BOLERO
DE BOLERO
Onderworpen aan het obsessieve orkestrale thema van Ravel, bewegen twaalf dansers bijna zielloos in een afgesloten en beperkte ruimte. Wanneer de bevrijdende finale klinkt, breken ze los, ze botsend tegen de stilte aan, ze voelen zich “buitengesloten”.
In opdracht van de Russische danseres Ida Rubinstein, een vriendin en mecenas van Maurice Ravel, werd dit “ballet met Spaans karakter” gecreëerd door het gezelschap Rubinstein, in een choreografie van Bronislava Nijinska. De Boléro ging in de Parijse Opéra op 22 november 1928 in première.
“In de synopsis speelde de actie zich af in een Andalusische taverne, waar een zigeunerin dansend op een tafel sensuele euforie onder de mannen uitlokte.
Ik ben afgeweken van deze verhaallijn, die in 1961 door Maurice Béjart werd bijgewerkt, om me alleen te concentreren op het muzikale motief dat Maurice Ravel op obsessieve wijze herhaalt tot de uiteindelijke apotheose. De componist maakte geen geheim van “muzikaal-seksuele” stijl van dit orkestrale crescendo en de finale.
In plaats van deze erotische parallel te laten zien, koos ik ervoor om de vrijheid weer te geven die geleidelijk aan wordt gewonnen uit opsluiting en nam ik de uitdaging aan om de dansers op te sluiten in een afgesloten en beperkte ruimte. Deze beperking bestaat in de uniciteit en de mechanische herhaling van het muzikale thema, dat letterlijk explodeert in een intense finale, gevolgd door stilte, wanneer de dansers zich “buitengesloten” voelen.” – Thierry Malandain