Vanzelfsprekend mogen we tijdens het Liszt-jaar 2011 — de man werd precies 200 jaar geleden geboren — een aantal producties of heruitgaven ‘begroeten’ die de geniale én omstreden componist/pianist herdenken. De eerste die in onze brievenbus belandt en die we met veel aandacht in de cd-speler-met-dvd-technologie schuiven, is van Naxos. Een topper!
De dubbel-cd met bijbehorend boekje van meer dan 200 bladzijden, is een product gesigneerd Malcolm Hayes. Niet de eerste de beste: muziekjournalist (BBC Music Magazine, Classic FM Magazine), auteur van gespecialiseerde boeken en… componist himself. Wat bij nader toezien ook opvalt: bij de uitvoerders geen grote namen waarmee je automatisch commercieel scoort, maar die wel het klappen van de Hongaarse (en bij uitbreiding Oosteuropese) muzikale zweep door en door kennen. Kemal Gekič, Jenő Jandó, Oxana Yablonkskaya en William Wolfram doen misschien niet meteen belletjes rinkelen bij ons, maar hebben wel een internationale faam bijeengetokkeld.
Het boekje leest als een trein voor wie Engels kent en niet te veel moeite heeft met muzikale termen, maar dat laatste wordt opgevangen met een glossarium achteraan. Het boek is keurig ingedeeld in een voorwoord, acht hoofdstukken — afwisselend met als titel The Life en The Music, overeenkomstig de verschillende periodes in het bewogen leven van Liszt — een epiloog, het hierboven vermelde glossarium en liner notes over de 19 muziekwerken die samen twee cd’s vullen.
In het voorwoord staat meteen een leuke anekdote te lezen die ook een en ander verklaart. In 1847 was Liszt 36 en besloot een punt te zetten achter zijn leven als rondreizend pianovirtuoos. Het spreekt vanzelf dat hij daar te allen tijde en overal over aangesproken werd. Hoe kan dat toch? Het ironische antwoord vatten we lapidair samen: “Men heeft mij nooit een rooie duit aangeboden om mijn prestaties te vergoeden. Waarom zou ik dus”.
Slimme selectie
De toch wel indrukwekkende muzikale nalatenschap van Liszt, zoals u al raadt vooral pianomuziek — een beetje naar het beeld van zijn tijdgenoot Frédéric Chopin (1810-1849) — wordt samengevat in vijfentwintig ‘nummertjes’ op twee cd’s.
Een transcriptie van de Wilhelm Tell ouverture van Rossini en daarna een lied van Schubert (Auf dem Wasser zu singen) typeert meteen het fenomeen Liszt. Voor zijn vlugge veder was als het ware niemand veilig.
Een beetje vreemd misschien volgt hierop het Ave Maria (de oorspronkelijke versie voor orgel en koor), een vocaal tussendoortje dus… Daarna weer volop piano. We horen dé topper uit het repertoire: de Hongaarse rapsodie nr. 2 in cis in een originele maar niettemin overtuigende uitvoering. Met zeer precies gedoseerd pedaalgebruik zodat de lectuur ervan glashelder overkomt en er geen stroop tussen de toetsen kleeft.
De reis wordt voortgezet met uittreksels uit Années de pèlerinage, Première année (Suisse) en Deuxième année (Italie), nog steeds door Jenő Jandó, volbloed Hongaarse pianist en docent aan de Franz Liszt Muziekacademie van Boedapest. Dan neemt William Wolfram het over, een Amerikaanse virtuoos die zijn strepen haalde in Europa en Azië (o.a. in de Tsjaikovski-wedstrijd in Moskou). Eén nummertje maar uit Etude en douze exercices (nr. 4 in d): te weinig om ons een idee te vormen over de pianist en zijn assimilatievermogen van Liszt. Uit Etudes d’exécution transcendante en uit Harmonies poétiques et religieuses, nochtans twee monumenten van formaat, ook telkens maar één nummer (respectievelijk nr. 4 in d, het bekende Mazeppa en het nr. 3 Bénédiction de Dieu dans la solitude).
Dat wegens plaatsgebrek niet alles op twee cd’s geperst kon worden, wordt gecompenseerd met een doorverwijzing naar een website, waar de met een W gemarkeerde stukken in extenso te beluisteren zijn, uiteraard enkel door de mensen die deze cd/boek gekocht hebben (code+paswoord). Op de website (zie hierboven), via de computer dus, klinkt het voorlopig (?) nog niet zo goed als op echte hifi, maar het is een goed idee.
Op cd nr. 2 dompelt Jandó ons meteen onder in de Sonate in b, maar alleen met het lento assai en allegro energico waarmee de sonate begint. Soms verrast het tempo ons een beetje, maar dat zal persoonlijke smaak zijn en geen anomalie. Een mens wordt stil bij het aanhoren van zo veel inlevingsvermogen, in de eerste plaats, maar dit gekoppeld aan de kracht om deze potentie ook over te brengen — niet op een publiek in de zaal maar via een a priori dode materie als een opname — is indrukwekkend. Dit is nogmaals het bewijs dat je voor zoiets een ‘volwassen’ klankinstallatie nodig hebt, anders lukt het gewoon niet.
Het symfonisch gedicht Orpheus, door het New Zealand Symphony Orchestra (N.Z.S.O.) o.l.v. Michael Halász is zowat het langste uittreksel van deze productie. Een buitenbeentje onder de werken van Liszt. Een kalme sfeer, geen strijdtonelen, catharsis of om het even wat van dat gehalte te horen en bovendien zeer weinig contrasten waarneembaar. Het werk is eigenlijk één stroom zoete melodieën en dito harmonieën. In de open orkestratie is ruimte voor solo-instrumenten waarbij de twee harpen het meest opvallen. Aan het einde is de typische devotie van Liszt te horen in iets wat hij zelf beschreef als moeilijk neer te schrijven humanistische muziek, iets waarin hij kennelijk toch gelukt is.
Als we Martha Argerich mogen geloven (en dat doen we graag) is Alexander Dossin, in 1970 geboren in het Braziliaanse Porto Alegre, een specialist in het vertolken van Liszt. Dat is te horen in de Paraphrase de concert, muziek van Verdi ‘herzien’ door Liszt. We vertelden het al: als hij het in zijn hoofd kreeg, was geen enkele compositie veilig voor zijn transcriptiewoede.
Sint Franciscus van Assisi predikt voor de vogels en Sint Franciscus van Paola wandelt over het water, zijn twee legenden die aantonen dat Liszt niet alleen een snoeshaan was die het moest hebben van uiterlijk vertoon. Zeer intieme muziek die je met plezier twee keer op rij beluistert.
De Canadese pianist Philip Thomson (°1952) brengt het Urbi et orbi (de pauselijke zegen voor de stad en voor het volk) zoals Liszt die wou horen. Intiemer dan de titel laat vermoeden. En daarmee zitten we in de buurt van… de Via crucis (vijf uittreksels) door het koor van Radio Svizzera o.l.v. Diego Fasolis die ook de pianopartij voor zijn rekening neemt. Ook hier een sobere uitvoering die ruimte laat voor het ‘lezen tussen de regels’. Schitterende koorklanken, by the way.
In festo transfigurationis Domini nostri Jesu Christi is opnieuw een intermezzo door Philip Thomson. Twee minuutjes verpozing. Alhoewel, verpozing… Wél steeds en opnieuw pianistiek van de bovenste plank door een doorgewinterde muzikant. Ik denk niet dat een jonge snaak dit aankan.
Dan maar opnieuw een portie symfonische klanken: Von der Wiege bis zum Grabe (de eerste beweging uit dit symfonisch gedicht) door het N.Z.S.O. en Michael Halász. Ietwat dromerig maar dit eerste deel is dan ook ‘de wieg’, refererend aan een leeftijd waarop dromen ongeveer het enige is wat men doet.
Met de Hongaarse rapsodie nr. 17 (lento en allegretto) zitten we opnieuw in het volle toetsenwerk van de in totaal 19 Hongaarse rapsodieën die Liszt schreef. Kontrastrijke stukken die Liszt, net zoals Brahms overigens, verkeerdelijk aanzag voor Hongaarse volksmuziek. In de laatste van die rapsodieën hoort men reeds hoe de componist evolueert naar de introspectieve, getormenteerde muziek van zijn laatste levensjaren.
Nuages gris (uit 1881) is bijna experimentele muziek, vergeleken bij de virtuoze stukken die Liszt praktisch zijn hele leven gecomponeerd heeft. Dit is een kort en technisch relatief eenvoudig stukje door pianist Arnaldo Cohen. Ook hij is een Braziliaan die het vooral in de Verenigde Staten gemaakt heeft. Pittig detail: deze Nuages gris werd gebruikt in de soundtrack van de pikante film Eyes Wide Shut van Stanley Kubrick.