Het eerste concert van die Hongaarse week beginnen met een Italiaan? Je moet maar durven. Maar de Festival 20・21 directie durft. Dat weten we. En ja, het was dus de altviool van het Quator Van Kuijk die de week opende met “Ai limiti della Notte” van de componist Salvatore Sciarrino. Alleen op het podium met je instrument en zo’n werk, niet evident. Noch met wat moet gespeeld worden en hoe dat moet gespeeld, zo’n werk van die hedendaagse Italiaanse componist. Altijd weer bekruipt me het gevoel, zeker bij solistisch hedendaags werk: het klinkt als geïmproviseerd maar blijkt uiterst gedegen gecomponeerd. What’s the difference?
Het hele Quator brengt dan het enige strijkkwartet dat Henri Dutilleux schreef. “Ainsi la nuit.” Veel nijdig én zacht gestrijk, veel licht en hard getokkel, veel zinderende trillers met m. i. veel reminiscenties aan voorlopers en tijdgenoten. In het programmaboekje staat te lezen: “Glissandi, pizzicati, snelle notenslierten, fluittonen, akkoorden, tremoli, lange noten, korte impulsen….” Klopt inderdaad en het is mooi en intrigerend maar mij lijkt er een eigen idioom in te ontbreken.
Veel bedachtzamer en bestudeerder is het korte adagio uit het vijfde strijkkwartet van de Hongaar Béla Bartók, met een eenvoudige structuur. Een bevreemdend rustpunt in dit concert.
Maar dan écht krachtig wordt het bij György Ligeti. Met zijn Métamorphoses nocturnes. Met crescendo’s, unisono’s en die duidelijk hoorbare Hongaarse tzigane klanken met tussendoor die melancholische trekjes, dit alles schatplichtig aan de grote Bartok met een heel delicaat slot, uitstekend gebracht door dit Franse kwartet. Een openbaring dit vroege werk van Ligeti.
Kafka en Kurtàg, wie (of wat) moet je méér hebben om een uitzonderlijk concert te beleven. Duisternis en essentie alom. Een donker podium, zwart geklede uitvoerders, raadselachtige tekeningen geprojecteerd op een scherm, een violist en een sopraan met Kafka-Fragmente. Net zoals de teksten en schetsen van Kafka is de muziek van Kurtág op zijn minst beknopt. Kafka haatte bijvoeglijke naamwoorden, Kurtág is de miniaturist met noten op die “verloren woorden” van de schrijver. De violist, een schitterende Wibert Aerts, volgt en dwarst de teksten gezongen door sopraan Katrien Baerts (een openbaring). Ze zingt trefzeker vanaf de eerste noot met warme stem een kille tekst. “Die Guten gehn im gleichen Schritt….”. Onwillekeurig doet het je denken aan de liedkunst van Schubert. Muzikaal betekenis geven, hier niet aan een verhaal, maar wel aan een fragment, aan een aforisme, een gedachte, een emotie. Kafka’s tekeningen die dat illustreren schuiven en slingeren over het videoscherm. Een Rodin-achtige denker – een Kafkaiaans zelfportret? – komt een paar keer terug, figuurtjes , krabbels, strepen, allemaal verklankt door de boogstreken van de viool en de suggestieve zang. Vreemd soms. Maar zoals Kafka schrijft in één van zijn veertig korte fragmenten : “vanaf een bepaald punt is geen terugkeer mogelijk, dat punt moet je bereiken“. En Kurtag doet dat met de grootste zorgvuldigheid. Het festival geeft alvast jonge uitvoerders heerlijke kansen en het publiek uitzonderlijke ontdekkingen. Je zal die “Kafka-Fragmente” niet zo rap terug meemaken.
© Kevin Gaudeus © Kevin Gaudeus © Kevin Gaudeus © Kevin Gaudeus © Kevin GaudeusDe Hongaarse week van het festival besloot met een zondagse themadag over Béla Barók of liever over zijn strijkkwartetten. Het zijn er zes en hij schreef ze over een lange periode en ze tonen heel goed hoe die vorm zich bij hem ontwikkelde. Het eerste dateert uit 1909. Om je in de sfeer te brengen hanteert het festival al een tijd lang een eigen concept: dat van de zeer korte film fragmenten , dit keer dus over Bartók. Zijn doordringende oogopslag confronteert je meteen met een man uit wiens blik een rijk innerlijk licht straalt, zegt de commentaarstem. Dit strijkkwartet ligt nog in de vertrouwde traditie van het genre en vertolkt ook nog een romantisch gevoel. Het wordt perfect gespeeld door het Poolse Meccore String Quartet.
Het tweede introfilmpje toont hoe dicht Bartók bij de natuur leefde. En zijn tweede strijkkwartet komt nu van het Tsjechische Bennewitz Quartet. Ze beheersen volop de dynamiek, van pianissimo tot forte, die het werk vraagt. In een tijd van elektronische muziek ben je soms verbaasd hoeveel klank er ook uit akoestische instrumenten komt. Alles klinkt warmer en voller bij dit kwartet. Bartók is hier explosief, ritmisch obsederend maar ook indrukwekkend stil in het lento. Contrasten genoeg.
In het derde werk, uit 1927 al, gespeeld door hetzelfde kwartet hoor je al duidelijker atonaliteit en invloed van Bartóks etnologisch opzoekingswerk in het landelijk Hongarije. In het voorafgaande korte filmpje zie je hoe dat in zijn werk gaat en hoor je ook die “original field recordings”. Nummer drie is gewoon overweldigend en het slot ervan klinkt ongemeen krachtig.
Na de middag de overige drie. In de ochtendlijke inleiding wees Pieter Bergé, artistiek leider van het festival, ons erop hoe Bartók werkt met een tonale context die stabiliteit moet geven aan kleine en grotere dissonanten en ons daarmee altijd wat op een dwaalspoor brengt, weg van ons klassieke verwachtingspatroon. Dat blijkt al meteen uit zijn vierde kwartet. Nu is het Meccore String Quartet weer aan de beurt en het glinstert virtuoos in de pizzicato-gedeeltes van het werk. Ook het vijfde strijkkwartet is voor hen. Misschien wel het meest intense en diepgaande stuk en hier weer die Bartòk-pizzicati, dat ritmische vuurwerk, strakke unisono’s van nu eens twee, dan weer drie en ook alle vier de strijkers. Het is het Bennewitz-Quartet dat de dag mag afsluiten met het laatste en zesde strijkkwartet van de componist. Uit hun instrumenten kwamen voldragen en zuiver afgeronde klanken. Hier hoorde je alweer Bartóks componeren met die hamerende en strakke structuren. Hij lijkt er meer aandacht voor te hebben dan voor verhalende melodielijnen, soms zuinig, soms overdadig, soms verwrongen maar altijd met vindingrijke bewerkingen van het eenvoudige materiaal, “met metrische ontwrichting” noemt Pieter Bergé dat. Béla Bartók werkte met overtuiging aan zijn taak: van eenvoudige volksmuziek complexe kunstmuziek maken. Het was een ideale zondag om dieper kennis te maken met het oeuvre van deze lang miskende Hongaarse componist en etnoloog. En voor het Festival was het “opdracht volbracht:” het muzikale leven van Bartók ontdekken in zes strijkkwartetten.
Eerste concert: : “Zoals de nacht”
Tweede concert: “Verloren Woorden”
Derde concert: Bartok. Een leven in zes strijkkwartetten