Op vrijdag 30 augustus vond in Hangar 29 aan de Schelde in Antwerpen de uitvoering plaats van het oratorium De Schelde van Peter Benoit op tekst van Emmanuel Hiel.
De Britse dirigent Martyn Brabbins dirigeerde deFilharmonie, ook Royal Flemish Philharmonic genoemd. Verder gaven zowel Het Vlaams Radio Koor als het Groot Omroepkoor uit Nederland present, evenals een schare solozangers. Aanleiding van dit groots evenement is 150 jaar Schelde Vrij. In 1863 werd immers de Nederlandse tol voor de Schelde afgekocht en kon de groei van Antwerpen tot een echte metropool beginnen.
Eerlijk gezegd vreesden we wat akoestiek betreft het ergste in deze hangar. Groot was onze verwondering toen alle muzikale details toch goed tot zijn recht kwamen, zelfs beter dan in sommige professionele concertzalen. Een immens grote projectie van een ingebeelde stroom op één van de lange wanden stelde de Schelde voor, die trouwens een tiental meter verder echt vloeide.
Het oratorium De Schelde bestaat uit drie delen. In het eerste deel bezingt een dichter de stroom, uitstekend vertolkt door bariton Werner Van Mechelen met een krachtige stem en duidelijke articulatie. Het jonge verliefde paartje, gebracht door tenor Gijs Van der Linden en sopraan Cathy Van Roy, klonk, alhoewel muzikaal, net ietsje zwakker en minder duidelijk, terwijl de vaarman (bariton Kris Belligh) die het koppel uitnodigt tot een boottochtje, niet veel moest onderdoen voor zijn collega-bariton.
Het tweede deel is veel dramatischer en muzikaal ook interessanter. De Vlaamse geschiedenis met zijn Kerels, Klauwaerts en Geuzen leent zich er dan ook toe. In dit tweede deel hoort men al een aanzet tot het lied “Waar Maas en Schelde vloeien”. Bij de strijd tussen Leliaarts en Klauwaarts hoort men dat de koren echt van topkwaliteit zijn met hun perfecte timing, ritmiek en intonatie. Ook tenor Willem Van der Heyden als aanvoerder der Leliaarts en bas Kurt Gysen als geest van historische figuren kwijten zich uitstekend van hun taak. Hier is het duidelijk dat Benoit gerust tussen Schumann, Liszt, Gounod en Berlioz mag staan met zijn oratorium. Als apotheose van het tweede deel weerklinkt het Wilhelmus, als ode aan de Groot-Nederlandse gedachte.
Het laatste deel is een lofzang aan de haven en de schepen met zijn matrozen, kooplieden en nijveraars. Hier toont Benoit zich een meester in het laten samenvloeien van eerder gebruikte thema’s. Als slot laat hij de prachtige melodie van “Waar Maas en Schelde vloeien” volledig horen, echter in het oratorium met een andere tekst dan wanneer het lied afzonderlijk gebracht wordt. Na een meer dan welverdiend applaus voor de dirigent, het orkest, de solisten en de koren kregen we als toemaatje nog een speciale groet. De poort van de hangar opende zich en drie boten lieten hun stoomfluiten horen terwijl ze water spoten en als het ware een rondedansje maakte op de Schelde. Dit oratorium mag gerust wat meer uitgevoerd worden, niet alleen als symbool van samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland, maar ook voor zijn uitzonderlijke, muzikale kwaliteiten.