Gouden Label – Willkommen im Jubiläumsjahr
Nu men dit jaar de 300ste verjaardag viert van de geboorte en de regering van Koning Friedrich der Grosse (1712-1786), verscheen op het label Harmonia mundi een cd met muziek van musici/componisten die verbonden waren aan het Hof van deze illustere Pruisische koning.
Gouden Label – Willkommen im Jubiläumsjahr
Nu men dit jaar de 300ste verjaardag viert van de geboorte en de regering van Koning Friedrich der Grosse (1712-1786), verscheen op het label Harmonia mundi een cd met muziek van musici/componisten die verbonden waren aan het Hof van deze illustere Pruisische koning. De Berlijnse Akademie für Alte Musik tekende voor de kwaliteit. Luister meteen naar Track 12. Herzlich Wilkommen.
Zur Einführung
Een van de grote verdiensten van Frederik de Grote was de invoering van de aardappel. In 1756 vaardigde hij het beroemde “Kartoffelbefehl” uit, waarin hij beval dat deze op iedere beschikbare plek moest worden verbouwd. Daarom speelt de aardappel nog steeds een haast legendarische rol in de Duitse keuken en liggen er tot op vandaag altijd een paar Kartoffeln op het graf van Fritz.
Vooreerst het ensemble. De Akademie für Alte Musik Berlin viert dit jaar haar 30-jarig bestaan. Zij hebben een intense samenwerking met René Jacobs achter de rug wat resulteerde in schitterende opera- en oratoriumopvoeringen. Samen met het RIAS Kammerchor maakten ze preisgekröhnte opnamen met La Bartoli, Andreas Scholl, Sandrine Piau of Bejun Mehta. Met de danscompagnie Sasha Waltz & Guests brachten ze “Dido and Aenras” en Pascal Dusapins “Medea”. Akamus won alle mogelijke Schallplattenpreisen. Het ensemble zal er nog winnen omdat het behoort tot de beste en meest gestileerde ensembles voor oude muziek ter wereld. Alvast alles Gute zum Geburtstag.
Dat de koning zeer muzikaal was, is U waarschijnlijk bekend. De musici met wie hij zich omringde zijn U misschien minder bekend. Reeds als Pruisische kroonprins ontwikkelde hij zijn liefde voor kunst en muziek. Zijn vader, de “Soldatenkönig” Friedrich Wilhelm I, had het niet voor muziek maar zoonlief begon al vroeg in zijn residentie in het Brandenburgse Neuruppin waar hij een Tempelgarten mit Apollo-Tempel, een Obst- und Gemüsegarten en een „Lusthäuschen“ ter beschikking had, naar hartenlust te musiceren. Ook in Schloss Rheinsberg had hij een goed georganiseerd muziekleven. Hij beleefde er naar eigen zeggen „die glücklichsten Jahre seines Lebens“. Tot zijn 28ste dus want in 1740 werd Fritz Koning. Maar Fritz wou dat eigenlijk niet. Hij wilde muziek spelen. Hij was nog maar net koning of hij nodigde František Benda, de gebroeders Graun en Carl Philipp Emanuel Bach uit om mede zijn Hofkapelle op te richten die naderhand 20 uitstekende musici zou tellen. Tot die Hofkapelle behoorden de „ersten Capellbediensteten“. Het waren de luit- en theorbe spelende Ernst Gottlieb Baron, de gambist Ludwig Christian Hesse, de ex- Sekretaris van Minister Franz Wilhelm von Happe, de contrabassist Johann Gottlieb Janitsch, clavecinist Christoph Nichelmann (vertegenwoordigd op de cd), en clavecinist Christoph Schaffrath. Deze musici speelden reeds samen met Fritz in zijn eerdere verblijfplaatsen in Neuruppin en Rheinberg. Vanaf 1728 kreeg de 16-jarige Friedrich fluitles van Johann Joachim Quantz (1697-1773). De Flauto traverso of Querflöte was dank zij Jacques-Martin Hotteterre heel, maar dan ook heel populair in de eerste helft, midden 18de eeuw. Hotteterre was een telg uit een familie van van musici en instrumentenbouwers, die deel uitmaakten van de Grande Écurie du Roi.
De gevierde operacomponist Carl Heinrich Graun gaf Prinz Friedrich compositieles. Van zijn zuster Wilhelmine die viool, fluit, clavecimbel en luit speelde, en ook componeerde, weten we dat er bij haar broer dagelijks vier tot zeven uur gemusiceerd werd. Voorbeeldig. In 1732 kon de 20-jarige prins, hij was nauwelijks 1,60 m groot, zichzelf componist noemen, maar wel één die niet hield van maatstrepen. ‘t Kan gebeuren. Onze beroemdste telg uit het geslacht Hohenzollern was vanaf 1740 Koning van Pruisen. Bijna een ramp voor zijn gezondheid. Naast fluitspelen en componeren, voerde hij als hij kwaad werd, oorlog tegen Oostenrijk (omwille van het bezit van Silezië, vandaag zuid-Polen), viel hij in de Zevenjarige Oorlog (1756-1763) Frankrijk, Rusland, Bohemen en het Keurvorstendom Saksen aan, en deed hij mee met de Beierse Successieoorlog. Fritz was anderzijds een merkwaardig strateeg. Na de slag bij Kunersdorf, waar hij een verpletterende nederlaag leed (Pruisen verloor daar meer dan 27.000 soldaten) liet hij nieuwe troepen rekruteren. Het is daar dat koning Frederik II in zijn eentje op een kleine heuvel stond, zijn sabel voor hem in de grond stak, en vastbesloten was in zijn eentje het gehele vijandelijke leger tegen te houden. De nieuwe troepen die hij na zijn nederlaag rekruteerde waren kinderen, die onder zijn raam haasje-over speelden. Ongelooflijk, niet? Moet kunnen.
Dat hij een kinderloos huwelijk had met Elisabeth van Brunswijk, die hij trouwens alleen wou zien op familiefeesten, was wellicht te wijten aan het feit dat onze kleine Fritz eigenlijk homoseksueel was. Geef toe. Als je je vrouw alleen wil zien op familiefeesten, is ’t moeilijk om veel kinderen te hebben, niet? Maar, dat Fritz homosexueel was, was helemaal niet erg. Helemaal niet. De voortzetting van de dynastie werd verzekerd door zijn jongere broer August Wilhelm die o.a. twee zonen had. In 1738 werd Friedrich lid van de Orde der Vrijmetselaars. Dat lag hem beter. De daarop volgende twee jaar liet hij sofort in Rheinsburg en in slot Charlottenburg, een zaal als Loge inrichten, voor de nog bestaande Große Königliche Mutterloge “Zu den drei Weltkugeln”. Fritz liet de naam in 1772 veranderen in „Große National-Mutterloge der Preußischen Staaten“ en vandaag heet ze weliswaar „Große National-Mutterloge Zu den drei Weltkugeln“.
Fritz omringde zich graag met geleerden. Nu ja, welke serieuze mens niet? Hij nodigde de Venetiaanse romanschrijver, essayist, en kunstkenner Francesco Algarotti uit die hij kamerheer benoemde, en hij ontmoette vijf keer Voltaire met wie hij dertig jaar lang bleef corresponderen. In 1740 nodigde Fritz op voorspraak van Voltaire, de Franse wiskundige, astronoom, natuurvorser en filosoof Maupertuis uit omdat die had ontdekt dat de noord- en zuidpool afgeplat waren. Allez-gij? De Zwitserse wis- en natuurkundige Leonhard Euler verliet Sint-Petersburg om een benoeming door Fritz aan de Berlijnse Academie te aanvaarden (daar publiceerde hij zijn boek over differentiaalrekening), en in 1742 kwam Jean-Baptiste de Boyer, Marquis d'Argens naar Berlijn. Jean-Baptiste was de auteur van “Thérèse philosophe”, een erotisch boek over Spinoza. Jawel, U leest het goed. Moet u zeker lezen. Ook Julien Offray de La Mettrie, de auteur van “l' Homme machine”, en Gotthold Ephraim Lessing werden door Fritz naar Berlijn uitgenodigd. Het gezelschap werd aangevuld met de filosofen Christian Wolff (zonder Wolff, geen Kant, geloof mij), en Moses Mendelsohn, de grootvader van de componist. Zonder Moses, geen Felix, geloof mij ook maar.
In 1731 hoorde Frederik in Dresden de opera “Cleofide” van Johann Adolf Hasse. Daarop stuurde de keurvorst August II van Polen een aantal musici naar Ruppin. Het waren de violist František Benda (1709-1786) en zijn broer Johann. Later zouden ook nog hun jongere broers Georg en Joseph in het orkest van Fritz komen spelen. Benda zou echter op de duur danig jicht krijgen dat hij niet meer (rechtstaand) kon spelen, waarop Fritz hem dan maar aanstelde tot “erste Berater in musikalischen Angelegenheiten”. Aan de königliche Hofkapelle waren verder o.a. de tenor Carl Heinrich Graun (1735), de violist Johann Georg Pisendel en de clavecinist C.Ph.E. Bach verbonden. Frederik correspondeerde over muziek met de zeer kunstzinnige Anna van Hannover, en met Giovanni Battista, “padre” Martini. Anna was het tweede kind van de latere Britse koning George II en was de vrouw van prins Willem IV, erfstadhouder van de Republiek der Verenigde Provinciën. De Minderbroeder Padre Martini was de eerste “musicoloog” in de moderne betekenis van het woord. Fritz schreef het libretto voor de opera Montezuma van Graun en in 1741 stichtte hij de Staatsoper am Berliner Prachtboulevard “Unter den Linden”. De oude Hasse (1699-1783) componeerde wel 80 fluitsonates voor Fritz, maar Fritz vond dat te veel. Hij had een grotere voorliefde voor de muziek van de jonge Muzio Clementi (1752-1832). Geef toe dat de beide voornamen zo goed bij elkaar pasten, Muzio und Fritz. Wist U trouwens dat Mozart voor de ouverture tot zijn Zauberflöte, een melodie gepikt heeft van Muzio, jawel, uit diens Klaviersonate in B-Dur op. 24 nr. 2. Ga maar luisteren.
Quantz werd in 1741 aangesteld als hofcomponist tegen een buitengewoon hoog salaris, nadat Michel Blavet bedankt had voor de moeite. Die bleef liever in dienst van de graaf van Clermont, grootmeester van de orde van de Francs-Maçons, en bleef liever lid van de koninklijke kapel van Lodewijk XV in Versailles. Begrijpelijk…Overigens hield Blavet zijn flûte traversière links. Wie weet wat een effect dat misschien gehad zou hebben in de Kapelle van Fritz… In mei 1747 kreeg de 62-jarige Sebastian Bach tijdens een bezoek aan het pas geopende Sanssouci, een thema van Fritz voorgeschoteld. In Sanssouci werden tussen 19.00u. en 21.00u., “allabendliche (elke avond dus) “Kammerkonzerte” georganiseerd, Thuis gekomen componeerde Bach op basis van dit “Thema regium”, oftewel het „Königliche Thema“, de zesstemmige fuga’s, canons en ricercares van zijn “Musikalisches Opfer”. In 1774 kwam zijn zoon Wilhelm Friedemann dan naar Berlijn. Die werd aanbeden door de harp-, fluit- en viool spelende Anna-Amalia, de ongetrouwde jongste zuster van Fritz. Anna-Amalia was ook componiste en had gestudeerd bij Johann Kirnberger (1721-1783), jawel, de man van de getempereerde stemmingen. Anna-Amalia is niet te verwarren met een nicht van Fritz die ook Anna-Amalia heette. Deze Anna-Amalia huwde op zestienjarige leeftijd met Hertog Ernst August II Constantijn van Saksen-Weimar-Eisenach maar kietelde hem al na twee jaar dood. Anna-Amalia was dan nog maar achttien en daarom verzamelde ze voor de opleiding van haar beide zonen, niemand minder dan Christoph Martin Wieland, Johann Wolfgang von Goethe, Johann Gottfried Herder, Daniel Schubart en Friedrich Schiller in haar Schloss in Weimar. Geen slecht gedacht, vindt U niet?. Anna-Amalia speelde klavecimbel, piano, gitaar en harp en componeerde o.a. muziek bij “Erwin und Elmire” een zangspel van Goethe en muziek voor het zangspel “Das Jahrmarkts-fest zu Plundersweilern”, een “Schwnak” van Goethe. Om te lachen, dus. Wat een familie! Geef toe. ’t Jonge toch.
Fritz zelf componeerde drie wereldlijke cantates die helaas verloren zijn gegaan, tal van Italiaanse aria's, een gedeelte van een opera Il Re Pastore, vier fluitconcerten, meer dan 100 fluitsonaten en enkele marsen. Het Spaanse volklied, de Marcha Real, zou zelfs gebaseerd zijn op of zelfs een thema zijn, van Fritz. La Marcha Real wordt voor het eerst vermeld in 1761, nl. in het Libro de Ordenanza de los toques militares de la Infantería Española van Manuel de Espinosa, met de titel Marcha Granadera (Grenadiersmars), zonder vermelding van de componist. Fritz misschien?
Fritz liet Slot Charlottenburg en Slot Monbijou in Berlijn uitbreiden met nieuwe vleugels in rococostijl. In Potsdam heeft hij het stadsslot laten verbouwen tot zijn nieuwe winterresidentie Daarnaast bouwde hij in Potsdam zijn, wereldberoemd, lustslot Sanssouci waar geen vrouwen binnen mochten en mannen de was deden en bedden opmaakten. Heel modern voor die tijd toch?…In het park liet hij een Chinees paviljoen en het Neues Palais bouwen en op de Gendarmenmarkt (prachtige naam) in Berlijn kwamen rond 1785 twee bijna identieke kerken met koepels en torens, uitdrukking gevend aan zijn tolerante houding ten opzichte van protestantisme en katholicisme. Breeddenkend, toch? Eerder kwamen door toedoen van Fritz ook de Sint-Hedwigskathedraal, de Koninklijke Bibliotheek en het paleis voor prins Heinrich, nu de Humboldt-Universiteit, tot stand.
Fritz was ook een groot liefhebber van de schilderijen van Watteau, Pater, Chardin, Lancret e.a. Zijn collectie achttiende-eeuwse Franse meesters was en is nog steeds één van de belangrijkste buiten Frankrijk. Rond 1755 veranderde zijn smaak en verzamelde hij wel 39 schilderijen van Rubens en 15 van Anthonie van Dijck. Klein verschil. In 1764 werd dan uiteindelijk de Bildergalerie in Sanssouci geopend om bij slecht weer niet naar buiten te hoeven. Begrijpelijk. Fritz toch.
Johann Ernst Gotzkowsky kreeg niet alleen opdracht schilderijen op te kopen maar in 1761 kreeg hij ook de opdracht een porseleinfabriek op te starten. Toen Gotzkowsky na twee jaar failliet ging, nam Fritz dan maar zelf de fabriek over. Ge moet het toch maar doen.
Fritz was een toegewijd gebruiker van snuiftabak en de snuifvlekken op zijn uniform waren op den duur legendarisch. In de nalatenschap van de verbannen keizer Wilhelm II in Huis Doorn in Nederland, is een deel van zijn verzameling snuifdozen (hij had er verschillende honderden) te bewonderen. Niet te missen.
In 1740 richtte Fritz een ministerie voor handel op en in 1750 startte hij de Pruisische Aziatische Compagnie, om de Pruisische zijde- en porseleinindustrie te exporteren. In Krefeld en Elberfeld zette Fritz met de steun van enkele Hollanders een zijde-industrie op, gaf hij nieuwe munten uit, en startte hij een… loterij. Fritz had ook nog enkele plantages in Suriname maar dat vond hij te ver. Verwondert het u dat vader niet te veel moest hebben van zijn zoon?
De cd biedt ons een kleine bloemlezing van orkestmuziek “im galanten und empfindsamen Stil” zoals ze gecomponeerd en gespeeld werd voor en door het orkest aan het Hof van Fritz. Het orkest was één van de „ansehnlichsten Hoforchester im deutschsprachigen Raum“. Muziek van de Konzertmeister-violist Johann Gottlieb Graun, van clavecinist Christoph Nichelmann (1717-1762), van Fritz zelf, en van Carl Philipp Emanuel Bach, die van 1738 tot 1768 Kammercembalist in het orkest was, gidst u doorheen het muzikale universum van de opvallende Pruisische koning. Het königliche Hof beïnvloedde het Berlijnse stadsleven en tal van Liebhaberensembles en Musikausübende Gesellschaften, zoals deze van de domorganist Johann Philipp Sack, werden opgericht. Leden van de Hofkapelle organiseerden Konzertreihen, Freitagsakademien, en Hauskonzerte ten huize van Johann Friedrich Agricola en Janitsch bvb. De höfischer en bürgerliche Musikausübung van de preusissche Metropole in de “friderizianischen Ära” werd legendarisch en lag aan de basis van het meer dan indrukwekkend muziekleven zoals het zich heeft ontwikkeld in Pruisen, tot in het Duitsland van vandaag. Königliche, Prinzliche, Markräfliche Kammer-und andere geschickte Privatmusicis und Liebhabern musiceerden samen. De Kapelle speelde ook regelmatig in de residentie van Fritz zijn moeder, Sophia Dorothea von Hanover. Christoph Henzel omschreef het muziekleven in het Pruisen van Fritz dan ook terecht als de “Berliner Klassik”. Muziekhistorisch zou ik spreken van de overgang van Dresdener Hochbarock naar Berliner en Mannheimer Vorklassik, gevolgd door de Wiener Klassik. Een ouverture van J.G.Graun en een concerto voor Viola da Gamba van J.G.Graun, wisselen af met een concerto voor Cembalo van Nichelmann, een sonate per il Flauto traverso e Basso van Fritz zelf, en met de geweldige eerste sinfonia Wq 183,1 van Carl Philipp Emanuel Bach. Jammer dat er maar vijf composities op de cd staan en spijtig dat het maar over vier componisten gaat want er waren er veel meer. ‘t Ware een ontdekking geweest. Voor de rest bewijst de toekenning van de Diapason d’Or dat de uitvoering uitstekend is.