Brazilië kent drie grote componisten die het muzikaal nationalisme vertegenwoordigen: Antônio Carlos Gomes, Heitor Villa-Lobos en Francisco Mignone. Internationaal is Villa-Lobos ongetwijfeld de bekendste maar in Brazilië zijn de andere twee ook razend populair. Gitarist Cyro Delvizio brengt de werken van Mignone opnieuw buiten de landsgrenzen en (her)introduceert de gitaarstudies aan de rest van de wereld.
Van Italiaanse virtuositeit naar Braziliaanse flair
Francisco Mignone (1897-1986) was de zoon van Italiaanse immigranten. Hij stamde uit een muzikale familie en kreeg zijn eerste lessen van zijn vader die zelf fluitist was. Mignone speelde regelmatig mee op de fluit en de piano tijdens dansfeesten. Als tienjarige jongen was hij reeds befaamd voor zijn choro (een virtuoos, Braziliaans genre met danskenmerken). Onder het pseudoniem Chico Bororó componeerde Mignone in 1900 zijn eerste composities. Hij zette zijn muzikale studies verder aan het conservatorium van São Paulo en het conservatorium van Milaan. Mignone’s vroege werken zijn gekenterd door Italiaanse romantiek die hij in Italië leerde kennen. Latere werken kennen meer nationalistische invloeden en Braziliaanse volksmuziek.
Mignone was een productief componist en componeerde meer dan 1000 werken. Hij vermengde populaire en klassieke kenmerken en voegde de Braziliaanse identiteit samen met moderne processen. Ook in zijn late werk 12 Valsas para Violão (1970) verwerkt hij genres zoals modinha, seresta, choro, maxixe en frevo. Vanwege de ritmische complexiteit en de gebruikte speeltechnieken zijn deze gitaarstudies gekend als technisch uitdagend en worden ze juist daarom zelden door gitaristen gespeeld. Deze opname van Cyro Delvizio (her)introduceert dit werk van Mignone opnieuw in het gekende gitaarrepertoire.
Gitaarstudies
Voor deze etudes had Mignone nog niet eerder voor de gitaar gecomponeerd. In de eerste etude is hoorbaar hoe de componist het instrument verkent. Hij haalt hierbij inspiratie bij een van de grootste gitaarcomponisten: Francisco Tárrega (1852-1909). Tárrega’s melodie uit Estudio Brillante, dat zelf gebaseerd is op de vierde symfonie van Brahms, is de basis van Mignones verkenning. De melodie wordt steeds herhaald maar de manier om ze te spelen is steeds anders. Voor een uitvoerder ligt hierbij (naast de technische moeilijkheden) de uitdaging om deze herhalingen te spelen zonder dat de luisteraar zijn of haar interesse verliest. Delvizio doet dat in deze uitvoering door te spelen met dynamiek, tempo en timbre. Door variatie toe te brengen aan zijn speeltechniek klinkt elke herhaling toch net iets anders.
Vanaf Etude nr. 2 lijkt Mignone een eigen stem en stijl gevonden te hebben op de gitaar. Hij introduceert zijn handelskenmerk: Braziliaanse volksmuziek. Aan de hand van de seresta (een genre voor nachtelijke serenades) laat de gitarist zijn gitaar zingen. Opnieuw verkent Mignone de lyrische melodie op de verschillende snaren van het instrument om zo elk hun eigen klankkleur naar voren te brengen.
Ook in Etude nr. 3 ligt Braziliaanse volksmuziek aan de basis. De choro wat een stedelijk genre is, wordt uitgespeeld tegenover de baixarias wat een landelijk genre is. De geniale versmelting van deze twee genres is daarmee misschien wel de etude (samen met de gelijkaardige Etude nr. 9) die het meest representatief voor Mignones compositorische stijl is.
Voor Etude nr. 4 lijkt Mignone geen inspiratie te putten uit Braziliaanse volksmuziek maar uit de muziek van zijn landgenoot Villa-Lobos. Zo merkt Delvizio tijdens het spelen op dat Mignones werkwijze op die van Villa-Lobos’ eerste gitaarstudies. Bij het verkennen van motieven wordt elke maat twee maal gespeeld. De techniek die in deze etude centraal staat, is die van de slur (zowel “hammer-ons” als “pull-offs”). Dit is een techniek voor de linkerhand waarbij twee noten geproduceerd worden terwijl er met de rechterhand maar één maal de snaar wordt aangeslagen. Delvizio weet deze handacrobatie in snel tempo met precisie en zuivere toon uit te voeren. Een bewijs van zijn hoge technische controle die nodig is om deze etudes te kunnen uitvoeren.
Na de agressieve vierde etude, volgt dromerig werk waarvan Delvizio het beschrijft als een “Lied zonder woorden”. Dit is zeker niet vergezocht aangezien Mignone voor deze etude inspiratie vond in het Braziliaanse liedgenre modinha. Daarnaast heeft de melodie wat weg van het volkswijsje São João tem uma gaita. Etude nr. 7 is gelijkaardig van stijl. Mignone verwerkte verscheidene Braziliaanse slaapliedjes in de etude wat doet wegdromen. Deze etude klinkt echter bedrieglijk eenvoudig. Maar voor uitvoerder Delvizio is ze alles behalve dat. De melodie van deze slaapliedjes maken gebruik van lange, aangehouden noten. Deze zijn niet makkelijk om zo lang door te laten klinken op de gitaar zonder ze nog eens aan te slaan en er daarmee een nieuwe noot van te maken.
Maar de laatste etude wordt gezien als de meest uitdagende. Het werk bestaat uit drie delen die elk een eigen karakter hebben en hun eigen uitdagingen met zich meebrengen. Het eerste deel is virtuoos en lijkt op het eerste zich eerder toepasselijk voor piano dan voor gitaar. Het middendeel is een verademing, zeker voor de linkerhand. De volks geïnspireerde melodie biedt de gitarist ruimte om te experimenteren met timbre. Het derde deel fungeert als een gebalde reprise van de vorige twee delen. Wanneer de volkse melodie hernomen wordt, is de begeleiding zo vol gemaakt dat het volgens Delvizio klinkt als een orkestraal tutti. En zowel het theatrale karakter als de driedelige structuur van deze laatste etude doen inderdaad wel wat denken aan een concerto. Een orkestrale tuttipassage samen met de solist past mooi in dat beeld.
Een homage aan Mignone
Na de studies volgt nog één werk op dit album. Het werk is afgezonderd van de rest onder de aanduiding “bonus track”. Het is een compositie van de gitarist Delvizio zelf. Hij sluit deze cd ter ere van Mignone af met een eigen homage Fantasia On A Theme By Francisco Mignone. Het thema dat Delvizio ontleent, is afkomstig uit Mignones Waltz nr. 3. Gelijkaardig aan de tweede etude verkent Delvizio de melodie op de verschillende snaren van zijn instrument. Naarmate het stuk vordert, komen steeds meer versieringen en alteraties naar voren. Geleidelijk aan transformeert de melodie. Op het einde is de melodie nog steeds herkenbaar maar heeft ze een andere eigenaar. Delvizio drukt zijn stempel erop en vertaalt daarmee Mignone muzikale erfenis naar het heden.
- WIE: Cyro Delvizio [gitaar]
- WAT: Francisco Mignone: 12 Studies for Guitar
- UITGAVEN: Da Vinci Classics C00614
- BESTELLEN: JPC