Het is alleszins toe te juichen dat de Opéra Royal de Wallonie ons de kans geeft deze zelden opgevoerde belcanto-parel van Gaetano Donizetti in de originele Franse versie te zien. De muzikale uitvoering ontgoochelde geenszins. Meestal is het een verademing om in Luik een vrij “traditionele” uitvoering van een opera mee te maken, zonder verwijzingen naar actuele maatschappelijke toestanden. Maar in dit geval haalde de tijdeloze enscenering de kwaliteit jammer genoeg naar beneden.
In 1840 krijgt Donizetti van Léon Pillet, directeur van de Parijse Opéra, de opdracht voor een nieuwe opera. Hij zal gegeven worden in de plaats van Le Duc d’Albe, een opera die Donizetti maar niet voltooid krijgt. (Deze opera is binnenkort opnieuw te zien bij Opera Vlaanderen.) Een vereiste is een glansrol voor Rosine Stolz, de maîtresse van Léon Pillet. De titel La Favorite krijgt op die manier een bijkomende ironische betekenis. De première had plaats op 2 december 1840 in Parijs en na enkele voorstellingen wordt de opera een voltreffer.
In het libretto van La Favorite worden een aantal historische personages met veel fantasie ten tonele gebracht. De koning Alphonse XI is getrouwd met Maria van Portugal – die in de opera geen rol speelt. Hij leeft al vele jaren met zijn maîtresse Léonor de Guzman. Het verhaal speelt zich af in Castiglia, midden veertiende eeuw. Fernand is een novice in het klooster en hij is verliefd op de hem onbekende Léonor. Hij treedt uit het klooster en in een veldslag tegen de Moren heeft Fernand het leven van Alphonse gered. Als eerbetoon krijgt hij de eretitel van Markies. Fernand vraagt als dankbaarheid de hand van Léonor – niet wetende dat ze de maîtresse is van Alphonse. Léonor voert een gemoedsstrijd tussen haar liefde voor Fernand en de (autoritaire) relatie met Alphonse, en ze vraagt haar gezelschapsdame Ines Fernand in te lichten over haar status als minnares van de koning. Dat mislukt en Fernand geraakt er pas van op de hoogte op het ogenblik dat de abt van het klooster, Balthazar, de banvloek uitspreekt over de koning omwille van die buitenechtelijke relatie. Fernand verlaat woedend het hof en keert terug naar het klooster. Vol berouw gaat Léonor hem daar opzoeken. Eerst verstoot Fernand haar, maar dan wint zijn liefde het toch. Uitgeput van de pelgrimage sterft Léonor in zijn armen.
Gekunsteld decor voor artificiële regie
Een verhaal van verstokte vroomheid versus liefde, misprezen eergevoel en wraak, dat niet steeds helemaal logisch aan elkaar hangt. Een kluif voor een regisseur om het aangrijpend te maken. Rosetta Cucchi is daar niet echt in geslaagd. Ze wil een universeel verhaal vertellen en geen tijdsperiode op het verhaal kleven en zeker niet actualiseren. Ze gaat uit van een artificiële wereld, waar de natuur uitgestorven is en waar niemand zijn lot in eigen hand heeft. Het decor beantwoordt helemaal aan dit concept. Het eerste bedrijf in het klooster toont een zwarte wand met nissen als bagagekluisjes. In de nissen blijken afgestorven planten en bloemen te zitten in plexiglas kolven. De monniken houden dus een koude, artificiële wereld in stand. In het tweede toneel komt Fernand terecht op een strand waar de zee achter een wand van bubbelplastiek gesuggereerd wordt en de dienaressen van Léonor verveeld tussen rotsen zitten. Het lelijke plastiek wordt een overheersend element in het decor, net als de dode planten. In het paleis van Alphonse is de rijke Moorse tuin hier omgewisseld voor een dode boom omhuld door een plastiek zuil. Ook de barokke troon van de koning is eerder een vervallen rotsachtig bouwsel, dat de beweeglijkheid van de personages hindert. Behalve dat de regisseuse misschien verwijst naar een vervlogen wereld uit de Renaissance en de kunstmatig gescheiden werelden van mannen en vrouwen in deze maatschappij, zie ik niet veel betekenis in dit concept. Ook het ballet in het tweede bedrijf van twee danseressen (dat gelukkig niet geknipt is, want essentieel in dit type Franse opera) wordt in de plastiek koker gedanst. De naakte vrouwen in de plastieken foliewand op het einde grenst aan het ridicule. De belichting maakt het visuele gelukkig soms een beetje fraaier.
Hoofdpersonages komen tot leven
Gelukkig dragen de protagonisten met levendige overtuiging hun rol. Celso Albelo moest als Fernand de stem wat op dreef krijgen. In het eerste tafereel klonk hij soms wat geforceerd, maar geleidelijk bloeide de stem open tot een kleurrijke en aangename stem. Als hij in het derde bedrijf aan Alphonse als beloning de hand van Léonor vraagt, horen we een tenor vol hoop en verlangen. Zijn prachtige aria in het vierde bedrijf, Ange si pur, zingt hij met kracht en uithouding, maar ook met oprecht gevoel. (De aria is bekender in de Italiaanse versie als Spirto gentil.) In de finale van de opera is de emotionele impact van het smartelijke afscheid van zijn geliefde aangrijpend vertolkt. Mario Cassi heeft als Alphonse een prachtige baritonklank voor deze Donizetti-partij, met een lage tessituur en kracht voor uitgesponnen vocale hoogstandjes. Hij speelt de partij van de koning ook als een seksistische macho, als een tiran op zowel het politieke als het relationele domein. En dan is er de onvolprezen rol van Léonor, die Sonia Ganassi met hart en ziel en met intelligentie vertolkt. Vol passie, maar tegelijk bewust van de vereisten van souplesse en coloratuur van deze belcanto-partij. De geliefde die geklemd zit tussen twee mannen, een van wie ze echt wil houden en een die haar als minnares tiranniseert en waar ze zich voor schaamt. De romance O mon Fernand laat er niet aan twijfelen en ze zingt het als een echt bravourestuk voor mezzo. Een vrouw die sterk is, maar ook teder; dapper, maar ook angstig. Ganassi slaagt erin al die emoties uit te beelden, tussen een reeks hofdames die – behalve soms Ines – overbodig over de scène lijken te dwalen. Ook de partij van Balthazar, de abt van het klooster en een personage dat doet denken aan de Grand Inquisiteur in Verdi’s Don Carlos, krijgt met Ugo Guagliardo een opmerkelijke vertolking.
Het orkest van de ORW gaf een van zijn mooie beurten te horen. Nauwgezet geleid door belcanto-deskundige Luciano Acocella, speelde het meestal met mooie klank en met nuance om de vaak dubbelzinnige emoties van de personages te verklanken. De ensembles hield Acocella goed in de hand. De koorfragmenten werden dit keer niet altijd even briljant gezongen. Misschien had dit ook te maken met het onhandige decor.
Een voorstelling die het beslist de moeite maakt om deze zelden gespeelde opera van Donizetti te ontdekken, maar een gemiste kans voor een interessantere regie.
- WAT: Gaetano Donizetti (1797-1848) | La Favorite
- REGIE: Rosetta Cucchi
- STEMMEN: Sonia Ganassi, Celso Albelo, Mario Cassi, Ugo Guagliardo, Cécile Lastchenko
- ORKEST: Orchestre et Choeur de L’Opéra Royal de Wallonie o.l.v. Luciano Acocella
- WAAR: Opéra Royal de Wallonie, Luik
- WANNEER: zondag 19 november 2017 (opvoeringen nog tot en met 28 november)
- FOTO’S: © Lorraine Wauters