Nominatie Gouden Label Festival – 25 jaar Laus Polyphoniae, het grootste festival ter wereld voor de polyfonie van bij ons en elders, trok voor het 25 jarig bestaan een massa luisteraars. Wie per concert nog ter plaatse een kaart wilde bemachtigen, kon bij momenten onverrichterzake huiswaarts keren. Met andere woorden: uitverkochte zalen waren geen uitzondering.
Naast de feestelijke openingsavond, was Klassiek Centraal deel van het publiek in een aantal concerten die we hier voor u bespreken. Het volledige programma bood meer dan wij konden volgen aan muziek tot het jaar 1618. Waarom 1618? Het is niet het keerjaar in de muziek of zo, het is het jaar dat de Sint-Augustinuskerk, nu de thuishaven van AMUZ, ingewijd werd. Het is ook de periode van de totale overgang van de late polyfonie naar de barok. Om die reden werd Laus Polyphoniae voor een keer opgesplitst in twee delen: het getrouwe pakket polyfonie – 1618 Before – en een pakket barok – 1518 Bejond. Het tweede pakket concerten past in het Jaar van de Barok dat in Antwerpen gevierd wordt. Van september tot en met december 2018 weet de barokliefhebber waar naartoe.
U leest helemaal bovenaan: Nominatie Gouden Label Festival. Deze nominatie geven we niet weg. Wat directeur Bart Demuyt en zijn ploeg het publiek aangeboden hebben en nog aan te bieden hebben, is dermate volledig en op alle vlakken zo verantwoord en afgewerkt dat geen festival gericht op de polyfonie het zelfde zomaar kan evenaren. De vele concerten met zelfs polyfone wereldpremières, de lezingen, masterclasses en speciale boekuitgaven maken het plaatje rond. Een bijzonder sterk concept dat iedereen onderdompelt op een leerzame wijze over de polyfonie en de (kunst)geschiedenis van de lange periode dat de polyfonie de muziek in Europa bepaalde, meer nog, aan de grondslag lag van wat wij later de klassieke muziek zijn gaan noemen. Zeg maar een kleine 1.000 jaar muziek als we de periode voorafgaand aan de polyfonie er bij mogen rekenen.
Laus Polyphoniae zoals we het mochten beleven onder Demuyts leiding kon zo uitgebouwd worden dankzij de sterke basis die gelegd werd door Lieve Schauwbroeck, zijn voorgangster die het festival in de startblokken zette en er meteen een festival van wereldformaat van maakte. Haar verdienste mag niet onderschat worden.
Een greep uit de concerten: Cappella Pratensis, Mala Punica, Stile Antico en de ensembles I Fagiolini & The English Cornett and Sackbut Ensemble
De Cappella Pratensis bracht de uitgebreide mis ‘Missa Maria Zart’ van Jacob Obrecht, de trompetspeler uit Gent (1457/8 – 1505) die in zijn tijd naam maakte met zijn melodierijke muziek. Hij reisde naar en werkte in de Duitse landen en Italië. Het is mogelijk dat hij voor keizer Maximiliaan deze mis componeerde, maar zekerheid is er vandaag de dag niet. Het is zowat zijn langste mis. De Cappella Pratensis onder leiding van Stratton Bull vulde de gotische Sint-Andrieskerk in Antwerpen met de fraaie lijnen muziek waar de misdelen werden afgewisseld met liederen onder dezelfde noemer Maria Zart van een of meer anonieme meesters. Een zeer goede keuze omdat ze afwisseling bracht in de concertavond. Het evenwicht in stemmen van dit door en door professionele ensemble is zeer sterk. De beheersing van de articulatie laat je de tekst vlot verstaan. Een extra opvallend iets was dat de zangers, net als in Obrechts tijd, rond een grote lessenaar stonden waarop het handgeschreven koorboek prijkte. Pratensis zanger Marc Busnel verzorgde met een geduldige precisie deze origneelwaardige uitgave wat het project, in samenwerking met de Alamire Foundation totaal maakte. Al deze elementen samen maakten het concert tot een belevenis van het mooiste aan muziek dat de renaissance (of moet ik zeggen late middeleeuwen?) ons nagelaten hebben.
Mala Punica, het overbekende ensemble geleid door Pedro Memelsdorff, bracht ons zonder twijfel naar de bloeiperiode van de middeleeuwen toen het machtige Boergondië onze Lage Landen een van hun rijkste periodes van totale bloei lieten beleven. Het ensemble bracht geen polyfonie uit onze kontrijen, maar bracht werken die zich onder meer baseerden op die verbluffende muziek van Hildegard von Bingen. De componisten gingen allemaal wel ergens ‘te leen’ en kneedden het leengoed om naar muziek van hun tijd. Wie dat ook deed, en meteen het publiek vergaste op een wereldpremière was de Argentijnse componist Pedro Ortiz (°1957). Even een kleine shock: “Zijn we in de avant-garde belandt?” Neen, of ja, een klein beetje, maar Ortiz draait en keert zo met de middeleeuwse elementen en het avant-gardistische dat ook al verleden tijd is op een wijze die je in die middeleeuwse muziek iets van de avant-garde doet ontdekken en omgekeerd. Hij speelt geniaal met het gegeven en sluit zo perfect aan op de muziek uit de 14 de/15de eeuw. Als het kan in de muziek, waarom kan het dan haast nooit in bijvoorbeeld de architectuur tegenwoordig? Het kan trouwens niet alleen in de muziek. Heel het concert is het kijken naar de nieuwe altaarstukken van Jan Fabre, zo hedendaags als maar kan, en toch vinden ze aansluiting en harmonie met de barok van Sint-Augustinus. En ja, natuurlijk, applaus was er overmatig met als dank een bisnummer. Het mocht en het publiek bleef dankbaar. Zoiets op DVD? Ik zeg meteen JA.
Stile Antico was te gast in de Sint-Pauluskerk, een van die prachtige bijna-kathedralen in Antwerpen naast de kerken Sint-Andries en Sint-Jacob. De enige ware kathedraal blijft de Onze-Lieve-Vrouwekerk wiens toren dit jaar 500 jaar geleden gebouwd werd. Het ensemble dat zo dikwijls met superlatieven begiftigd werd, zong voor een bomvolle kerk zowat de hele kerkelijke jaarcyclus door. Soms was het evenwicht in de zang wat zoek, wat vooral te wijten was aan één sopraan wiens stem te sterk draagt. Het ensemble is ook fel enthousiast wat de muzikale intieme momenten beperkt en er teveel ‘uit volle borst’ gezongen wordt. Dat mag wel, maar soms is meer finesse en ingetogenheid vereist. Ik beken dat dit voor mij het concert was dat me het minst overtuigde wat niet wil zeggen dat ik niet kon genieten van de muziek en de ruimte waar die zo sterk tot zijn recht kwam.
I Fagiolini & The English Cornett and Sackbut Ensemble rondde ‘Before 1618’ af met een werk dat zonder de polyfonie nooit zijn bestaan zou gekend hebben, ook al is het geen polyfonie meer. De ‘eerste opera’ (het wordt wel eens betwist), Claudio Monteverdi zijn L’Orfeo, mag je zien in het opzet Before en Bejond 1618 als de brug tussen de late polyfonie en de weelderige barok. Voor de gelegenheid trok Laus Polyphoniae naar de Bourlaschouwburg die totaal uitverkocht was. In een sobere maar tegelijk alles duidelijk makende regie van Thomas Guthrie leidde Robert Hollingworth zangers en instrumentalisten in een zaal die terug meer muziek mag in huis halen. Men vergeet dat de Bourla een operahuis was en het mag er zijn. De akoestiek liet niets te wensen over voor deze L’Orfeo.
Hollingworth koos voor een solistische bezetting. Mag ik mijn twijfels uiten over deze keuze? Het is vandaag de dag meer en meer zo dat men gaat voor de solistische bezettingen, ook in bijvoorbeeld Bach. Soms kan en mag dat, maar niet altijd, zoals, volgens mij, in L’Orfeo. Hierbij komt dat niet alle solisten, vooral bij de mannen, echt solist genoemd mogen worden. Ik denk vooral aan de diepe bas die vereist wordt voor de veerman die door Orfeo in slaap wordt gezongen en aan de fijne tenor met zijn kleine stem die zeer goed past in een koor, maar een zaal amper kan vullen. De rol van Orfeo was daarentegen meesterlijk vertolkt, net zoals de zangeressen hun rollen perfect muzikaal en acterend op de scène brachten. De instrumentale ensembles leverden een overtuigende prestatie. Al bij al mag deze L’Orfeo een krachtige afsluiter genoemd worden van Laus Polyphniae, althans van ‘1618 Before’.
- WAT: Laus Polyphoniae 2018
- WIE: Verschillende ensembles en solisten
- WAAR: meerdere plaatsen in Antwerpen, met vooraan AMUZ (Sint-Augustinuskerk)
- WANNEER: van 15 tot 26 augustus 2018
- FOTO’S: mt en © Klassiek Centraal