’t Er viel ‘ne keer een bladjen op het water…
… is een gedicht van Guido Gezelle. De ondertitel luidt: “Herinneringen aan Beethovens Septuor”. Ik moest eraan denken tijdens die heerlijke zomeravond op de binnenplaats van het Chateau de l’Empéri in Salon en Provence.
Beethovens septet was het uitgangspunt en de afsluiting van het programma: de heterogene bezetting van het septet (klarinet, hoorn, fagot, viool, altviool, cello en contrabas) nodigde uit tot andere combinaties, zoals het kwintet voor blazers en piano van dezelfde Ludwig en… een opdrachtwerk voor de Franse componist Philippe Hersant. Het concert opende met een knipoog naar, een glimlach en een hommage van Beethoven aan Mozart: de variaties voor cello en piano op het bekende thema Bei Männern, welche Liebe fühlen. Het was de gelegenheid voor een jong, aanstormend talent om zich te bewijzen: de amper 21-jarige cellist Aurélien Pascal uit Parijs. Aanstormend zeker, maar ik heb vooral genoten van de heerlijke kamermuzikale pianobegeleiding door Éric Le Sage. Het is een tof initiatief van het Salon-Festival dat ze telkens één of meer jonge, heel jonge en heel getalenteerde musici mee op het podium tillen om samen kamermuziek te maken met de internationale crème de la crème.
Tweede oogmerk: een kruidige mix met het nieuwe. Beethoven, ja! Maar evengoed een nieuw werk voor de gevarieerde bezetting die zich hier aanbood. Voor zijn vrienden-musici in Salon schreef Philippe Hersant (geb. 1948) een werk voor blaaskwintet en piano, gebaseerd op het Lutherse koraal “Christ lag in Todesbanden”, dat op zijn beurt een adaptatie was van de oude Gregoriaanse hymne “Victimae paschali laudes”. Bij Philippe Hersant luidt de titel dan: “Osterlied (Chant de Pâques)”. Een Duitse titel? Ja, omdat hij op het einde, als eerbetoon, het slotkoraal van Bachs cantate “Christ lag in Todesbanden” (BWV 4) letterlijk citeert. Hersant gebruikt het paaslied niet als uitgangspunt voor een reeks variaties, maar als een telkens terugkerend fundament voor reflecties en commentaren in een muzikale taal die helemaal niet de aandacht op zichzelf wil trekken, en toch een verrassend rijk palet etaleert. Traditioneel geschreven? Ja, maar met een enorme kunde en een spontaneïteit en blijheid die mij ook deed denken aan het sextet Mladi voor blazers en piano van Leos Janacek.
Een bezinnende aanhef in klarinet en fagot, gevolgd door pianosolo, leidt naar een eerste voorstelling van het Lutherkoraal, in het frêle licht van omspelingen door telkens andere blazers. Episodes en koraalmelodie wisselen elkaar daarna af in een gestadige climax. Meestal verschijnt de paasmelodie enkel in de blazers waaruit één of meerdere partijen zich losmaken om er een filigraanwerk rond te weven. Eventjes hoorde ik ook een leuke reminiscentie aan de 6 bagatellen van Ligeti! Naar het einde toe is er een episode voor pianosolo die de climax ombuigt in berustende akkoorden. Of zijn het de paasklokken? Het leidt de catharsis in: opnieuw de koraalmelodie, nu feestelijk, op een wandelende bas in fagot en piano. Ditmaal is het de versie uit de Bachcantate die geleidelijk uitdooft in een wegstervende fagot-solo.
Philippe Hersant is een componist die vrij vaak wordt uitgevoerd in Frankrijk en sterk geapprecieerd wordt. Terecht dus. Dat vonden zowel het festivalpubliek in Salon, als zijn vrienden-musici voor wie het cadeau bedoeld was:pianist Eric Le Sage, fluitist Emmanuel Pahud, hoboïst François Leleux, hoornist Benoit de Barsonyen fagottist Gilbert Audin.
Verder op het programma: het kwintet opus 16 en het septet opus 20 van Ludwig van Beethoven. Het kwintet opus 16 was één van de heerlijkste momenten kamermuziek die ik ooit mocht beleven; het plezier, de souplesse en de spontaneïteit spetterde van het podium. Dit keer nam Frank Braley de pianopartij voor zijn rekening, terwijl afwisselend François Leleux en Paul Meyer het ensemble aanstuurden.
De grote brok na de pauze was het septet. Ook hier kamermuziek van de bovenste plank. En toch: ietwat van de souplesse die ik voordien in het kwintet had gehoord, was verdwenen. De overigens uitstekende violist Daishin Kashimoto (eerste Konzertmeister van de Berliner!) trok het laken naar zich toe en leidde ietsje te nadrukkelijk. Maar het bleef een pracht van een belevenis op die zachte zomeravond op de binnenplaats het Château de l’Empéri. Toen schoot mij dat gedicht van Guido Gezelle te binnen: “’t Er viel ‘ne keer een bladjen op het water”. Gelukkig geen water tijdens dat openluchtconcert. Dat zou ’s anderendaags anders zijn. Maar daarover bericht onze hoofdredacteur.