I GROTTESCHI
Een nieuwe familiesaga, gedestilleerd uit L’Orfeo, Il ritorno d’Ulisse in patria en L’incoronazione di Poppea van Claudio Monteverdi
Claudio Monteverdi (1567-1643) stond mee aan de wieg van een nieuw genre dat de Griekse tragedie moest reconstrueren: de opera. Een van zijn eerste favole in musica volgt de zingende dichter Orpheus, die met zijn betoverende muziek de goden overtuigt om zijn geliefde Eurydice terug te halen uit de onderwereld. Schreef de jonge componist L’Orfeo (1607) voor een select publiek aan het hof van Mantua, dan creëerde de intussen volprezen meester met Il ritorno d’Ulisse in patria (1639-1640) zijn eerste muziekdrama voor de publieke scene van Venetië. Jarenlang speurt Penelope de horizon af, op zoek naar haar man Odysseus. Wanneer de koning van Ithaka eindelijk zijn thuishaven bereikt, blijkt zijn vrouw omgeven door opdringerige aanbidders, die hij incognito en met hulp van bovenaf moet zien te verdrijven. Een laatste stap zette Monteverdi met L’incoronazione di Poppea (1642), waarin de minnares van de Romeinse keizer Nero tot het uiterste gaat om zichzelf tot keizerin te kronen.
“Pur ti miro / Pur ti godo” [Ik kijk naar je / Ik verlang naar je], zingen Nerone en Poppea aan het eind, wanneer niets hen nog in de weg staat. Die tegenstelling, tussen louter observeren en begeren, vormt nu het uitgangspunt voor I Grotteschi, een nieuwe dubbelvoorstelling gedestilleerd uit de Monteverdi-trilogie. Op twee avonden maken we kennis met een succesvol familiebedrijf dat zich tijdens een pandemie afsluit van de buitenwereld. Terwijl Orpheus rouwt om zijn Eurydice, waakt de geduldige Penelope bij haar doodzieke man Odysseus. De jonge Nerone ziet zijn kans schoon en smeedt met Poppea plannen om het imperium te kapen. Gedreven door verlies en verlangen raken de geïsoleerde familieleden langzamerhand verwikkeld in een verstikkende machtsstrijd.
Regisseur Rafael R. Villalobos reduceerde de bijna vijftig oorspronkelijke rollen tot een kleine groep ‘grotesken’: geassembleerde personages die een allegorische naam dragen en soms méér dan twee gezichten hebben. Zijn doordachte hervertelling vraagt om een al even geïnformeerde muzikale visie, waarvoor de Munt kan rekenen op dirigent Leonardo García Alarcón en zijn ensemble Cappella Mediterranea.