In Firenze, op één en dezelfde week en op één en dezelfde Cimarosa-reis, Christoph von Dohnányi (92), Zubin Metha (85) en Plácido Domingo (80) bezig horen en zien: je zou het voor minder een festival noemen. Akkoord, het zijn drie beroemde, bijna oudgedienden – een Duitser, een Indiër en een Spanjaard – maar ze blijven het toch maar doen. Op dat niveau en die leeftijd, doet nationaliteit er allang niet meer toe. Deze heren zijn muzikaal erfgoed geworden. Alleen het Unesco-label ontbreekt nog. Maar dat was zonder COVID-19 gerekend. Deze reis moest twee keer worden uitgesteld en kon pas nu, eind september 2021, doorgaan. Niet getreurd dus, ook al moest het programma van het Teatro heel wat verandering ondergaan.
Alle concerten gingen door in het Teatro del Maggio Musicale Fiorentino, een nieuw, elegant maar ook futuristisch uitziend gebouw uit 2011, en mét het orkest van dit theater. Een orkest dat van 1969 tot 1981 onder de leiding stond van Riccardo Muti. Vanaf 1985 was Zubin Metha er de hoofddirigent en is er nu ere-dirigent voor het leven. En dit seizoen nam hij een Beethoven-cyclus voor zijn rekening. In die reeks zat ook een concert met Schubert en Mahler. Maar de planning was veranderd en we hoorden twee keer Beethoven en één Mahler. Het concert opende met de ouverture uit Fidelio. De Amerikaanse-Indiër is oud geworden. Strompelen deed hij niet echt. Wankelen eigenlijk ook niet. Maar het was hem toch moeilijk om op de dirigeerstoel te gaan zitten. Oud, ja. 85 dus, maar niet uitgeblust. Zeker niet. Maar wel op z’n retour. En toch nog willen dirigeren. Ook al keken weinig muzikanten zijn richting uit. Bijna niemand. Maar moét dit ook nog met de Fidelio-ouverture die ze al zo veel keer gespeeld hebben. En de dirigent heeft er natuurlijk ook geen partituur meer voor nodig. Het orkest is een geroutineerd ensemble, speelde al jaren onder zijn leiding en is hem wel gewoon.
Dat ligt wel anders bij het tweede stuk op het programma. Het Adagio uit de onvoltooide tiende van Mahler. Een inspiciënt komt een staander met partituur brengen. En ook de muzikanten lijken hem nu aandachtiger te volgen. En Zubin Metha dirigeert nu ook zwieriger. Zoals zo vaak bij Mahler blijven de thema’s, met heel veel werk voor de strijkers, bijna in het ijle hangen, met af en toe een heldere solopartij. Gecomponeerd met de blik op oneindig en onafgewerkt. Maar bij het neerleggen van dit zachte en warme Adagio zijn een paar zeldzame blikken op de dirigent gericht, die zich waardig kwijt van zijn taak om dit zelden uitgevoerde deel loepzuiver te brengen.
Op kunde en ervaring uitgevoerd volgde dan de zevende symfonie van Beethoven, met een krachtiger dirigent en een krachtiger orkest dit keer, in een foutloos parcours natuurlijk: alle dynamiek die er in het stuk zit er ook uit halend. Hij laat het bekende tweede deel van de symfonie naadloos aansluiten bij de eerste opgewekte beweging. Muziekfilosoof Arne Herman, de muzikale reisleider bij deze Cimarosa-reis, ziet in dit iconische Allegretto de verklanking van Beethovens worsteling met zijn toenemende doofheid. Met zichtbaar plezier van de muzikanten, en pretoogjes van de dirigent, volgt het Presto en dan als in een furie de laatste beweging van deze dansante symfonie: voldragen gebracht, met de rijpheid en de wijsheid van een ware maestro. Vermoeid en voldaan stapt hij onder luid applaus van het dirigeergestoelte, maar moet uiteraard nog een paar keer terugkeren. Welverdiend.
Manfred Honeck vervangt dinosaurus Christoph von Dohnányi
In het oorspronkelijke symfonische seizoen van het Maggio Musicale Fiorentino was een concert gepland met nog een andere muzikale dinosaurus: Christoph von Dohnányi. Hoe ouder ik word, hoe beter ik dirigeer, zo zei hij recent. Dat hebben we niet kunnen bevestigen of ontkennen, want hij was er niet. Gevraagd naar de reden waarom, gaf het Teatro geen reden op. “Dat doen we niet”, commentaar voor deze wijziging. Maar goed, hij is pas 92 geworden. Een vervanger moest dus gezocht. Niet eender wie. Manfred Honeck begon als assistent van Claudio Abbado en leidt al veertien jaar lang het Amerikaanse Pittsburgh Symphony Orchestra. Op het programma toch twee speciale stukken. Een Arvo Pärt en een Ligeti. En als sluitstuk de vijfde symfonie van Tsjaikovski. Toch nog even opmerken dat ook dit keer weer gespeeld wordt voor een halfvolle zaal. Let wel: het zijn COVID-tijden. En dat wil hier in Italië zeggen niemand (ook geen bubbels) naast mekaar. Altijd een zetel tussen en alleen toegankelijk mét een greenpass én temperatuurmeting én mondmaskers. In Italië doen ze het serieus, blijkbaar zonder angst om een pasjesmaatschappij te worden.
Pärts werk kennen we, al was het maar zijn Spiegel im Spiegel als winnaar van Klara’s Top 100. Hier horen we zijn Cantus in memoriam Benjamin Britten. Het werk start met die zachte klokjestonen, het waarmerk van Pärt zijn tintinabulli stijl. Het zijn de welbekende klanken, dissonant-harmonieus of harmonieus-dissonant; zo je wilt. Aanzwellend, zo kennen we hem, en dan langzaam zakkend, net zoals de armen van de dirigent die daarmee zijn strijkers aanzet naar een stil slot en daarmee ook in volle controle van het publiek blijft, vooraleer hij applaus toelaat.
Veel minder volk op de orkestscène voor György Ligeti. Dubbelconcert voor fluit en hobo. De strijkers zijn meer dan gehalveerd, en er komen wel een stel houtblazers erbij en de twee Duitse solisten. De aanzet klinkt even zacht als bij Pärt, maar dissonanter en in een weelde van heel diverse blazersklanken, fluiten, hobo’s en klarinetten, voortdurend ondersteund door bijna onhoorbare strijkers die dan toch weer diep en zwaar klinken. Meesterlijk en virtuoos gespeeld. Het is een compositie die zelden de concertzalen haalt. Knap om op die manier Ligeti te eren. Meer Ligeti op het repertoire zou sowieso niet misstaan. Om het met de woorden van muziekfilosoof Arne Herman te zeggen: het is een klankenwolk die constant van kleur verandert. Het publiek vindt het in elk geval perfect en roept de solisten meermaals op het podium. En als toegift, alsof ze willen bewijzen dat ze méér aankunnen dan Ligeti, spelen de twee nog een Cantabile uit de sonates voor twee fluiten van Wilhelm Friedemann Bach.
Voor de vijfde symfonie van Tsjaikovski, zijn noodlotssymfonie, is het weer alle hens aan dek. Tijd om volop te genieten van de onvolprezen symfonische en orkestrale kracht van deze Rus. Hoe anders dan op en top romantisch kan je zo’n werk met die melodieuze en meeslepende thema’s spelen. Met finesse. En dat doen de vele solisten ook. Alles onder de kundige leiding van een ronduit breedvoerig dirigerende Manfred Honeck. Als je zo’n muziek kan schrijven, en dat 50 minuten lang, dan moet je toch aan je noodlot kunnen ontkomen, denk ik dan. Bijna stampvoetend beëindigt de Oostenrijkse dirigent dat reusachtige werk. En stampvoetend roepen de muzikanten en het publiek hem meerdere keren terug op het podium. Volkomen terecht.
Een haperende Plácido Domingo in La Traviata
“Laissez-nous vivre”. Het is een graffiti op de muur van het huis waar La Traviata haar gasten ontvangt. Ze komt de scène opgestapt tijdens de zo bekende ouverture van deze opera en de Italiaanse regisseur Davide Livermore laat ondertussen mannen speels de vier deuren van die courtisanevertrekken platlopen. De toon en de sfeer zijn gezet en bij het ophalen van het doek kan Violetta’s feest beginnen. Helemaal in een 1968-decor, koor en zangers in aangepaste glitterpakjes en met psychedelische caleidoscoop projecties en met het openingskoor van de opera: Libiamo ne lieti calici, laten we drinken. Maar Violetta bederft het feestgedruis, want ze voelt zich verkouden. Het klinkt als een waarschuwing voor wat met haar gezondheid te gebeuren staat. Eén van de gasten, Alfredo, bekent haar zijn liefde, maar ook hem stuurt ze weg. Haar antwoord is immers kort: liefde geven kan ze niet. Of toch? En in dat mooie duet probeert Alfredo haar te overtuigen: Amor ch’è palpito dell univers, liefde is de hartslag van het leven. Een prachtig gezongen duet door het jong Amerikaans talent Nadine Sierra en de Italiaanse tenor Francesco Meli. Of zou het haar toch lukken? E strano, zingt ze. Maar neen, haar lotsbestemming is plezier maken en sterven. Mon corps, mon choix !!! Lees je als het doek na die eerste acte neervalt. Verrassend voor ons, Belgische operaliefhebbers: vóór het doek komt de sopraan het geweldige applaus voor haar aria in ontvangst nemen. “Brava……bravissima.” We zijn in het Italiaanse Firenze.
Met een knipoog van de regisseur naar die modebewuste Italianen lees je op het scène beeld van het tweede bedrijf een andere graffiti: “Faites l’amour, pas les magasins”. Violetta, die tóch brak met haar verleden, beleeft ondertussen zorgeloos haar liefdesleven met Alfredo. Tot de komst van Alfredo’s vader. Het is Plácido Domingo, een liefhebbende vader (van weliswaar 80 jaar) die met het verzoek komt om aan die liefde te verzaken. Hij vraagt haar dit offer: verlaat hem. Plots gebeurt iets jammerlijks. Het is Plácido’s stem die hém verlaat. Zijn stem laat het afweten, krop in de keel en hij snakt naar adem. Maar leeftijdsgenoot Zubin Metha verhoogt het tempo en sleurt er hem door. Geen erg dus, het spektakel gaat verder met een zinderend koor Noi siamo Zingarelle. Dat en het carnavalsfeest maken veel goed. Toch komt na de pauze de directeur van het operahuis zelf op scène. In naam van Plácido Domingo komt hij verontschuldigingen aanbieden voor die uitschuiver. “Hij was niet op zijn best voor zijn eerste optreden in deze Traviata” zo klonk het excuus. Het is misschien toch onterecht om iemand die bijna een schim geworden is van zichzelf nog te laten zingen. Ooit was het een stem uit de duizend, één van de Tre Tenore, zo populair na hun optreden voorafgaand aan het WK-voetbal 1999. In Firenze stond hij enkel geprogrammeerd op de twee laatste van de zes geplande uitvoeringen van die opera. De excuses leverden hem toch een warm, vergevingsgezind en daverend applaus op.
Overigens verloopt het wederoptreden van Domingo in het laatste bedrijf vlekkeloos en voortreffelijk. De doodzieke Violetta, de gevallen vrouw, la traviata, bezingt stervend haar afscheid van de mooie droom die ze koesterde: een gelukkig leven met Alfredo. In die Addio aria komt de lyrische sopraanstem van Nadine Sierra prachtig tot haar recht. Een minutenlang applaus kan niet ontbreken. En hetzelfde stramien volgt wanneer Alfredo terugkomt naar zijn geliefde om ze weer mee te nemen naar Parijs en ze beiden dat ontroerende Parigi-duet zingen. Té laat, ze sterft.
Het is een aparte gebeurtenis om in Firenze La Traviata mee te maken. Met een betoverende Nadine Sierra en de haperende Plácido Domingo. En nog een tegenslag voor hem. De laatste voorstelling van La Traviata in dit theater, waarop hij revanche had kunnen nemen, moest doorgaan met alleen maar pianobegeleiding. Een staking bij het orkest… … Het bewijs is hierbij geleverd: opera kan niet zonder drama.
- WAT: 29/09/2021: Ludwig van Beethoven, Fidelio ouverture en 7e Symfonie; Gustav Mahler, 10e Symfonie, Adagio. Met Orchestra del Teatro Maggio Musicali Fiorentino, dirigent Zubin Metha.
01/10/2021: Arvo Pärt, Cantus in memoriam Benjamin Britten; Geörgy Ligeti, Dubbelconcert voor fluit, hobo en orkest; Henrik Wiese (fluit), Tobias Vogelmann (hobo). Pjotr Tsjaikovski, 5e Symfonie, Met Orchestra del Teatro Maggio Musicali Fiorentino, dirigent Manfred Honeck.
02/10/2021: La Traviata, Giuseppe Verdi. Nadine Sierra (sopraan), Francesco Meli, (tenor), Plácido Domingo, (tenor). Met Orchestra del Teatro Maggio Musicali Fiorentino, Zubin Mehta; Regie: Davide Livermore. - WAAR: Teatro del Maggio Musicale Fiorentino
- REISORGANISATIE: Cimarosa.be
- FOTO’S: Roger Creyf