Alcina van Händel opende de 67ste editie van het Festival van Aix en Provence dat liep van 2 tot 21 juli. Patricia Petitbon in de titelrol en Philippe Jaroussky als Ruggiero waren de sterren bejubeld door het publiek dat blijkbaar erg opgetogen was over de vrij verwarrende enscenering van Katie Mitchell.
Alcina in de slaapkamer
Geen feeërieke wereld voor de tovenares Alcina, maar een ‘huis clos’ (decor Chloe Lamford), een salon-slaapkamer waarin het grootste deel van de handeling zich afspeelt maar waar men ook werkelijkheid en schijn, aantrekking, verleiding en seksuele wensen exploreert, sadomasochisme inbegrepen. Alcina en haar zus Morgana, jong en mooi, worden alledaagse, oudere vrouwen, eens ze de magische kamer verlaten. Ze worden omringd door personeel dat de hele tijd meubels en allerlei voorwerpen moet verplaatsen (vermoeiend!) en zowel werkelijkheid als schijn dient. Men kan zich afvragen welke plaats Oronte, die zijn aanbeden Morgana in beide gedaantes confronteert, in dit alles inneemt. Katie Mitchell heeft zeker een virtuoze enscenering gerealiseerd (met een overvloed aan ,dikwijls overbodige, handelingen), maar ze laat ons niet meevoelen met de personages of hun emoties delen. Dat doet de muziek dank zij de uitstekende prestatie van het Freiburger Barockorchester gedirigeerd door Andrea Marcon die onstuimigheid en tederheid, emotie en dramatische kracht aan de opvoering geven samen met een bezetting van hoog niveau. Patricia Petibon is een verleidelijke en manipulerende Alcina, liefhebbende en gekwetste vrouw die zingt met virtuositeit en passie. Philippe Jaroussky geeft Ruggiero zijn fluwelen stem en vocale beheersing maar zijn personage blijft vrij bleek . Anna Prohaska is een levendige, frisse Morgana met soepele stem en Katarina Bradic een degelijke Bradamante. Anthony Gregory (Oronte) en Krzysztof Bacyk (Melisso) geven overtuigende vertolkingen maar Elias Mädler, een lid van het Tölzer Knabenchor, verdient extra lof voor zijn vocale beheersing van de partij van Oberto.
Die Entführung aus dem Serail in vroeg 20ste eeuwse toestand
Voor zijn enscenering van Die Entführung aus dem Serail heeft de regisseur Martin Kusej verkozen de handeling naar de jaren 1920 te verplaatsen, op het ogenblik van de eerste conflicten in het Midden-Oosten waarbij de haat en vernedering gezaaid worden waarvan we vandaag de verschrikkelijke gevolgen moeten vaststellen. Door deze erg sombere transpositie heeft de regisseur ook willen inspelen op actuele toestanden, de extreme situaties inbegrepen.” Dat schrijft Bernard Foccroulle, de “directeur général” van het festival in het programmaboekje en voegt er nog aan toe dat “twee wijzigingen werden aangebracht naar aanleiding van recente aanslagen.” Het resultaat? Een enscenering die niets meer te maken heeft met het Singspiel dat Mozart componeerde, met nieuwe dialogen (gedeeltelijk in het Engels) die de zaken zeker niet verbeteren, wel integendeel, onmogelijke en belachelijke situaties en een wreed einde (de oorspronkelijk voorziene afgehakte hoofden werden door bebloede kledij vervangen). Als decor : een zandwoestijn en een bedoeïenen-tent (Annette Murschetz). Een tweede bedrijf dat zich volledig in het half duister afspeelt waarin nauwelijks de gezichten van de zangers te onderscheiden zijn en een derde bedrijf opgedeeld in woordloze taferelen onderbroken door “black outs” waarin de muziek bijzaak is. Aan het hoofd van het Freiburger Barockorchester deed Jérémie Rhorer zijn best om Mozarts partituur tot haar recht te laten komen en de zangers moeten gefeliciteerd worden voor hun inzet en volharding: Jane Archibald (Konstanze), Rachele Gilmore (Blonde), Daniel Behle (Belmonte), David Portillo (Pedrillo), Franz Josef Selig (Osmin) en de acteur Tobias Moretti (Selim Bassa).
Meesterhand doet A Midsummer Night’s Dream schitteren
Wat een vreugde was het om de schitterende productie van A Midsummer Night’s Dream van Benjamin Britten terug te zien die Robert Carsen voor de allereerste keer in het festival van 1991 voorstelde! Ze vertoont geen enkele rimpel en is nog altijd even betoverend en meeslepend in het originele, eenvoudige, abstracte maar zo suggestieve decor van Michael Levine en zijn subtiele belichting (Robert Carsen en Peter van Praet). Met meesterhand combineert Carsen droom en werkelijkheid, humor en tederheid, komedie en parodie, sensualiteit en intelligentie in een esthetische en diepzinnige voorstelling. De twist tussen Oberon en Tytania, de streken van Puck, de amoureuze verwikkelingen van de jonge Atheners, de vermakelijke optredens van de handwerklieden houden ons in de ban, dit ook dank zij de muzikale uitvoering door het orkest van de Opéra national de Lyon onder leiding van Kazushi Ono. Zij vertolkend de subtiele partituur met grote sensibiliteit en verfijning en creëren de juiste atmosfeer. Ze zorgen voor rijke kleuren, dramatisch elan en de nodige komische momenten voor de amateur toneelspelers. Er is geen enkele zwakke schakel in de uitgebreide bezetting aangevoerd door de zoetgevooisde Oberon en Tytania (Lawrence Zazzo en Sandrine Piau) en de sympathieke en koddige Puck van Miltos Yerolemu. De vier jonge geliefden vinden geknipte vertolkers en frisse stemmen in Elizabeth DeShong (Hermia), Layla Claire (Helena), Rupert Charlesworth (Lysander) en John Chest (Demetrius). De groep handwerklieden is pittoresk en werkelijk grappig vooral in zijn opvoering van “Pyramus and Thisbe” met Bottom (Brindley Sherrat) als ster. Theseus (Scott Conner) en Hippolyta (Allyson McHardy) hebben de nodige allure en vocale autoriteit en de jongens van het Trinity Boys Choir zijn perfekt als de elfen die Tytania dienen. De euforie is compleet!
Tsjaikovski gecombineerd met Stravinski
De idee om de eenakter van Tsjaikovski ‘Iolanta’ te combineren met ‘Perséphone’ een mélodrame en trois tableaux van Stravinski op een gedicht van André Gide “twee werken die een schoonheidsideaal, poëzie en hoop en een evolutie van duisternis naar licht voorstellen”, komt van Peter Sellars die deze voorstelling reeds in 2012 in het Teatro Real van Madrid realiseerde. Met zijn vertrouwde medewerkers George Tsypin (decor), Martin Pakledinaz (kostuums) en James F. Ingalls (licht) heeft hij een bijzonder sobere voorstelling gerealiseerd op een nagenoeg kaal toneel met wisselende gekleurde achterdoeken. Geen evocatie van de bloementuin van Iolanta, geen rekwisieten, geen rode of witte rozen, eenvoudige zwarte jurkjes voor de vriendinnen van Iolanta, zelf gekleed in een lang blauw gewaad. De mannen: koning, Moorse dokter, moedige ridders of onderdanen dragen uniform zwart. De personenregie is gestileerd en de bewegingstaal komt soms wat ouderwets over. Maar de opvoering grijpt werkelijk aan door de muzikale vertolking onder leiding van Teodor Currentzis aan het hoofd van het uitstekend orkest van de Opéra national de Lyon die de partituur van Tsjaikovski een opmerkelijk reliëf weten te geven vol melancholie, poëzie, liefde, verlangen, hoop en jubel en de opvoering een grote dramatische intensiteit verlenen. De zangersbezetting is homogeen en overtuigend, volgt trouw Sellars’ concept en laat mooie stemmen horen. Ekaterina Scherbachenko is een stralende en ontroerende Iolanta met een heerlijke stem en een fijn genuanceerde voordracht. Dmitry Ulianov geeft met zijn sonore bas autoriteit en menselijkheid aan Koning René. Arnold Rutowski is een vurige Vaudémont met heldere tenor en Maxim Aniskin een Robert met warme stem. Willard White geeft Ibn-Hakia adel en de overige rollen zijn degelijk verdedigd. Het koor van de Opéra national de Lyon laat zich vooral gelden in de “Hymne van de cherubijnen” een a cappella-koor van Tsjaikovski, in de opera ingelast voor de finale, een betwistbare ingreep. Het koor en het kinderkoor van de Opéra national de Lyon waren ook de sterkste troef van “Perséphone” een voorstelling die me helemaal niet kon overtuigen. Zelfde minieme decor en wisselende gekleurde achterdoeken. Paul Groves (Eumolpe) in een wit kostuum en steunend op een stok is een verteller in een moeilijk verstaanbaar Frans, Dominique Blanc (Perséphone) in dezelfde blauwe jurk als Iolanta laat ons haar emoties kennen en vier Cambodjaanse dansers in de rollen van Perséphone, Déméter, Pluton, Marcure, Démophoon en Triptolème spannen zich in om het verhaal van Perséphone uit te beelden: haar schaking, haar verblijf in de onderwereld en haar terugkeer naar de aarde. De koren komen en gaan, staan en zitten, zingen en gesticuleren en Teodor Currentzis waakte over het geheel.
Svadba, een huwelijk in de Balkan
Een heel andere ervaring was Svadba een kleine opera van nauwelijks 50 minuten, a cappella voor zes vrouwenstemmen van de componiste Ana Sokolovic. Zij heeft het libretto geschreven op basis van authentieke teksten uit de folklore van de Balkan en evoceert de nacht die aan de huwelijksceremonie voorafgaat en waarin een jong meisje zingt en danst met haar vriendinnen. Er is geen orkestbegeleiding, alleen wat slagwerk door de meisjes zelf gehanteerd. Er is geen decor maar de regisseurs Ted Huffmann en Zack Winokur en de vertolksters hebben dat niet nodig. Samen realiseren ze een levendige en suggestieve voorstelling die men zonder problemen kan volgen zelfs gezongen in een taal die men niet begrijpt. Maar de woorden zijn niet belangrijk. Het zijn de stemmen die alles uitdrukken en je bewondert de ritmische precisie, de spontaneïteit en de expressieve kracht van de zes zangeressen die heel natuurlijk en met een aanstekelijke vreugde over het toneel evolueren. Er zijn enkele melancholische momenten voor Milica, de jonge bruid maar haar vriendinnen zijn daar die van haar houden, haar plagen en begeleiden naar haar grote dag. De sopraan Florie Valiquette was een heerlijke, spontane Milica maar haar vriendinnen moesten zeker niet voor haar onderdoen: de sopranen Liesbeth Devos (Danica) en Jennifer Davis (Lena) en de mezzo-sopranen Pauline Sikirdji (Zora), Andrea Ludwig (Nada) en Mireille Leben (Ljubica). Bravo ook voor Dairine Ni Mheadhra die instond voor de muzikale leiding.
Svadba, Festival Aix En Provence, foto © Patrick Berger