slot. Kaufmann vertelde achteraf trouwens dat de hoogte van de hangende rots aanvankelijk ijzingwekkend bangelijk was voor de acteurs, maar het belet hem niet het beste van zichzelf te geven. Zoals deze twee vertolkers deze scène zingen en spelen, kan je niet anders dan rotsvast geloven in hun diepe en onvoorwaardelijke liefde. Dit was grandioos en intens theater met uitzonderlijk knappe vocale prestaties.
Wonder
Jonas Kaufmann zette de voorstelling nochtans in met een te vale baritonale klank, maar eens de actie op dreef kwam, vond hij meer en meer zijn superbe, tussen tenor en bariton genestelde klank terug die zijn vertolking een unieke expressiviteit geeft. Kristine Opolais is een uitmuntend gecaste zangeres: knap, slank en jeugdig. Haar lichte, heldere timbre geeft haar stem iets onschuldigs en toch zelfzeker: perfect voor een Puccini-sopraan! Maar de passionele manier waarop ze op elkaar inspelen, was hun grootste wonder. Christopher Maltman als de sluwe en onbetrouwbare broer Lescaut en Maurizio Muraro als de boosaardige Geronte de Ravoir pasten helemaal in het plaatje.
“Maar het ongelooflijkste was wanneer het orkest inzette en een muzikaal toneel opbouwde waaruit dan de aria’s opstegen” (Pascal Mercier, De pianostemmer). Ik kan de uitvoering door het orkest van de Royal Opera onder leiding van Antonio Pappano niet treffender omschrijven dan met dit citaat. Pappano liet het orkest zodanig spelen dat het echt een aangeven was van wat Kaufmann of Opolais dan in zang verderzetten. Prachtig hoe orkest en zang elkaar ondersteunden. Het is geen geheim dat Pappano een groot Puccini-bewonderaar is, gedreven door de passie in diens opera’s. Hij nam ons in deze voorstelling heerlijk mee in deze passie.
Een voorstelling die ons muzikaal absoluut en regiematig grotendeels tevreden stemde.