Goeyvaerts Trio & Vox Luminis in essentiële schoonheid

Goeyvaerts Trio

Hemelse muziek is meer dan een mooie melodie en serene klanken. Dat bewezen het Goeyvaerts strijktrio & Solisten van Vox Luminis: Kris Matthynssens, altviool; Kristien Roels, viool; Pieter Stas, cello; Zsuzsi Toth, sopraan; Barnabás Hegyi, contratenor; Olivier Berten, tenor.  Beide werken waarvan dat van Pärt heel bekend is, zijn intens, mooi en ingetogen.

Hemelse muziek is meer dan een mooie melodie en serene klanken. Dat bewezen het Goeyvaerts strijktrio & Solisten van Vox Luminis: Kris Matthynssens, altviool; Kristien Roels, viool; Pieter Stas, cello; Zsuzsi Toth, sopraan; Barnabás Hegyi, contratenor; Olivier Berten, tenor. Beide werken waarvan dat van Pärt heel bekend is, zijn intens, mooi en ingetogen.

Het eerste werk, Simeron werd door Ivan Moody geschreven in opdracht van het Goeyvaerts Strijktrio om naast het Stabat Mater (origineel geschreven voor strijktrio en drie stemmen) van Arvo Pärt te brengen. Zoals steeds bereidt het Trio zich meticuleus voor om de essentiële schoonheid van de muziek tot leven te kunnen brengen. Zijn ze daar weer in geslaagd? 

Universeel verdriet 

Op Oorgetuige.be vindt men de introductie tot het concert uit het programmaboekje van de organiserende Bijloke, Gent. Ik voeg er graag nog wat aan toe met een kleine inleiding tot beide werken.  Daarna bespreek ik het concert in de Miryzaal van het conservatorium in Gent.

Het Stabat mater van Arvo Pärt is de zoveelste toonzetting van het oude laat middeleeuwse gedicht over het verdriet van de Moeder der moeders, Maria bij de dood van haar gemartelde zoon, Jezus. Hoewel het verhaal zelf uiteraard christelijk is, is verdriet universeel. Met muziek die verdriet of troost verklankt, kan dit gebed de mens uit de eenentwintigste  eeuw actueel houden. De auteur van de stanzas, vermoedelijk een franciscaan (soms toegeschreven aan Jacopone da Todi, circa 1230-1306) getuigt van dat lijden met een sterke betrokkenheid. Het is meer dan een empathisch medelijden omdat het contemplatief (a.h.w. mediterend bidden) en eindigt met een vurig verlangen naar het Paradijs (een vereniging met God als doel van de contemplatie). Pärt’s ingetogen compositie gaat eerder over het diep verdriet, dan het smartelijke lijden zoals de tekst zelf beoogt. M.i. is die ingetogenheid de vormgeving van Pärt aan een eigen contemplatie (en litanie) en dat maakt dat de compositie niet louter mooi of troostend is zoals we die bij sommige uitvoeringen kunnen beluisteren. Onder de comfortabele matras van Pärt’s compositie zit, zoals hij het zelf zei, een erwt [1] Oude composities (die van Josquin Deprez of de Barokke) benadrukken wel de droefenis en het lijden van Maria maar ook het godvrezende en het vurige verlangen van de monnik die graag zijn grote voorbeeld Jezus wil volgen naar het Paradijs. De muziek bij Deprez  gaat van de imperfectum (tweeledige maatsoort) naar de perfectum (drieledige maatsoort of trinitatis) als het Paradijs wordt bezongen. En vele barokke uitvoeringen zijn vol van de luister van het Paradijs. Tenslotte is de contemplatie van de Franciscaan een poging om zich in een roes met het Goddelijke te verenigen[2]. Wat voor de mysticus de extase van het Paradijs is, is voor Arvo Pärt een woordeloze beschouwing op het lijden van de mens. De stilte in zijn creaties brengen de luisteraar tot diens eigen stilte. Het is juist deze stilte die resoneert en zowel troost en rust kan brengen als een opening maakt tot iets diepers.

Een oude gevoelsstemming

Met dit in het achterhoofd is de keuze van het Goeyvaerts Strijktrio om het werk uit te voeren in een reine stemming heel logisch (d.i. een oude gevoelsstemming die niet gelijkzwevend of Wohltemperiert is gemaakt zoals bij de hedendaagse piano). Andere uitvoeringen trachten de kleine (disharmonische) overgangen in de compositie door vibrato op te vangen. Een vibrato die het luisteren te dwingend kan maken. Dit gebeurt niet in de ‘reine’ uitvoering van het Goeyvaerts Stijktrio en Vox Luminis waardoor het soms heel even wringt. Dat is net zo bij de mens waar je je onvermogen ontmoet om (het lijden) te begrijpen. Achter het universele mooie schemert het meest eigene van de mens, de erwt onder de matras van de ziel; de erwt die weerstand biedt. Toegang tot het mooie, ze leren we uit de Renaissance filosofie, is pas mogelijk door de bemiddeling van de liefde… Het mooie is in se extiem…

Simeron, weerbarstiger maar ook hoopvoller

De twee composities liggen in elkaars verlengde. Het Goeyvaerts Strijktrio vroeg Ivan Moody om ook een Stabat Mater te schrijven. Het werd Simeron (Grieks voor Vandaag), een compositie die in de lijn ligt van Moody’s eerdere composities en inspiratie vindt bij Pärt’s Stabat Mater enerzijds maar vooral ook bij de Griek-Orthodoxe liturgie. De Brit Moody is een orthodox priester geworden en getuigt graag van zijn geloof: “Everything I write I hope is written to praise the Creator.” (Ivan Moody in interview with Andrea Ratuski, CBC, Winnipeg, Manitoba, Canada, October 1999)

Simeron! Vandaag! Is een uitroep die meteen aangeeft dat de verrijzenis noch steeds actueel is. Het is alsof Moody hier zijn bekering (zijn ‘evenement’ met een knipoog naar Badiou’s Paulus[3]) en de verrijzenis zelf actualiseert. Toch is het werk meer dan een geloofsbelijdenis. Het heeft hetzelfde contemplatieve karakter als het werk van Pärt? Het is een tikkeltje weerbarstiger maar ook hoopvoller. Het treurt over de dood van Christus om dan (net als Paulus) het accent te leggen op de verrijzenis. De heel persoonlijke ervaring krijgt ook hier iets universeels waardoor de toehoorder zich niet meteen in een sermoen hoeft te voelen. En als het dan toch een boodschap moet zijn, lijkt het die om trouw te zijn aan jezelf in deze vloeiende tijden.

Het teruggrijpen naar oude muziek is geen nostalgie naar het oude polyfonische klankenspel maar een zoektocht naar iets oorspronkelijk. Muziek herleiden tot de essentie van klank en beleving opent een dimensie voorbij het mooie omdat het de luisteraar ruimte laat. Dat is verraderlijk. Beide composities hebben eenzelfde opzet: ze willen de toehoorder meenemen, voor mij niet zozeer in de tekstuele boodschap maar vooral in een eigen contemplatio. Of hoe het meest singuliere universeel kan worden en schoonheid de toehoorder stil maakt of in vervoering brengt.

Stille traan

Het concert zelf bracht mij niet in vervoering, maar maakte me stil. Simeron was voor mij nieuw. Het eerste wat me op viel was dat de ruimte van de Miryzaal de resonantie van zowel de snaren als de stemmen te veel dempte. Misschien lag dat aan de plaats waar ik zat? Het effect van de exclamatie ‘Simeron’ bleef hierdoor een beetje uit. Het was nochtans een uitvoering die met liefde werd gebracht en zat vol momenten die heel bekoorlijk waren.

Het Goeyvaerts Strijktrio en Vox Luminis liet ons de vervoering proeven: een ‘credo’ niet omdat het ongerijmd is, maar een geloof (los van enige religie maar als act) omdat het hoop brengt. De keuze is aan ons. Het mocht van mij op het einde een tikkeltje uitbundiger; met de tekst, de glory of Jezus Christ, mee.

Voor de uitvoering van het Stabat Mater koos Goeyvaerts Strijktrio voor een niet al te ronde mooie verklanking. Het concert was intens alsof een stille traan over een onzichtbare wang liep. Deze uitvoering Mater neemt de luisteraar mee in het verdriet en geeft ruimte tot een eigen contemplatie omdat ze je meevoeren met mooie integere muziek. Deze ruimte krijgt men niet zo vaak.  Al te mooie uitvoeringen ontzeggen je de essentie van de muziek die nu tot zijn recht kwam. Een mooie matras met een erwt die je uit je slaap houdt…

Miryzaal

De avond liet me echter wat op mijn honger. Galm ontbrak waardoor de overgang van uitvoering naar toehoorder niet  kon worden vasthouden.  De vele intieme passages werden naar mijn ervaring net iets te veel opgeslokt. Bij het Stabat Mater stoorde het minder maar de uitvoering van beide werken werd soms beetje droog, aarzelend of korrelig. De compositie van Moody leek in het begin af en toe iets te veel uit elkaar te staan, gewoon omdat de resonantie uitbleef. Bijvoorbeeld de exclamatie “Simeron”, reikte niet ver genoeg, alsof het enthousiasme achter een vitrine zat. Als zowel de strijkers als de zangers de ruimte konden vullen, werden de klanken pas echt hemels. Vooral op zo’n moment kwamen beide composities tot hun recht. Een live-uitvoering dient ook iets fysieks te hebben en moet je als luisteraar betrekken. Idealiter zit je dan als publiek ook dichter bij de muzikanten. De zaal was niet ideaal voor deze nochtans sterke uitvoering die ook na her-beluistering ( met dank aan Klara – maar zet er ‘reverb’ op als je kan), heel intiem, contemplatief en zelfs in de ware zin mooi was. Een mens wordt er zowaar stil van.

Uitzending op dinsdag 11 juni 20.00 uur op Klara in het programma 'In de loge'.

De cd opname belooft!

[1] “I could say that the nucleus of Litany is like the pea under the mattress. I am not a princess, but I can understand how such an irrational thing could happen.”: “Geoff Smith's Interview with Arvo Pärt” gevonden op www.arvopart.ee, Pärt Sources of invention, p.6, eerder verschenen in "The Musical Times" in autumn of 1999.

² Cruce hac inebriari/ Ob amorem filii; laat het kruis mij dronken maken [Het kruis mij in een roes brengen]/ van de liefde voor uw zoon.

³ Badiou, A., Paulus, De fundering van het universalisme, in een vertaling van Dominiek Hoens en Jan De Wit, uitgegeven bij Ten Have, 2008.

Krijg elke donderdag een overzicht in je mailbox van alle artikelen die geplaatst zijn op Klassiek Centraal. Schrijf je snel in:

Welcome Back!

Login to your account below

Retrieve your password

Please enter your username or email address to reset your password.

Add New Playlist