Een seizoen lang plaatst het Brugs Concertgebouw de spotlights op Ludwig Van Beethoven. Nadat vorige maand diens piano’s tijdens een opmerkelijke driedaagse grondig onder de loep werden genomen, stond tijdens deze uitzonderlijke voordracht ’s mans vioolconcerto in de kijker. Samen met Lorenzo Gatto fileerde én speelde Le Concert Olympique onder leiding van Jan Caeyers deze ronduit machtige compositie.
Een seizoen lang plaatst het Brugs Concertgebouw de spotlights op Ludwig Van Beethoven. Nadat vorige maand diens piano’s tijdens een opmerkelijke driedaagse grondig onder de loep werden genomen, stond tijdens deze uitzonderlijke voordracht ’s mans vioolconcerto in de kijker. Samen met Lorenzo Gatto fileerde én speelde Le Concert Olympique onder leiding van Jan Caeyers deze ronduit machtige compositie.
“U gaat vanavond een primeur beleven”, zo stak Caeyers van wal. En jawel: dit lecture concert was voor de vele aanwezigen een unieke kans om Beethovens enige soloconcerto voor viool van binnenuit te leren kennen, zoals ook de organisatie met het nodige aplomb had aangekondigd. Want hoewel de tandem Gatto-Caeyers vorige week verschillende nationale podia (deSingel, Flagey, CCHA) aandeed met een programma waarin het vioolconcerto en de vierde symfonie – beide in 1806 gecomponeerd – broederlijk naast elkaar stonden, toch was deze coda in Brugge door haar educatieve opzet en exclusieve focus op het concerto net even anders. Het fenomeen van het lecture recital mag dan al even ingeburgerd zijn, samen met Jan Caeyers als bevlogen spreker-dirigent, een gemotiveerd orkest én een gewezen runner-up van de Koningin Elisabethwedstrijd dieper in de muziek duiken, is daarentegen een hoogst zeldzame opportuniteit. Eentje van het niet te missen soort.
Overigens was Klassiek Centraal ook op de première van deze concertreeks aanwezig. Wat collega-recensent Milo Derdeyn op 14 november in Antwerpen zag en hoorde, leest u hier. Net als hem was ik zeer benieuwd naar hoe een opvallend jeugdig Le Concert Olympique dit werk samen met de al even jonge Lorenzo Gatto (°1986) tot leven zou wekken. De keuze voor Gatto noemt Caeyers in een kort interview met Agenda. Uit in Brussel een teken van chauvinisme. “Wij zijn een Belgisch orkest dat in eigen land een violist van dat niveau heeft. Waarom zouden we die dan elders gaan zoeken?” Daar is inderdaad geen enkele reden toe. Of ze zou van buitenmuzikale aard moeten zijn, zoals u verderop kan lezen.
Daad van egoïsme
Alvorens het vioolconcerto meer in detail te gaan ontrafelen, zoomde Caeyers in op de context waarin dit meeslepende meesterwerk op papier werd gezet. Een kolfje naar de hand van deze internationaal gerespecteerde Beethoven-autoriteit. Zo werd de Duitse vertaling van zijn erudiete biografie, Beethoven. Der einsame Revolutionär, eerder deze week in Wenen voorgesteld. Een boek dat deuren opent, ook voor Le Concert Olympique. Want gisteren stonden haar musici in de statige Großer Saal van de eerbiedwaardige Musikverein op de planken: een belangrijke afspraak voor een orkest dat in de woorden van haar mentor tegen 2020 en de viering van Beethovens 250ste verjaardag een internationale referentie wil zijn. Zoveel ambitie is haast on-Belgisch, maar verdient elke aanmoediging.
“In die tijd schreven de meeste virtuozen hun eigen concerto, denk aan Paganini, Chopin en Liszt.” Dat het klaviertalent Beethoven zijn vijf pianoconcerti uitsluitend voor strikt eigen gebruik heeft gecomponeerd, was dus de logica zelve: een daad van egoïsme waarvoor elke melomaan de Duitse maestro zal bedanken. Dat Ludwig zich toch aan een vioolconcerto waagde, zo ging Caeyers verder, lag dus veel minder voor de hand, maar vloeide voort uit dankbaarheid voor Franz Clement (1780-1842): de concertmeester en direttore die aan het Theater an der Wien menig première van diens werk verzorgde. Omwille van Beethovens beperkte ervaring met het vioolidioom was hij bij het neerpennen van het concerto ook aangewezen op de knowhow van zijn goede vriend: een samenwerking die doet denken aan de nauwe band tussen Joseph Joachim en Brahms, die verderop in de 19de eeuw eveneens vrucht zou afwerpen. Maar belangrijker nog was dat het eindresultaat op de onevenwichtige, ietwat eenzijdige techniek van zijn eigenzinnige partner in composition was toegeschreven. En dus is het van bij aanvang van het werk goed te horen dat Clement maar wat graag de hoge registers van zijn instrument opzocht.
Dominant orkest
Omwille van Clements karakteristieke spel en de specifieke kenmerken van de viool – een per definitie melodisch, in de regel eenstemmig instrument met een beperktere range dan het klavier – neemt Beethoven een beslissing die volgens Caeyers “essentieel” is om dit concerto te begrijpen: hij laat het overgrote deel van de muzikale thema's in het orkest tot ontwikkeling komen, en dit terwijl de viool begeleidingen speelt, commentaar levert of replieken geeft. Het vioolconcerto wordt bijgevolg gedomineerd door het orkest, hetgeen van dit werk een buitenbeentje maakt. Bovendien laat de stoutmoedige componist de eerste beweging (allegro ma non troppo) beginnen én overheersen door het tegendeel van een melodisch thema: een ritmisch motief van vijf tonen in de pauken dat in verschillende vormen en instrumentengroepen steeds opnieuw opduikt en vervolgens gemanipuleerd wordt om nieuwe thema's te introduceren. Zodoende is dit openingsdeel opgebouwd uit vijf korte, duidelijk afgebakende thema's, die achtereenvolgens op een emotioneel neutrale en intellectueel afstandelijke manier worden voorgesteld en verderop in het stuk door Beethoven gedeconstrueerd worden. Caeyers overloopt dit vijftal samen met het publiek, wijst ook op de onderlinge hiërarchie (én de pracht van het lyrische neventhema!), maar toont door een korte vergelijking met de aanhef van de vierde symfonie eveneens aan hoe deze sequentiële aanpak grondig verschilt van de dramatisch-doorwrochte expositie eigen aan het symfonische genre.
En dan komt eindelijk de solist aan het woord. Niet letterlijk weliswaar, en evenmin met het hoofdthema, maar wel met een totaal onverwachte solo. Op kousenvoeten mengt hij zich in de debatten en zet algauw hoog in, of wat dacht u. In wat daarna volgt gaat de violist naar goede gewoonte met de thema's op wandel, maar veel vaker nog slaat hij in Beethovens concerto vrij aan het fantaseren. Want virtuositeit had in de romantiek niet alleen met technische hoogstandjes te maken, maar zeker zoveel met verbeeldingskracht. En dus vertelt Gatto als het ware een verhaal, terwijl het orkest de thema’s speelt. Dat levert enkele heerlijke passages op die door hun quasi-improvisatorisch karakter ook nog eens bijzonder modern, zelfs ietwat jazzy aanvoelen.
Geniale inval
Maar een soloconcerto is natuurlijk niet af zonder een cadenza: een “improvisatie in het kwadraat”, dixit Caeyers, die in Beethovens tijd ter plekke werd uitgevonden. Voor zijn pianoconcerti kwam Beethoven uiteraard met eigen cadensen op de proppen, maar voor de viool waagde hij zich daar niet aan. Ook het huidige violistengild zoekt trouwens de inspiratie bij illustere voorgangers. Aldus opteerde Gatto deze avond voor de cadens die door Fritz Kreisler (1875-1962) werd uitgeschreven. Die biedt met enkele aartsmoeilijke dubbelgrepen een tegengewicht voor de eenzijdige viooltechnische schriftuur van het vioolconcerto en is mede daarom uitermate populair. “En dan komt het wonder”: het slot van het openingsdeel – de coda – waarin Beethoven een laatste keer verrassend uitpakt. Op het moment dat niemand het nog verwacht, laat hij het verrukkelijke neventhema in het normale middenregister van de viool weerklinken met enkel een sobere orkestbegeleiding: de wereld op zijn kop. “Dat is nu de inval van een genie!”, besluit een enthousiaste Caeyers.
In tegenstelling tot de breedvoerige eerste beweging staat Caeyers veel minder lang stil bij het “antieke” larghetto en het daaruit voortvloeiende, “briljante” rondo. Maar dat hij een zeer geëngageerd verteller is, stelde ik naar aanleiding van zijn Beethoven-monoloog reeds eerder vast en werd nogmaals bevestigd. Je hangt als het ware aan zijn lippen. Hij bezit de dankbare gave om klassieke muziek voor een ruim publiek toegankelijk te maken. Als een volleerd pedagoog schuwt hij het vakjargon nochtans niet, maar moeilijke termen worden tot een minimum beperkt of op een bevattelijke manier geduid. Tijdens de muziekfragmenten hoorde je Caeyers door zijn microfoontje met volle overgave meeleven, ademen en zoemen met de muziek: een energie die afstraalde op het orkest. En Gatto? Die liet tijdens dit eerste deel enkel zijn viool spreken. Een beetje jammer eigenlijk, want dat hij als solist ook zinnige dingen over het concerto in te brengen had, staat buiten kijf. Was deze rolverdeling op voorhand afgesproken? Of zou een microotje zijn vioolspel onaangenaam versterkt hebben? Waarschijnlijk het laatste. Een gebrekkig Nederlands kon allerminst de aanleiding geweest zijn, aangezien deze minzame jongeman niet alleen vloeiend is in de taal der muziek. Hoe dan ook een gemiste kans, die na afloop en een duizelingwekkend toemaatje door het voltallige publiek met de mantel der liefde werd bedekt.
Rock-'n-roll
Voor het zover was, werd het vioolconcerto na de pauze natuurlijk volledig doorgespeeld. Hing er tijdens de première in deSingel blijkbaar wat stress in de lucht, dan was daar deze avond bij de solist niets van te merken, integendeel. Gatto bleef loepzuiver van begin tot eind en zijn cadensen waren puur en onversneden rock-'n-roll. Dit is een man met culot, zoals ze in zijn geboortestad Brussel zouden zeggen. Iemand die niets aan het toeval overlaat en dus voor zijn intrede even met het orkest samenspeelt om de vingers op te warmen. Bovendien spreekt Gatto met zijn knappe looks ook het jonge vrouwvolk aan. Wie zei daar ook alweer dat klassiek iets voor bejaarden is? Ook Le Concert Olympique maakte een overtuigende beurt. Dit mag dan al een projectorkest zijn, en sommigen zouden het zelfs ietwat oneerbiedig een “telefoonorkest” noemen, maar dat is dan buiten het uitgebreide adresboekje van Caeyers gerekend. Zowel individueel als in groep wordt er op hoog niveau gemusiceerd. Meer nog dan de homogene klank vallen het volgehouden legato in de houtblazers en de indrukwekkende dynamische nuances op. 2020 is nog veraf en de lat ligt hoog, maar Caeyers en zijn musici zijn duidelijk op de goede weg om hun uitgesproken ambitie waar te maken…
“Een concert is haast altijd goed, een voetbalwedstrijd de helft van de keren niet. Of het spel is niet om aan te zien, of er wordt verloren.” Hans Vandeweghe kwam in een lezenswaardig opiniestuk voor De Standaard over de (zelfverklaarde) hype rond de Rode Duivels als vanouds gevat uit de hoek (vrijdag 22 november, p. 43). En op muzikaal vlak heeft deze sportjournalist alleszins groot gelijk. Alleen was dit lecture concert niet alleen zéér goed, maar ook bijzonder boeiend, en het veelzijdige spel van de solist niet enkel mooi om aan te zien, maar ook om te aanhoren. Deze avond leverde dus alleen maar winnaars op.
PS: u kan met Klassiek Centraal 5×2 vrijkaarten winnen voor de muzikale monoloog van Jan Caeyers “Beethoven: een componistenportret” op zondag 15 december 2013 in de Sint-Niklaaskerk te Willebroek. Meer informatie over deze en twee andere wedstrijden vindt u in onze nieuwsbrief van november.