Het Debussyjaar loopt op zijn laatste benen. De componist die 150 jaar geleden geboren werd, sierde de voorbije maanden menig concertprogramma. Op 23 oktober bracht ook Krystian Zimerman hulde aan deze 20ste-eeuwse Franse vernieuwer. De gefêteerde pianolegende schoot in BOZAR ietwat aarzelend uit de startblokken, maar putte geleidelijk aan uit alle registers delicate schoonheid en bruisende energie.
Het Debussyjaar loopt op zijn laatste benen. De componist die 150 jaar geleden geboren werd, sierde de voorbije maanden menig concertprogramma. Op 23 oktober bracht ook Krystian Zimerman hulde aan deze 20ste-eeuwse Franse vernieuwer. De gefêteerde pianolegende schoot in BOZAR ietwat aarzelend uit de startblokken, maar putte geleidelijk aan uit alle registers delicate schoonheid en bruisende energie.
Een niet te missen zeldzaamheid: zo kan je een pianorecital van Krystian Zimerman (°1956) zonder enig overdrijven omschrijven. Wat was aangekondigd als een avondvullende hommage aan Claude Debussy (1862-1918), werd uiteindelijk een gevarieerd programma waarin ook Szymanowski, en vooral Brahms, een hoofdrol opeisten. Ook de solist zelf bevond zich net iets meer dan anders in de schijnwerpers. Dit seizoen staat Zimerman immers een halve eeuw als uitvoerend musicus op de planken. Een concert op een Sint-Niklaasfeestje in een fabrieksgebouw in Pools Silezië betekende voor het zesjarige ventje het onvermoede startschot voor een prachtige muzikale reis.
“Wanneer je jezelf de reiskosten niet kunt veroorloven, is het goed om dit met je verbeelding te compenseren”, schreef Debussy in september 1903 aan een goede vriend. Dat de Fransman uitblonk in het verklanken van exotische werelden en suggestieve taferelen, bewees het eerste deel van het recital, waarin de drie Estampes en een selectie van zes stukken uit het eerste boek Préludes werden uitgevoerd. Deze beide bundels behoren ongetwijfeld tot de hoogtepunten uit het rijke piano-oeuvre van de componist. Met zijn “prentkaarten”, voltooid in juli 1903, schiep Debussy sfeerbeelden van respectievelijk Oost-Azië (met de pentatonische Pagodes), het Moorse Spanje (de Habanera-ritmiek uit La soirée dans Grenade) en een in regensluiers gehulde tuin in Parijs (Jardins sous la pluie). Zimerman speelt deze miniaturen als het ware met fluwelen handschoenen aan: uiterst delicaat beroert hij zijn instrument – en een eerste maal ook het publiek – fortissimo's en pianissimo's zowel als de linker- en de rechterhand in een voldragen balans. Elk stuk wordt met finesse gearticuleerd en bijzonder veel zorg afgewerkt, tot en met de allerlaatste zucht. En toch werd je als luisteraar nog niet volledig gegrepen. Het klonk allemaal voortreffelijk, dat zeker, maar nog onvoldoende doorleefd.
Die bevlogenheid kregen de toehoorders tijdens de daaropvolgende preludes langzamerhand wel geserveerd. Debussy had naar eigen zeggen de bedoeling om onuitsprekelijke gevoelens toch uit te drukken in en doorheen de muziek, en deze en passant te bevrijden van “des traditions arides qui l'étouffent”. Nochtans componeerde de man met zijn twee boeken van in totaal 24 preludes (1909-1913) in de traditie van Bach en Chopin. Maar veel meer dan een respectvolle knipoog naar deze grote roergangers waren zijn preludes weliswaar niet. Want zoals Debussy ze opvatte, vormden deze stukken een belangrijk onderdeel van vernieuwing in de klassieke muziek. Het zijn één voor één prikkelende, korte pianowerkjes die zonder veel moeite op zichzelf kunnen staan. Inventief, niet aan formele eisen gebonden, maar desondanks toch toegankelijk en, opvallend genoeg, voorzien van een zonderlinge ondertitel: een suggestie van inspiratie die steeds vooraf werd gegaan door drie puntjes. Debussy wou duidelijk de eigen fantasie van zijn publiek aan het werk zetten, allerminst muziek met een programmatische inslag schrijven.
Zimermans bloemlezing uit de preludes startte met Voiles, gevolgd door het speelse karakterstuk Minstrels, Des pas sur la neige, La fille aux cheveux de lin, La cathédrale engloutie en Ce qu'a vu le vent d'Ouest als virtuoze afsluiter. De gracieuze Pool bevestigt niet alleen zijn volkomen meesterschap over deze moderne muziek, maar etaleert daarenboven een zeldzaam gevoel voor kleur (in Voiles) en een markant begrip voor het ongehoorde (in Des pas sur la neige). Het feeërieke La fille aux cheveux de lin tovert Zimerman om tot een haast perfecte poëtische declamatie, met een verfijnd rubato dat het geheel niet enkel douce, maar bij uitstek expressif maakte. Maar Debussy zou vast nog het meest van al in de wolken zijn geweest met de geëngageerde manier waarop de laatste twee stukken werden gebracht. In La cathédrale engloutie bereikte Zimerman aldus een ongehoord dynamische range: uitersten die de pianist ook zelf niet onberoerd lieten. De man was nu zicht- en hoorbaar dermate doordrongen van deze muziek, dat de aartsmoeilijke toccata Ce qu'a vu le vent d'Ouest een onstuimige wervelwind werd die Zimerman aan het eind ook letterlijk van zijn zitbankje omhoog blies. En het publiek naar een welgekomen adempauze deed snakken.
In het tweede deel van het recital werden Szymanowski en Brahms ten gehore gebracht. Het is de belangrijke verdienste van onder andere Karol Szymanowski (1882-1937) dat hij de Poolse muziek, die sinds Chopin nauwelijks geëvolueerd was, van nieuwe impulsen heeft voorzien. En hoewel zijn vroege pianomuziek zeker nog schatplichtig is aan diens mythische landgenoot, toch bevat zijn allereerste opus – 9 preludes gecomponeerd aan het eind van de 19de eeuw, waarvan de nummers 1 (B-klein), 2 (D-klein) en 8 (E-mineur) van het blad werden uitgevoerd – naast een grote dosis typisch Slavische melancholie ook duidelijk vernieuwende harmonieën. Zimerman wekt zijn Szymanowski op een genuanceerde, soms lyrische doch altijd beheerste manier tot leven. En dat levert meeslepende, uiterst gevoelvolle muziek op.
Met het laatste stuk van deze avond, de tweede pianosonate in f (opus 2) van Johannes Brahms (1833-1897) werd de grootste rariteit voor de finale opgespaard. De perfectionist Zimerman liet immers zijn opname van dit werk – op 24-jarige leeftijd gemaakt voor het legendarische Deutsche Grammophon – uit onvrede met de kwaliteit ervan uit de handel nemen. De cd is daardoor een kostbaar kleinood geworden, want nog nauwelijks te vinden. Benieuwd hoe Zimermans uitvoering zovele jaren later zou klinken. Het orkestrale karakter van de beide hoekdelen van de sonate, geconcipieerd in 1852, werden met veel drama en woeste kracht geëvoceerd. Maar zeker in het afsluitende allegro non troppo kwam de melodische frasering op die manier te gehaast over. In het andante con espressione liet Zimerman de verschillende registers met veel zin voor nuance met elkaar in dialoog gaan, terwijl door de gedurfde rusten in het onheilspellende scherzo de lyriek van het trio extra uit de verf kwam. Al bij al een meer dan lovenswaardig orgelpunt, maar desondanks geen totale triomf.
Niettegenstaande de lange rij aan de kassa's was de Henry Le Boeufzaal voor dit recital niet volgelopen. Doodzonde eigenlijk, want elk optreden van Zimerman is en blijft er eentje om hartgrondig te koesteren. Mede daarom was het extra jammer dat, ondanks het aanhoudende applaus, een bisnummer toch uitbleef.