U gelooft al lang niet meer in muzikale sprookjes? Dan heeft u beslist de romantische vertellingen van het gelegenheidstrio De Clerck-Dieltjens-Kuijken in Kraainem gemist. Altviool, klarinet en klavier: meer hadden Schumann en Brahms niet nodig om enkele magische meesterwerken en -werkjes aan hun kamermuzikale oeuvre toe te voegen.
U gelooft al lang niet meer in muzikale sprookjes? Dan heeft u beslist de romantische vertellingen van het gelegenheidstrio De Clerck-Dieltjens-Kuijken in Kraainem gemist. Altviool, klarinet en klavier: meer hadden Schumann en Brahms niet nodig om enkele magische meesterwerken en -werkjes aan hun kamermuzikale oeuvre toe te voegen.
En in het geval van Brahms een flinke por in de rug van Richard Mühlfeld. Want wat als Johannes deze klarinettist in 1891 niet zou hebben ontmoet, zo vraagt Ignace Bossuyt zich in het programmaboekje af. Dan had de componist wellicht zijn pen aan de wilgen gehangen en waren diens klarinettrio, -kwintet en twee klarinetsonates nooit geschreven: een schrikbeeld voor menig blazer en bij uitbreiding elke altist, aangezien Brahms de beide sonates ook van een alternatieve altpartij voorzag.
Festival+
Het Festival van Vlaanderen Vlaams-Brabant presenteerde de klarinetsonates in het kader van Festival+: een concerttour doorheen de provincie waarin muzikanten van eigen bodem – in dit geval altviolist Paul De Clerck, klarinettist Benjamin Dieltjens en pianist Piet Kuijken – op vraag van de organisatie een nieuw programma voorbereiden dat tijdens het festival in première gaat. De tournee is niet alleen om muzikale redenen interessant, zo bleek algauw toen mijn vader en ik de parking van Saint Anthony's Parish opreden. Festival+ biedt tevens een goede gelegenheid om uitzonderlijke locaties in de Brusselse Rand te ontdekken. Of wist u dat er in Kraainem, te midden van het vredige groen, een moderne kerk verscholen ligt die de Engelstalige katholieke geloofsgemeenschap bedient? Die was immers gestaag gegroeid sinds de toetreding in 1973 van Ierland en het Verenigd Koninkrijk tot de toenmalige Europese Economische Gemeenschap. De gewezen tentoonstellingsruimte bezat in ieder geval de sereniteit waarin kamermuziek het best tot haar recht komt.
“Muzikale sprookjes” werd het concert met een knipoog naar het werk van die andere grote meneer op het programma betiteld. Robert Schumann, bij zijn verhuis naar Düsseldorf in 1850 aanvankelijk met open armen ontvangen als de “bedeutendste aller lebenden deutschen Instrumentalkomponisten”, schreef in die latere levensjaren zowel de Märchenbilder (1851) als de Märchenerzählungen (1853): in viervoud verpakte, woordeloze poëzie zonder buitenmuzikale strik rond. Eens smachtend en mijmerend, dan weer stormachtig vormen deze miniaturen een afspiegeling van Schumanns persoonlijke gespletenheid.
Träumereien
Met zowel de Märchenbilder als de transcriptie van Brahms' eerste klarinetsonate stond het eerste deel van de avond volledig in het teken van de altviool. Het was aan Paul De Clerck, een man die al zeer veel muzikale watertjes doorzwommen heeft en nog steeds geldt als één van de meest vooraanstaande altisten van ons land, om de veranderingen in Roberts gemoed op treffende wijze tot tot klinken te brengen. Hij werd daarin bijgestaan door Piet Kuijken: telg uit het beroemde muziekgeslacht en gewezen student van onder andere Jan Vermeulen en Menahem Pressler, de pianist en medeoprichter van het legendarische Beaux Arts Trio. Van bij aanvang maakte het duo op een overtuigende manier duidelijk dat (muzikale) beelden inderdaad meer kunnen zeggen dan woorden. En dat kwam het duidelijkst tot uiting in het derde stuk (Rasch), waarin beide heren samen met een springerige Schumann zonder struikelen van de realiteit leken weg te hollen om vervolgens hun toevlucht te zoeken in nostalgische Träumereien die ook in het openings- (Nicht schnell) en slottafereel (Langsam, mit melancholischem Ausdruck) alomtegenwoordig waren. Dat De Clerck en Kuijken daarbij steeds een compact geluid produceerden, pleit niet alleen voor hun technisch meesterschap, maar meer nog voor hun uitstekende gevoel voor timing. Voeg daar nog de vele prachtige nuances in de dynamiek bij, bijzonder uitgesproken in het ritmische tweede stuk (Lebhaft) of naar totale verstilling neigend in de afsluiter, en we kunnen gerust spreken van een doorleefde uitvoering.
En zo horen én zien we het natuurlijk graag, ook in Brahms' eerste altvioolsonate. Exponent van dit grote inlevingsvermogen was ongetwijfeld Kuijken, wiens meevoelen zo van het gelaat viel af te lezen. Zijn expressieve trekken klonken door in de korte aanslagen waarmee de impulsieve buien uit het dramatische appassionato-openingsdeel kracht werden bijgezet, maar evengoed in de delicate beheersing die van het fluwelen Andante een even opvallend als aangrijpend moment van contemplatie maakte. Hij werd daarbij ook geholpen door de in alle registers ronduit verrukkelijke klank van een Streicher-pianoforte, het instrument waarmee de jonge Schumann opgroeide en dat hem een leven lang lief is gebleven. Maar, iedereen weet: it takes two to tango. Of, zoals in dit geval met het luchtigere Allegretto grazioso, om innig te walsen. De rijke sonoriteit van De Clercks wijde boogstreken en zijn gesmaakte fraseringen, in het bijzonder in de virtuoze finale (Vivace), maakten het plaatje compleet. De kunst van kunst maken wordt in de toekomst de kunst van chemie creëren, lees ik in het editoriaal van het verjaardagsnummer van Rekto:verso. Dat die chemie tussen uitvoerders ook hic et nunc reeds van vitaal belang is, werd in Saint Anthony's Parish op magistrale wijze onderstreept. Vader Wieland Kuijken, aanwezig in het publiek, had alle reden om fier te zijn.
“Moeilijk”
Zo luidde nochtans mijn vaders oordeel over de zonet gehoorde sonate. En, toegegeven, het is zeker niet de eerste keer dat Brahms' kamermuziek die stempel krijgt. Het valt weliswaar – excusez le mot – moeilijk te rijmen met de hechte structuur en motivische verdichting die zo kenmerkend zijn voor diens werken. Ik ervaar het in ieder geval als de kracht van zijn muziek: net omdat ze inherent introvert is, geeft ze nooit meteen al haar geheimen prijs. Wat moeilijk is, is bovendien levensbelangrijk, vraag dat maar aan de kersverse Belgische Nobelprijswinnaar Natuurkunde. Of op zijn minst boeiend. En dus konden de toehoorders ook na de pauze hun hart ophalen aan de gemoedelijkere tweede sonate en het warme, milde geluid van de klarinet. Fräulein Klarinette van dienst, zoals Brahms zijn goede vriend en inspiratiebron Mühlfeld noemde, was Benjamin Dieltjens, die naast lid van deFilharmonie en het Orchestre des Champs Elysées ook in verschillende kamermuziekensembles actief (geweest) is.
Met zijn generatiegenoot Kuijken verzorgde Dieltjens, hier samen te beluisteren in het eerste van Schumanns Phantasiestücke, een in meerdere opzichten markante lezing. Hoe dat klonk? Gloedvol, door de veelheid aan kleuren – buitengewoon frappant in het het heerlijk wiegende middendeel – en tegelijk levendig, drijvend op een heldere articulatie die te gepasten tijde smaakvol werd geaccentueerd. Ondanks een bijwijlen weerbarstig instrument kwam het tweetal in de afsluitende variatiereeks helemaal los en speelde gedreven naar een uitbundige climax toe: een genot voor het publiek en een waar plezier voor de muzikanten zelf. De timbres van klarinet en pianoforte smolten daarbij zo ongedwongen samen, of hielden elkaar daarentegen in uiteenlopende registers op sublieme wijze in evenwicht, dat het buitengewoon jammer is dat er niet meer voor deze bezetting werd gecomponeerd. Al heeft de 20ste eeuw hier onder impuls van Brahms' tweeling wel een inhaalbeweging gemaakt.
In schoonheid
Na al het fraais dat reeds voorafging, zou het ietwat onzinnig zijn te stellen dat deze avond in schoonheid werd beëindigd. En toch … Kan het eigenlijk anders wanneer dit kwaliteitsvolle drietal samen het podium betreedt voor de Märchenerzählungen? Het antwoord laat zich raden. In elk van deze vertelsels, een laatste opflakkering van Schumanns ongebreidelde vermogen om associatief te denken voor diens fatale psychose, werd een perfecte balans bereikt, waardoor ieder instrument afwisselend op de voor- of achtergrond kon treden en de hartstochtelijke duetten tussen alt en klarinet knap uit de verf kwamen. Heel even leek de tijd als het ware stil te staan, met dank aan de bekoorlijke rallentando's in het trage deel (Ruhiges Tempo – mit zartem Audruck). Groot was dan weer het contrast met de capricieuze finale (Lebhaft, sehr markiert) waarin niet alleen voortreffelijk gefraseerd werd, maar waarin De Clerck, Dieltjens en Kuijken elkaar ook speels aanvuurden.
Dit concert kende vele momenten te mooi om waar te zijn en maakte aldus zijn naam meer dan waar. Er waren eens twee sonates, en u heeft ze gemist? Geen nood. Wie deze magische muziek nogmaals wil horen, trekt daarvoor aanstaande vrijdag naar het Museum Dhondt-Dhaenens in het Oost-Vlaamse Deurle.
Ook het Festival van Vlaanderen Vlaams-Brabant is nog tot en met 29 oktober volop aan de gang. U leest er meer over in de aankondiging van Klassiek Centraal.