Voor het laatste concert van 2013 was het uitkijken naar het “op en top Belgische” Quatuor Alfama. De concertreeks SCOOP bracht hen naar het Concertgebouw Brugge, waar het jonge ensemble de Eerste en Tweede Weense School vakkundig aan elkaar knoopte. Het publiek schaarde zich met veel plezier mee om de partituur.
Voor het laatste concert van 2013 was het uitkijken naar het “op en top Belgische” Quatuor Alfama. De concertreeks SCOOP bracht hen naar het Concertgebouw Brugge, waar het jonge ensemble de Eerste en Tweede Weense School vakkundig aan elkaar knoopte. Het publiek schaarde zich met veel plezier mee om de partituur.
Tijd scherpt het verlangen. Want was het deze zomer mis poes – het Brusselse conservatorium zat immers afgeladen vol voor hun uitvoering van Schuberts epische strijkkwintet tijdens het festival Midis-Minimes – dan lukte het vorige week eindelijk wel: een concert van het Quatuor Alfama bijwonen. Dit “op en top Belgische” strijkkwartet, genoemd naar een van de oudste (en beroemdste) wijken van Lissabon, beschikt met violistes Elsa de Lacerda en Céline Bodson over een eveneens op en top vrouwelijke, Waalse “bovenbouw”, terwijl altist Kris Hellemans en cellist Renaat Ackaert de mannelijke, Vlaamse “onderbouw” verzorgen. De leden van het ensemble vonden elkaar in 2005 eerder bij toeval en timmeren sindsdien samen aan de weg. Het viertal paste dus perfect binnen het plaatje van de concertreeks SCOOP, waarmee het Brugse Concertgebouw de carrière van jonge kamermuziekensembles een extra duwtje in de rug wil geven met een concert én liveopname.
Samenwerkingsfederalisme?
Profileren de dames zich in de eerste plaats met intieme kamermuziek, dan werpen Hellemans en Ackaert zich als aanvoerders van hun instrumentengroep in het Symfonieorkest Vlaanderen ook op het “grotere” repertoire. En toch geniet het Quatuor Alfama voornamelijk in de Franstalige pers aandacht. Omdat de Lacerda af en toe presenteert op Musiq'3 en dus een voet tussen de deur heeft bij de media in het zuiden van ons land? Of omdat het ensemble gesteund wordt door de Franse Gemeenschap van België? Het zal allicht allebei wel een rol spelen. Hoe dan ook is de aandacht voor klassieke muziek in de Vlaamse kranten en weekbladen sowieso aan de magere kant. En bij de beleidsmakers is het ook al huilen met de pet op. Want zo niet onbegrijpelijk is het toch frappant dat dit kwartet geen steun uit Vlaamse hoek ontvangt. Verboden van twee walletjes te eten, zoiets? Of kon de Frans-Portugese naam niet door de beugel? Het zou nochtans een zeer mooi voorbeeld van samenwerkingsfederalisme zijn.
Voor hun laatste cd getiteld “Quartettsatz” (Fuga Libera, 2011, FUG 582) ging het Quatuor Alfama snuisteren in voor het grote publiek onbekende schetsen, proeven en karakterwerken: een idee dat ontstond met de opvallend Brahmsiaanse Langsamer Satz (1905) van Anton von Webern. Op deze afwisselende bloemlezing vinden we ook het levendige Presto (ca. 1895) terug van diens goeddeels autodidactische leermeester Arnold Schönberg, die smalend professor in dissonantie werd genoemd. Beide werken sierden ook het programma van deze avond. Waaraan Schönberg deze spotnaam precies te danken had, komen we tijdens dit concert dus niet te weten, want deze laatromantische stukken zijn allerminst representatief voor de vooruitstrevende, en door een deel van het publiek onbegrepen, atonale muziek die later het levenslicht zag. Pedagoog en pupil vertegenwoordigden vanavond de Tweede Weense School. Hun beider eenakters uit het fin de siècle werden gekoppeld aan twee kwartetten die honderd jaar vroeger werden gecomponeerd door grootmeesters uit de Eerste Weense School: het vierde Erdödy-kwartet, bijgenaamd “Sonnenaufgang”, van een uit Londen teruggekeerde Haydn op het hoogtepunt van zijn roem en kunnen (1797) en Beethovens nummer drie uit zijn zeskoppige opus 18, ondanks deze volgorde wel degelijk zijn eerste worp in het genre (1798-1799).
Troeven op tafel
Voor recensenten uit binnen- én buitenland was “Quartettsatz” een originele openbaring. “[…] un programme qui vaut autant pour sa variété que pour la qualité de l'interprétation”, klonk het bij Patrick Szersnovicz in het toonaangevende Diapason. Of zoals Carlos María Solare in The Strad ook mijn gevoel verwoordde: “This carefully produced recording has made me really curious to hear the group in concert […].” Benieuwd dus, en ik was zeker niet de enige. Het talrijk opgekomen publiek schaarde zich in de vier hoeken van het parterre van de Kamermuziekzaal om de musici. Die zaten in een volledige cirkel rond de opnameapparatuur: vanuit productietechnisch oogpunt wellicht de beste optie, en er bestaat ook geen betere manier om een waarachtig gevoel van gelijkwaardigheid te creëren, maar of deze opstelling ook voor de toehoorders de beste balans opleverde? Twijfel. Misschien ware het deze keer toch beter geweest om de balkonnetjes op te zoeken, dacht ik bij mezelf terwijl ik de imposante rug van de cellist monsterde. Het is weliswaar één van de aardigheden van deze ruimte: de beleving is vele malen intenser als je zo dicht bij de actie zit.
Subtiliteit, elegantie en dynamisme zijn naar eigen zeggen de drie voornaamste troefkaarten van het Quatuor Alfama. Die werden in de eerste maten van Haydns “Sonnenaufgang” ook meteen op tafel gelegd. De rijzende zon werd op een fijnzinnige toon bezongen door de eerste viool terwijl lange, uitgesponnen lijnen in de begeleiding fijntjes aanzwollen. De punch in de doorwerking en net iets forsere accenten in de reprise maakten van deze eerste beweging (allegro con spirito) van begin tot einde een boeiende luisterervaring. Deze veelbelovende start kreeg in de aansluitende delen een overtuigend vervolg, getuige de prachtig volgehouden versmelting van timbres in het sombere adagio en een swingend menuet met zijn afgemeten, doch pittige articulatie. Veel bezieling en gedrevenheid was er ten slotte ook in de levenslustige, maar ritmisch bijzonder veeleisende finale. Vertoonde de samenklank bij het langzaam opdrijven van het tempo soms barstjes, dan kwam het geheel tijdens het duizelingwekkende slot toch nog op zijn pootjes terecht. Haydns onstuimige finale was ook de perfecte opmaat voor Schönbergs Presto: een rusteloze aaneenschakeling van met elkaar verwante thema's en ritmische motieven die samen één brok energie vormen. En dus werd er zeven minuten lang in de hoogste versnelling gemusiceerd en gedialogeerd. Qua timing een niet te onderschatten horde, maar eentje die secuur werd genomen. Enkel bij het verlaten van het podium viel enige aarzeling te bespeuren. Oh ja: was de balans voor aanvang nog een zorg, dan bleek die vrees gelukkig volkomen onterecht.
Rijzende ster
Na de pauze mocht het Quatuor Alfama aan de slag met de componist die hen het nauwst aan het hart ligt: Beethoven. Diens allereerste strijkkwartet is een stuk waaraan elke melomaan zich haast moeiteloos kan opwarmen. Het houdt zich met zijn zorgeloze lyriek en zachtmoedige karakter ver van de bijwijlen onnavolgbare esthetiek van zijn late kwartetten, maar getuigt niettemin op geheel eigen wijze van Beethovens meesterlijke scheppingskracht. Voor de uitvoerders geldt bovenal de briljante presto-finale als lakmoesproef: o zo delicaat en moeilijk, maar het is net dit uitbundige slot dat bij de luisteraar al dan niet blijft nazinderen. Het Quatuor Alfama legde opnieuw hart en ziel in haar (samen)spel. Tijdens enkele opzwepende passages bewogen de benen van beide violistes lustig mee. Het andante con moto was doorvoeld, genereus en opvallend rijk aan kleur. Dit was, kortom, een grandioze prestatie die aantoonde tot wat dit kwartet in staat is. En dat is zo te horen zeer veel. Het gezapige tempo van het scherzo, hoewel prima gefraseerd, deed vermoeden dat het viertal zich reeds spaarde voor het uitdagende besluit dat nog volgde. In die geanimeerde laatste beweging hield het viertal er de vaart wel goed in. Risico's werden daarbij niet geschuwd, en dat bleek ook de enig juiste optie. Minder gelukkig was daarentegen de keuze om met een hartverscheurend werk als von Weberns Langsamer Satz deze avond af te sluiten: een uiting van dat onbestemde gevoel eigen aan de eeuwwisseling. Hoewel er op de uitvoering weinig af te dingen viel – integendeel, het kwartet zette andermaal haar dynamisme en zin voor nuance in de verf – was dit letterlijk een einde in mineur. Zoals verwacht niet de beste manier om het publiek een daverend applaus te ontlokken. Met een streep Frédéric Devreese werd het concert alsnog op een luchtigere noot afgesloten.
Het Quatuor Alfama is zonder de minste twijfel een rijzende ster aan het Belgische kamermuzikale firmament. Eentje om in 2014 absoluut verder in het oog en oor te houden. En daar is ook ruim de mogelijkheid toe. Zo zet het ensemble op woensdag 8 januari in het Muziekinstrumentenmuseum het nieuwe jaar muzikaal in met een concert in de reeks Middagconcerten en is het op 27 april te gast in hartje Gent tijdens een van de Stapelconcerten in Cultuurkapel Sint-Vincent. In Brugge blijft men het ondertussen in Wenen zoeken. Het Solistenensemble Kaleidoskop gaat op 16 januari nog een stapje verder dan Alfama door muziek van de Derde Weense School (Roman Haubenstock-Ramati, Beat Furrer, Peter Ablinger) met haar voorlopers te combineren.
Genoeg momenten dus om ook volgend jaar uw muzikale hart aan op te halen.
PS: Hebt u kinderen tussen 5 en 11 jaar? Dan heeft het Quatuor Alfama nog een ideetje voor onder uw kerstboom. Zeer recent, en met dank aan het fenomeen crowdsourcing, bracht het viertal samen met vertelster Ariane Rousseau en illustratrice Madeleine Tirtiaux “Le rêve d'Ariane” uit. Deze luister-cd met prentenboek vertelt de geschiedenis van het strijkkwartet aan het jonge volkje en volgt op de gelijknamige familievoorstelling waarmee het kwartet in Frankrijk en Wallonië reeds veel lof oogste. Een Nederlandstalige opvoering en uitgave staan in de steigers. Wederom “une création 100% belge!” om te beleven en herbeleven.