De Nederlandse Opera biedt de gelegenheid kennis te maken met een totaal in de vergetelheid geraakte opera van een componist die in de jaren dertig het slachtoffer werd van het Nazi-regime in Duitsland. Franz Schreker was de zoon van een Joods-Boheemse fotograaf.
De Nederlandse Opera biedt de gelegenheid kennis te maken met een totaal in de vergetelheid geraakte opera van een componist die in de jaren dertig het slachtoffer werd van het Nazi-regime in Duitsland. Franz Schreker was de zoon van een Joods-Boheemse fotograaf. Hij groeide op in Wenen. Schreker was na de première in Frankfurt van Der ferne Klang in 1909 voor een tiental jaar een van de meest opgevoerde operacomponisten in Duitsland, naast Richard Strauss.
Der Schatzgräber, ook gecreëerd in Frankfurt in 1920 was het hoogtepunt van zijn carrière. Hij werd in het zelfde jaar aangesteld als directeur van de Musikhochschule in Berlijn, een post die hij in 1932 onder druk van het opkomende nationaalsocialisme kwijtraakte. Zijn laatste twee opera’s kenden nauwelijks succes en hij leed erg onder de politieke ontwikkelingen in Duitsland en Oostenrijk. Hij overleed in Berlijn aan een hartaanval in maart 1934, net geen 56 jaar oud.
Muzikale weelde in feeëriek verhaal
Zijn muziek is typisch voor de Secession-periode van kort na de eeuwwisseling van 1900. Ontzettend geciseleerde en kleine noten, glissandi en arpeggio’s zorgen voor overvloedige rijkdom in de orkestratie. De klankweelde klinkt nu eens overweldigend en dan weer extreem sensueel en verfijnd. Zijn muziek is soms enorm expansief, dan weer kleurrijk zinnelijk en steeds intens. Het zijn karakteristieken die van de opera Der Schatzgräber een fascinerend stuk maken. Meteen kunnen we het Nederlands Philharmonisch Orkest en zijn knappe dirigent Marc Albrecht een pluim geven: ze beheersen uitstekend de partituur en nemen de toeschouwer mee in de wereld van symboliek en laat-romantiek.
Albrecht heeft tegelijk scherpe aandacht voor de zangers op de scène want ook de zanglijn vertoont – hoewel vrij traditioneel-melodisch – dezelfde verrassende verdichting en kleurenvariatie. De belangrijkste partijen, de luitspeler Elis, de nar, de koning en vooral de vrouwelijke hoofdrol Els, vereisen dan ook getrainde en soepele stemmen, die zich in de sfeer van het stuk kunnen verplaatsen. We kregen in de Nederlandse Opera een nagenoeg ideale cast. Sopraan Manuela Uhl zong met zuivere stem de hoge en lange partij van Els en verpersoonlijkte een zelfverzekerde vrouw, die leeft voor een ideaal. Ze is op zoek naar de ideale man uit haar verbeelding. Haar droom belet haar de vrijers die haar opgedrongen worden te aanvaarden.
Ivo Van Hove maakte er een ietwat gothic uitziende jonge vrouw van, die excentriek genoeg is om af te steken tegen de primitieve context van de herberg en zijn bezoekers, die dingen naar haar hand. De lange vloeiende zanglijn die Uhl perfect beheerst, contrasteert evenzeer met de hoekige en heftige zang van de voogd en Albi. Dat ze haar – door Van Hove nozemachtig voorgestelde – onbeschofte minnaars koelbloedig laat vermoorden, neem je haar helemaal niet kwalijk. Dat haar zoektocht naar de ideale man uitkomt bij de speelman met de luit maakt deel uit van de visionaire kracht van het stuk. Hun liefdesnacht in het derde bedrijf wordt door Van Hove gesublimeerd met videobeelden, die de zangers toelaten zich op de zang te concentreren en waarbij de seksuele implicatie nergens shockeert. Het prachtig lang liefdesduet van het paar Els en Elis vertoont reminiscenties aan Wagners Tristan und Isolde.
De Amerikaanse tenor Raymond Very kon de partij moeiteloos aan en zong aangrijpend. Graham Clark is nog steeds verbluffend knap. Met zijn bitsige en indringende stem zong hij onovertroffen de zoveelste “nar” in zijn repertoire. De Vlaamse bas Tijl Faveyts, die sinds zijn rol in The Rape of Lucretia in de Vlaamse Opera (2008) langzaam maar zeker een mooi operarepertoire opbouwt, zong de koning. Hij maakte niet alleen indruk met zijn warme, gave basstem maar ook met zijn overtuigende en natuurlijke inleving in het personage.
Grimmig sprookje met symbolische kern
Zoals wel meer opera’s uit die periode (denken we maar aan Zemlinsky’s opera’s) hebben we te maken met een sprookje, zij het een erg grimmig sprookje. Bijna nog grimmiger dan Bartoks De burcht van hertog Bauwbaard maar net als deze opera is de inhoud symbolisch. De jonge vrouw Els, die met haar stiefvader in de herberg in het woud woont, heeft de juwelen van de koningin (stomme rol) gestolen, die daardoor haar jeugd, schoonheid en seksuele lust verloren heeft. De koning hoopt op een erfopvolger, maar de lusteloze koningin ontneemt hem alle hoop.
De juwelen van de koningin moeten dus teruggevonden worden. De nar raadt de koning aan de minstreel, Elis op zoek te sturen. Hij heeft de speciale gave schatten te kunnen opsporen, dank zij zijn luit. Telkens hij in de omgeving van een verborgen schat komt, begint zijn luit te klinken. Schreker maakt zo een muzikaal idee tot de kern van zijn opera. Nadat ze verschillende minnaars heeft laten vermoorden ontmoet Els in de herberg van haar voogd Elis en ze wordt op hem verliefd. De nar – die zelf op haar verliefd is – slaagt erin haar te redden van de executie als moordenares. (een spannende scène in het stuk). In haar liefdesnacht met Elis verschijnt ze met de juwelen van de koningin. De liefdesnacht eindigt letterlijk en figuurlijk met het afgeven van de juwelen. De nar eist Els op als beloning. Maar zonder haar grote liefde Elis, verwelkt haar leven. Ivo van Hove vergelijkt het met een cactusbloem die maar één nacht bloeit. Het sprookje eindigt (misschien) met een happy end voor het koningspaar, maar voor de stervende Els kan Elis enkel nog zijn mooiste ballade zingen.
In zijn regie verenigt Ivo Van Hove handig het simpele van het sprookje met het onwerkelijk feeërieke van de diepere inhoud. Hij kiest een eenvoudig decor met als het ware twee kinderlijk getekende huisjes die telkens een andere inhoud prijsgeven. De proloog speelt zich letterlijk voor toneelgordijnen af, het eerste bedrijf is de herberg van Els’ voogd, bij de executiescène zien we in het ene kader de galg, in het andere het plein met het volk dat als een auto da fe-scène op de terechtstelling toekijkt. In het derde bedrijf past in het ene kader het bed, in het andere een toilettafel, waarvoor Els zich spiegelt met de juwelen. De slotscène toont een boshuisje waarin de nar vertwijfeld Elis oproept en hij nog een laatste keer bij Els komt om met zijn gezang haar dood te verzachten.
Tegen de achtergrond van deze eenvoudige decorstukken maakt Van Hove gebruik van videobeelden die naar gelang de scène de natuur evoceren of de seksualiteit of die verwijzingen maken naar het verleden en de gevoelswereld van Els en Elis. Ik kan me niet altijd verzoenen met de video-ingrepen van Van Hove, maar in deze opera vind ik ze gepast en geslaagd.
Ik heb met deze voorstelling van Schrekers Der Schatgräber een schat ontdekt. Al zou ik het werk geen meesterwerk noemen (er zitten enkele lengtes in), de voorstelling die de Nederlandse Opera presenteert is boeiend en geloofwaardig, meer dan de moeite waard een paar uur ondergedompeld te worden in Schrekers schwelgerische laatromantiek.